ECLI:NL:RBMNE:2014:5269

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
16/701518-13 (0-dv, A-dv en B-dv) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor meerdere zware strafbare feiten, waaronder plofkraken en drugshandel

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks zware strafbare feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor zijn betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen voor plof- en ramkraken, een museumroof in Gouda en een ramkraak op een juwelier in Roosendaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte een criminele organisatie heeft gevormd die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder diefstallen en drugshandel. De verdachte heeft in de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 juni 2013 diverse voorbereidingen getroffen voor het plegen van deze misdrijven, waaronder het voorhanden hebben van explosieven, wapens en drugs. De rechtbank heeft ook bewijs gevonden in de vorm van afgeluisterde gesprekken waarin de verdachte en zijn medeverdachte hun plannen bespraken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, waaronder een inbraak in IJsselstein, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die acht jaar gevangenisstraf had geëist, gematigd en een gevangenisstraf van zes jaar opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701518-13 (0-dv, A-dv en B-dv) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 oktober 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] (Frankrijk),
wonende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2014, 17 april 2014, 15 juli 2014, 2 oktober 2014, 6 oktober 2014, 7 oktober 2014 en 14 oktober 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
0-dagvaarding
Ten aanzien van feit 1: in de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 juni 2013 samen met een ander ter voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing en/of een vernieling aan enig gebouw, een aantal voorwerpen heeft gehad bestemd tot het begaan van die misdrijven;
Ten aanzien van feit 2: op 21 juni 2013 samen met een ander 25 patronen voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 3: op 21 juni 2013 samen met een ander slagpijpjes en springstof voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 4: op 21 juni 2013 samen met een ander 0.15 gram cocaïne en 207 XTC pillen aanwezig heeft gehad;
Ten aanzien van feit 5: op 21 juni 2013 samen met een ander 190.71 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad;
Ten aanzien van feit 6:in de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 juni 2013 heeft deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk had om plofkraken en/of ramkraken en/of overige inbraken te plegen en/of zich bezig hield met wapenhandel en/of drugshandel;
Ten aanzien van feit 7:in de periode van 6 juni 2013 tot en met 7 juni 2013 samen met een ander uit een vitrine van [juwelier 4] een hoeveelheid sieraden heeft weggenomen door met een breekwerktuig de vitrine van dat perceel in te slaan.
A-dagvaarding:
Ten aanzien van feit 1:op 21 maart 2012 samen met een ander uit Museum Gouda een monstrans heeft weggenomen door de deur op te blazen en met een moker de vitrine in te slaan;
Ten aanzien van feit 2:op 11 mei 2011 samen met een ander sieraden heeft weggenomen van [juwelier 1] B.V., door met een auto tegen het rolluik voor de vitrine te rijden en met een moker de vitrine in te slaan;
B-dagvaarding:
in de periode van 10 mei 2009 tot en met 11 mei 2009 samen met een ander meerdere schilderijen heeft gestolen uit het stadsmuseum te IJsselstein, door met een breekvoorwerp het slot van de toegangspoort van het hek behorende bij het museum open te breken en met een breekijzer de nooddeur van het museum te openen en de schilderijen van de wanden van het museum te rukken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 7 op de 0-dagvaarding, de feiten 1 en 2 op de A-dagvaarding en het feit op de B-dagvaarding.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1, 3, 4, 6 en 7 op de 0-dagvaarding, feiten 1 en 2 op de A-dagvaarding en het feit op de B-dagvaarding.
Ten aanzien van de feiten 2 en 5 op de 0-dagvaarding heeft de verdediging opgemerkt dat die geen bespreking behoeven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van het feit op de B-dagvaarding
In de periode van 10 mei 2009 tot en met 11 mei 2009 heeft er een diefstal met braak plaatsgevonden in het Stadsmuseum te IJsselstein. Op de route vanaf de opengebroken nooddeur en het geforceerde toegangshek zijn een breekijzer en een betonschaar aangetroffen. Op het breekijzer is een DNA-spoor aangetroffen, waarvan door het NFI een match is vastgesteld met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 1]. Op de betonschaar is een spoor aangetroffen, waarvan het NFI op basis van vergelijkend DNA-onderzoek concludeert dat het extreem veel waarschijnlijker is als de bemonstering celmateriaal bevat van twee of drie personen: [verdachte] en één of twee onbekende perso(o)n(en) (niet verwant aan elkaar of aan [verdachte]) dan als de bemonstering celmateriaal bevat van twee of drie personen: twee of drie onbekende personen (niet verwant aan elkaar of aan [verdachte]).
De rechtbank overweegt dat voor dit feit, afgezien van de aangifte en de veiliggestelde DNA-sporen, geen ander bewijs aanwezig is in het dossier.
Bij de beantwoording van de vraag naar de bewijskracht van een DNA-match zijn tal van factoren van belang. Die factoren, welke onder meer verband houden met het karakter van het ten laste gelegde feit, zijn bijvoorbeeld de plaats van aantreffen van het spoor, de aard van het lichaamsmateriaal en de mate waarin alternatieve scenario’s voor herkomst van het spoor kunnen worden uitgesloten.
De rechtbank constateert dat het celmateriaal bij beide DNA-sporen op verplaatsbare objecten is aangetroffen en dat het aangetroffen celmateriaal daarom niet buiten redelijke twijfel een daderspoor betreft. Omdat er zich overigens geen ander bewijsmiddel in het dossier bevindt waarmee verdachte wordt gekoppeld aan de inbraak te IJsselstein, is de rechtbank van oordeel dat het niet buiten redelijke twijfel vaststaat dat verdachte degene is die samen met een ander of anderen de inbraak heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft betoogd dat de bewezenverklaring gebaseerd kan worden op zogenoemd schakelbewijs, gelet op de modus operandi bij de onderhavige inbraak en de onder feit 1 op de A-dagvaarding ten laste gelegde museumroof te Gouda, alsmede de onder feit 7 op de 0-dagvaarding ten laste gelegde inbraak in Doetinchem en de onder feit 1 op de 0-dagvaarding ten laste gelegde voorbereidingshandelingen te Meppel. De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet, nu niet uit het dossier blijkt dat deze modus operandi zo specifiek is dat het bewijs van betrokkenheid van verdachte bij die inbraken redengevend is voor betrokkenheid van verdachte bij deze inbraak.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en zal zij verdachte van dit feit vrijspreken.
4.3.2
Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
4.3.2.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de feiten en omstandigheden die staan vermeld in de aanvraag ex artikel 126l (opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel) en artikel 126nb (inzet scanapparatuur) Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) er nimmer toe geleid kunnen en mogen hebben dat overgegaan is tot de inzet van deze bijzondere opsporingsmiddelen. Daar waar gememoreerd wordt dat “mede gezien de ernst van de verdenking van het strafbare feit, namelijk het plegen van ram- en/of plofkraken waarbij mogelijk gevaar te duchten is voor omwonenden het dringend noodzakelijk is om de inhoud van deze gesprekken mee te krijgen” is hiervan in het geheel geen nadere onderbouwing te vinden. Ook de verwijzing naar het onderzoek BR MN07 is onvoldoende, daar deze informatie oud is en een andere verdachte betreft. Evenmin recent is de CIE-informatie, gelet op de tijdstippen waarop deze bij het Tactische Team binnen zijn gekomen. Daarnaast is er nimmer sprake geweest van een omstandigheid zoals vermeld in artikelen 126l en 126m Sv, namelijk dat het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie alleen mag worden gegeven indien het onderzoek dit dringend vordert. Op geen enkele wijze valt te bezien op basis van welke dringende noodzakelijkheid in verband met het onderzoek, noch voor welke feiten de inzet noodzakelijk is geweest. Het nadeel dat voor verdachte is veroorzaakt is dat hiermee een inbreuk is gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Dit is een ernstig vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting van alle resultaten die uit de OVC-opnames, de IMSI-catcher en de telefoontaps zijn verkregen, alsmede al het hieruit voortvloeiende bewijs.
De verdediging stelt voorts dat in strijd met artikel 126cc Sv gegevens uit het onderzoek BR MN07 niet zijn vernietigd maar ter beschikking zijn gesteld aan het onderzoeksteam van BREifel. Dit is een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen eveneens dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
4.3.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een vormverzuim en derhalve geen bewijsuitsluiting dient te volgen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat wanneer CIE-informatie voldoende concreet en specifiek is, zelfs zonder verdere ondersteuning van de verdenking opsporingsbevoegdheden mogen worden ingezet. Ook kijkend naar de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit mogen bij een ernstige verdenking eerder zwaardere opsporingsbevoegdheden worden ingezet. De CIE-informatie in deze zaak was zeer concreet en was zonder verdere ondersteuning al voldoende voor een verdenking jegens verdachte. Deze informatie is vervolgens verder versterkt door een verband met het onderzoek BR MN07. Het betreft een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, dat gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Bij dergelijke feiten is het een feit van algemene bekendheid dat deze zeer moeizaam en alleen met veel inzet van politie en justitie te onderzoeken zijn. De inzet van OVC is derhalve een legitiem en dringend noodzakelijk middel geweest.
Ten aanzien van het standpunt van de verdediging dat in strijd met artikel 126cc Sv informatie uit het onderzoek BR MN07 aan het onderhavige onderzoeksteam ter beschikking is gesteld, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat hiervan geen sprake is. In het onderzoek BR MN07 is nooit iemand vervolgd en zijn ook geen sepotbeslissingen geweest. Het onderzoek is derhalve niet beëindigd. Het onderzoek kan ook niet als redelijkerwijs beëindigd beschouwd worden, nu het om een verdenking van een zwaar misdrijf gaat. De informatie mocht derhalve bewaard blijven. De informatie is conform artikel 126dd Sv met toestemming van de officier van justitie in het onderzoek BR MN07 aan het onderhavige onderzoeksteam ter beschikking gesteld. Van een vormverzuim is derhalve geen sprake.
4.3.2.3 Het oordeel van de rechtbank
In het onderzoek naar verdachte is onder meer gebruik gemaakt van informatie afkomstig uit het onderzoek BR MN07, een onderzoek naar een gewelddadige (poging) overval op een waardetransport. Deze informatie is door de betreffende zaaksofficier van justitie op basis van artikel 126dd Sv ter beschikking gesteld aan de zaaksofficier van justitie in het onderzoek naar verdachte.
Artikel 126cc Sv stelt dat zolang een zaak niet is geëindigd de officier van justitie de processen-verbaal en andere voorwerpen, waaraan gegevens kunnen worden ontleend die zijn verkregen door het opnemen van vertrouwelijke communicatie, bewaart (lid 1). Zodra twee maanden zijn verstreken nadat de zaak is geëindigd en de laatste mededeling bedoeld in artikel 126bb Sv (kennisgeving uitoefening bevoegdheden) is gedaan, doet de officier van justitie de processen-verbaal en andere voorwerpen, bedoeld in het eerste lid, vernietigen (lid 2). Met een zaak die geëindigd is, wordt bij de toepassing van het vorige lid gelijkgesteld een voorbereidend onderzoek dat naar redelijke verwachting niet tot een zaak zal leiden (lid 3).
De officier van justitie heeft aangegeven dat de zaak BR MN07 niet tot een vervolging, dan wel sepotbeslissing heeft geleid. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de omstandigheid van lid 2 niet aan de orde is. In de zaak BR MN07 is sprake van een verdenking van een ernstig strafbaar feit, te weten een poging overval op een geldtransport eind 2010. Mede in dat licht kan niet worden gesteld dat het voorbereidend onderzoek anno juni 2013, op het moment van het overdragen van de gegevens door de officier van justitie, naar redelijke verwachting niet tot een zaak zou kunnen leiden. De gegevens in die zaak hadden naar het oordeel van de rechtbank dus niet vernietigd hoeven worden. Voorts stelt de rechtbank vast dat de officier van justitie in overeenstemming met artikel 126dd toestemming heeft gekregen van de officier van justitie in de zaak BR MN07 om de informatie te gebruiken in het onderzoek BREifel. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a Sv en verwerpt het verweer.
Over het gestelde vormverzuim dat het bevel tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie en het bevel tot inzet van scanapparatuur niet hadden mogen worden afgegeven, overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 126l Sv stelt dat in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, kan bevelen dat een opsporingsambtenaar vertrouwelijke communicatie opneemt met een technisch hulpmiddel. Artikel 126nb Sv in combinatie met artikel 126m Sv stelt dezelfde eisen ten aanzien van het inzetten van scanapparatuur ten behoeve van opname van communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van diensten van een communicatiedienst.
In de aanvraag bevel opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel ex artikel 126l Sv en in de aanvraag bevel vergaring nummergegevens ex artikel 126nb Sv staan de volgende feiten en omstandigheden genoemd.
Op 30 mei 2013 is een tweetal CIE-verbalen verstrekt:
1e CIE-verbaal:
“[verdachte] pleegt zware ramkraken danwel plofkraken”.
Uit onderzoek is gebleken dat met [verdachte] wordt bedoeld: [verdachte], geboren op [1962] te [geboorteplaats].
De informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt.
2e CIE-verbaal:
“[verdachte] verblijft op het villapark [naam] in [woonplaats] in [adres]”.
Uit onderzoek is gebleken dat met [verdachte] wordt bedoeld: [verdachte], geboren op [1962] te [geboorteplaats].
Een oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie kan niet worden gegeven.
Vervolgens is GBA-onderzoek, voertuigenonderzoek, antecedentenonderzoek en telecomonderzoek verricht. [verdachte] heeft antecedenten op het gebied van vermogensdelicten, Opiumwet en witwassen. Uit onderzoek in de politiesystemen blijkt dat [verdachte] onlangs twee keer gecontroleerd is met [medeverdachte 1], geboren op [1964] te [geboorteplaats], waarbij de twee mannen ’s nachts in verdachte dan wel opvallende situaties werden aangetroffen. Vervolgens wordt antecedentenonderzoek en telecomonderzoek verricht naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft antecedenten op het gebied van vermogensdelicten; hij is verdachte geweest in het onderzoek naar een diamantroof/overval op Schiphol en staat in het politiesysteem aangemerkt als vuurwapengevaarlijk.
Op de bij de politie bekende mobiele telefoonnummers van [verdachte] en [medeverdachte 1] worden taps gezet. Daaruit blijkt dat de mobiele telefoonnummers niet in gebruik zijn. Door een observatieteam wordt vastgesteld dat [verdachte] verblijft op het adres zoals genoemd in het tweede CIE-verbaal en gebruik maakt van een personenauto, merk BMW, kenteken [kenteken], welk kenteken is afgegeven aan Stichting SGD Internationaal. In het appartementencomplex waar [verdachte] in de GBA is ingeschreven, blijkt tevens te zijn ingeschreven: [medeverdachte 2], die als verdachte in beeld is gekomen voor een poging overval op een geldwagen eind 2010 (BR MN07). Op 1 juni 2013 werd door de officier van justitie in dat onderzoek informatie verstrekt, voortkomend uit de uitvoering van de ingezette technische hulpmiddelen. Uit de in dat onderzoek ingezette taps blijkt dat [medeverdachte 2] communiceert met een man genaamd ‘[verdachte]’ en dat deze ‘[verdachte]’ zegt dat hij meerdere ramkraken pleegt, wekelijks één. Tevens zegt [medeverdachte 2] dat [verdachte] dit samen doet met een man die gezeten heeft voor de diamantroof te Schiphol. Voor deze diamantroof is [medeverdachte 1] als verdachte aangemerkt. De in het onderzoek BR MN07 genoemde ‘[verdachte]’ is zeer vermoedelijk [verdachte].
De rechtbank overweegt dat gelet op de aangehaalde feitelijkheden sprake is van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, dat gezien zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De verdenking ziet immers op artikel 157 en/of 311 Wetboek van Strafrecht (dan wel de voorbereiding van dergelijke misdrijven). Het onderzoek vorderde voorts dringend de inzet van de bijzondere opsporingsmiddelen ex artikel 126l Sv en artikel 126nb Sv, gelet op de aard van de verdenking en de informatie die over de persoon van verdachte naar voren was gekomen. Die informatie duidde er immers op dat verdachte vermoedelijk beroepsmatig en op professionele wijze betrokken was bij het plegen van ernstige delicten. Daarbij is van belang dat de bij de politie bekende telefoonnummers van verdachte en medeverdachte niet in gebruik waren.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank verwerpt het verweer.
4.3.3
Het verzoek tot het horen van getuigen
4.3.3.1 Het verzoek van de verdediging
De verdediging heeft gepersisteerd bij het verzoek tot het horen van de zogenaamde rechtmatigheidsgetuigen, zoals verwoord bij fax van 17 februari 2014 en besproken ter terechtzitting van 27 februari 2014. Deze getuigen kunnen verklaren over de aanvang van dit onderzoek, waarvan de verdediging stelt dat daarover de nodige vragen te beantwoorden zijn.
4.3.3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het horen van de rechtmatigheidsgetuigen, nu er geen verdedigingsbelang is.
4.3.3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst af het verzoek tot het horen van de zogenaamde rechtmatigheidsgetuigen. Dit verzoek is reeds ter terechtzitting van 27 februari 2014 door de rechtbank afgewezen en de rechtbank ziet thans geen nieuwe feiten en omstandigheden waardoor de noodzaak tot het horen van deze getuigen is gebleken met het oog op de volledigheid van het onderzoek ter terechtzitting.
4.3.4
Algemene bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
[verdachte] is in de periode 3 juni tot en met 21 juni 2013 de gebruiker geweest van telefoonnummer [telefoonnummer] (imei: [nummer]). [2]
[medeverdachte 1] is in de periode 5 juni tot en met 28 juni 2013 de gebruiker geweest van telefoonnummer [telefoonnummer] (imei: [nummer]). [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Verdachte [verdachte] is de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer]. Op deze aansluiting werd een tap aangesloten. Tijdens dit onderzoek is door mij een aantal tapgesprekken beluisterd en uitgewerkt. In meerdere andere gesprekken op genoemde aansluiting die ik heb beluisterd en uitgewerkt, herkende ik de stem van [verdachte].
Verdachte [verdachte] is de gebruiker van een personenauto, namelijk een BMW 1-serie voorzien van kenteken [kenteken]. In deze personenauto is OVC apparatuur ingebouwd, teneinde de gesprekken vast te leggen die in deze personenauto werden gevoerd. [4] Ik heb meerdere OVC opnames beluisterd en uitgewerkt. Hierbij herkende ik de stem van [verdachte]. Ik herkende de stem van verdachte [verdachte] aan zijn accent, woordkeuze en intonatie.
Verdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van aansluiting [telefoonnummer]. Op deze aansluiting werd een tap aangesloten. Op 7 juni 2013, te 09:03 uur werd vanaf deze aansluiting gebeld. Tijdens dit gesprek noemt de beller zijn initialen, zijn rekeningnummer en zijn volledige woonadres. Hij geeft aan te zijn [medeverdachte 1], woonachtig aan de [adres]. Tijdens het beluisteren en uitwerken van meerdere OVC gesprekken uit de personenauto die in gebruik is bij verdachte [verdachte] hoorde ik meerdere malen de stem van verdachte [medeverdachte 1]. Ik herkende de stem van [medeverdachte 1] aan zijn accent, taalgebruik en intonatie. [5]
4.3.5
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 op de 0-dagvaarding: voorbereidingshandelingen art. 157 Sr en art. 170 Sr
Uit de registratie van politie Drenthe blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 27 maart 2013 te 01:17 uur te Meppel zagen wij twee mannen met zwarte jassen en capuchons fietsen over het Kerkplein. Ze zaten op vouwfietsen en voerden geen licht. Wij wilden ze controleren maar zij fietsten een andere kant op. Dit herhaalde zich een aantal keer. Vervolgens is het gelukt en hebben wij personalia kunnen vastleggen. Betrokkenen: [verdachte], geboren op [1962] te [geboorteplaats] (Frankrijk) en [medeverdachte 1], geboren op [1964] te [geboorteplaats]. Hun verklaring was dat ze op zoek waren naar een eettentje. Ze kwamen uit het westen van het land en verbleven hier bij een vriendinnetje. Waar die woonde wisten ze niet. Na de controle hadden ze geen honger meer. [6]
Observaties
Uit het proces-verbaal stelselmatige observatie blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 14 juni 2013 hebben wij geobserveerd en de navolgende waarnemingen gedaan. Omstreeks 00:41 uur zag ik dat de personenauto van het merk BMW, kenteken [kenteken] werd geparkeerd te Meppel. Subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] stapten uit. [verdachte] en [medeverdachte 1] lopen het centrum van Meppel in. Subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] bleven staan voor juwelier [juwelier 2], gevestigd te Meppel. Beiden keken in de richting van voornoemde juwelier . Omstreeks 00:51 uur zagen wij dat subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] bleven staan voor [juwelier 3]. Beiden keken in de richting van voornoemde juwelier. [7]
Uit het proces-verbaal van stelselmatige observatie blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 17 juni 2013 hebben wij het volgende geobserveerd. [8] Omstreeks 14:52 uur zag ik dat de Laguna [kenteken] te Meppel parkeerde. Ik zag dat contact [medeverdachte 1] uit de Laguna [kenteken] stapte. Ik zag vervolgens dat subject [verdachte] uit de Laguna [kenteken] stapte en dat contact [medeverdachte 1] en subject [verdachte] wegliepen in de richting van het Kerkplein te Meppel.
Ik zag dat subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] naar juwelier [juwelier 2] te Meppel liepen. Ik zag dat subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] in de etalage van juwelier [juwelier 3] te Meppel keken. [9]
Uit het proces-verbaal van stelselmatige observatie blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Observeren d.d. 17 en 18 juni 2013. [10] Omstreeks 22.19 uur zag ik dat de BMW [kenteken] geparkeerd stond op de Zuiderlaan te Meppel. Ik zag dat subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] uitstapten. Ik zag dat subject [verdachte] op de mountainbike en contact [medeverdachte 1] op de vouwfiets stapten en wegfietsten. Omstreeks 22:31 uur zag ik dat subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] langs de juwelier [juwelier 2] te Meppel fietsten. [11] Omstreeks 22:43 uur zag ik dat subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] bij de hoofdingang stonden van juwelier [juwelier 2]. [12]
Uit het proces-verbaal van stelselmatige observatie blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 21 juni 2013 hebben wij het volgende waargenomen. Omstreeks 00:39 uur zag ik dat de Laguna [kenteken] stilstond te Meppel. Voorts zag ik dat de BMW [kenteken] stilstond te Meppel. [13] Ik zag dat subject [medeverdachte 1] op een vouwfiets stapte en subject [verdachte] op een moutainbike. Omstreeks 01:44 uur zag ik dat subject [verdachte] en subject [medeverdachte 1] te Meppel fietsten en stil bleven staan bij Juwelier [juwelier 2]. Ik zag dat beide subjecten bij Juwelier [juwelier 2] naar binnen keken. Omstreeks 02:13 uur zag ik dat beide subjecten een rondje fietsten op de Hoofdstraat te Meppel, ter hoogte van Juwelier [juwelier 2]. [14]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik was op het politiebureau te Meppel. Op 21 juni 2013 omstreeks 01.54 uur zag ik 2 mannen op een fiets aankomen. De eerste fiets betrof een vouwfiets, met daarop een man. De andere man zat op een soort mountainbike. Ik zag dat de man op de mountainbike ter hoogte van het ijzeren hek van het politiebureau stopte. Deze man bleef zicht houden op dit hek. [15] De andere man op de vouwfiets stak de rijbaan over en verstopte zich in de daar gelegen bossages. Ik zag dat deze man zich klein maakte door een gebogen houding aan te nemen. Ik zag dat deze man zijn zwarte capuchon opzette en richting het hek van het politiebureau liep, klein gebogen. Ik zag dat deze man verschillende keren om zich heen keek. Ik zag dat deze man bij het hek gekomen, zijn twee handen om het hek boog. Hierbij maakte hij trekkende bewegingen. De andere man op de mountainbike heeft gedurende deze tijd zicht gehouden op het hek en de man die het hek vasthield. Ik zag dat beide mannen wegfietsten in de richting van het centrum. Omstreeks 02:08 uur zag ik beide mannen op dezelfde fietsen aan komen rijden. Ik zag de forse man de rijbaan oplopen. Ik zag dat de man in beide richtingen de rijbaan in de gaten hield. Vervolgens zag ik de kleine man over het trottoir langs de bossages, gebukt over het trottoir lopen. Ik zag deze man richting het hek sluipen en ik zag dat hij een motorslot in zijn hand vasthield. Ik zag dat de man met het slot in zijn handen naar dezelfde plek bij het hek liep. Ik zag dat de man diverse malen aan het hek voelde. Ik kreeg de indruk dat deze man het slot om het hek probeerde te leggen. Ik zag dat het motorslot een kettingslot betrof. [16]
OVC-gesprekken
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gesprek gevoerd op 17-6-2013. [17]
(…)
[verdachte]: Als het bureau maar op slot zit. Moeten we even een slot regelen.
[medeverdachte 1]: Ja, moeten we zeker. Inderdaad zo’n beugel weet je.
[verdachte]: Even kijken wat voor een hek het is precies zo.
(…)
[verdachte]: Is veel te veel he, 220 gram he?
[medeverdachte 1]: Hij moet open kunnen.
(…)
[verdachte]: We kunnen ook die afstand er op plakken gewoon. [18]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [19]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gesprek gevoerd op 5-6-2013.
[verdachte]: Kijk, ik kraak die deur, kijk eerst op de hoek van de straat effe.. niks, douw em ertussen, weejje.. grof geweld, sla die ruit in mekaar naar binnen.. gooi die boel..nvt.. deur toe.
[medeverdachte 1]: Ja ja, ik pak hem
[verdachte]: Als je hem pakt, ik laad die tas vol en dan fiets weer weg..nvt.. pakt, midden dat slot weetje..nvt.. op die deur, bij die scharnier, breekt alles af.
[medeverdachte 1]: Ja ja. [20]
(…)
[verdachte]: hetzelfde gram erop.
[medeverdachte 1]: waarop?
[verdachte]: Weet ik veel. Op het raam. Het hele raam eruit.
(…)
[verdachte]: Als er een smeris rijdt, kunnen ze helemaal volgen he, die auto of niet?
(…)
[medeverdachte 1]: nvt.. die hek eh.. die poort kennen we toch eh… slot slopen.
[verdachte]: dichtdoen. [21]
[medeverdachte 1]: Ja.
[verdachte]: Ja, dat staat gewoon open toch?
[medeverdachte 1]: Ja kunnen hem dichtgooien.
[verdachte]: Ja, maar dan moeten we sloten hebben.
[medeverdachte 1]: Misschien een hangslot hebben..nvt.. hangslot nvt.. die deuren.. [22]
(…)
[verdachte]: Nou ik wil gewoon dat jij oplet.
[medeverdachte 1]: Ok.
[verdachte]: .. op die deur.. jij let heel goed op.
[medeverdachte 1]: Ja, ik pak ik pak in ieder geval eh.. het hele plein.. aan het begin van de straat waar ze zeg maar in komen rijden weejje.. zeg maar dat stuk he.
(…)
[verdachte]: Als het niet gaat met de koevoet als het teveel moeite is.. maak niks af, pak maar om de hoek die auto. Neem gewoon die tang mee.
De gespreksdeelnemers [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [23]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gesprek gevoerd op 5-6-2013.
[verdachte]: (…) moet je gewoon een voor.. een koevoet tussen douwen.. 1 keer erop fietsen met bivakmuts op.. niks eh gewoon koevoet tussen douwen.
[medeverdachte 1]: Gewoon met eh.. volle geweld eh, er tegen an duwen.
[verdachte]: Met volle geweld?
[medeverdachte 1]: Ja gewoon met volle kracht er tegenan.
[verdachte]: Ja, tuurlijk. [24]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [25]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gesprek gevoerd op 11-6-2013. [26]
(…)
[verdachte]: deze week pakken we een makkelijke (…) en na het weekend blazen we gewoon de deur d’r uit van eentje. [27]
De gespreksdeelnemer [verdachte] is [verdachte]. [28]
Doorzoekingen
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 21 juni 2013 is forensisch onderzoek naar sporen verricht in de tuin van een woning aan de [adres] te [woonplaats]. Er was een doorzoeking van de woning geweest, waarbij in de tuin, links naast de voordeur, twee begraven tonnen waren aangetroffen. [29] In ton 2 was het volgende aangetroffen:
een plastic tas van supermarkt ‘Plus’, met daarin een stuk geel kleurig explosief (AAFD7493NL), een plastic (boterham)zakje met daarin twee elektronische ontstekingen (AAFD7494NL), een plastic diepvrieszakje met daarin een zwarte onbekende substantie (AAFD7498NL) en een zwart doosje (AAFD7489NL) met een afstandsbediening (AAFD7490NL). [30]
De woning aan de [adres] te [woonplaats] is het verblijfadres van [verdachte]. [31]
Uit het NFI-rapport explosievenonderzoek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
*Het onderzoeksmateriaal [AAFD7489NL en AAFD7490NL] kan samen worden gebruikt als een ontstekingsmechanisme, waarmee op afstand een slagpijpje kan worden geactiveerd.
*Het onderzoeksmateriaal [AAFD7493NL] betreft springstof op basis van TNT.
*Het onderzoeksmateriaal [AAFD7494NL] betreft twee intacte slagpijpjes, die geschikt zijn om springstoffen als onderzoeksmateriaal [AAFD7493NL en AAFD7498NL] tot ontploffing te brengen.
*Het onderzoeksmateriaal [AAFP7498NL] betreft springstof op basis van pentriet.
Gezien de beproeving is het geheel van zender, ontvanger, slagpijpje en springstof als deugdelijke explosieve constructie aan te merken. [32]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gesprek opgenomen op 17-6-2013. [33]
(…)
[verdachte]: Je moet gewoon een gat graven. Koop een emmer. (…) Graaf een gat. (…) Emmer erin, ehh zo’n laagje er bovenop. Troep erin en je bent veilig man.
(…)
[verdachte]: Kijk wat ik heb in mijn tuin moet ook weg. Dat ding voor de deur. (…) Explesieven ofzo weet je. [34]
Uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats]. [35] Op de lijst van inbeslaggenomen goederen staat vermeld: werkhandschoenen en slotentrekker. [36]
Uit het proces-verbaal van relaas blijkt dat onderstaande voertuigen in beslag zijn genomen:
Voertuig [verdachte]: personenauto BMW [kenteken].
Voertuig [medeverdachte 1]: personenauto Renault Laguna [kenteken]. [37]
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 21 juni 2013 werd onderzoek ingesteld in een inbeslaggenomen BMW, voorzien van kenteken [kenteken], welke in gebruik was bij verdachte [verdachte]. Hierbij werden de volgende goederen aangetroffen [38] : een set zwarte handschoenen, twee platte schroevendraaiers, een kruiskopschroevendraaier en een zwarte bivakmuts. [39]
Uit het proces-verbaal van observeren blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 21 juni heb ik een tweetal fietsen in beslag genomen. Het betrof een mountainbike en een vouwfiets, aangetroffen in een fietsenrek aan de Govaert Flinckstraat te Meppel. Ik wist dat beide fietsen van subjecten [verdachte] en [medeverdachte 1] waren omdat er een fiets voorzien was van een baken. Beide fietsen waren aan elkaar geketend middels een kettingslot. [40]
4.3.6
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 op de 0-dagvaarding
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander ter voorbereiding van de misdrijven om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen en/of tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk enig gebouw opzettelijk te vernielen of beschadigen, opzettelijk een aantal voorwerpen bestemd tot het begaan van die misdrijven voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte opzettelijk de navolgende voorwerpen bestemd tot het begaan van die misdrijven voorhanden heeft gehad: wapens, munitie, blauwe zwaailichten en een jammer. Deze goederen zijn weliswaar onder verdachte of medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen, maar niet bewezen is dat zij kennelijk bestemd zijn voor het begaan van de in de tenlastelegging genoemde feiten. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van deze onderdelen van de tenlastelegging. Met betrekking tot de overige goederen komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring, omdat deze goederen ofwel naar hun uiterlijke verschijningsvorm ofwel in combinatie met hetgeen uit de observaties en afgeluisterde (telefoon)gesprekken blijkt, kennelijk dienstig zijn aan het misdadige doel dat verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had. Dat een aantal voorwerpen gewone gebruiksvoorwerpen betreft die ook voor een ander doel dan uitsluitend een misdadig doel (kunnen) worden gebruikt, staat niet in de weg aan de bewezenverklaring.
4.3.7
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 2 op de 0-dagvaarding: voorhanden hebben van 25 patronen
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde medeplegen omdat daarvoor het bewijs ontbreekt.
Aangezien verdachte dit feit (voor het overige) heeft bekend en de raadsman ten aanzien van dit feit geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning aan de [adres] te [woonplaats] [41] ;
- Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de categorisering conform de Wet wapens en munitie [42] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie op 8 juli 2013 [43] .
4.3.8
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 3 op de 0-dagvaarding: voorhanden hebben van twee slagpijpjes en springstof
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 21 juni 2013 is forensisch onderzoek naar sporen verricht in de tuin van een woning aan de [adres] te [woonplaats]. Er was een doorzoeking van de woning geweest, waarbij in de tuin, links naast de voordeur, twee begraven tonnen waren aangetroffen. [44] In ton 2 was het volgende aangetroffen:
een plastic tas van supermarkt ‘Plus’, met daarin een stuk geel kleurig explosief (AAFD7493NL), een plastic (boterham)zakje met daarin twee elektronische ontstekingen (AAFD7494NL) en een plastic diepvrieszakje met daarin een zwarte onbekende substantie (AAFD7498NL). [45]
Uit het NFI-rapport explosievenonderzoek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
*Het onderzoeksmateriaal [AAFD7493NL] betreft springstof op basis van TNT.
*Het onderzoeksmateriaal [AAFD7494NL] betreft twee intacte slagpijpjes, die geschikt zijn om springstoffen als onderzoeksmateriaal [AAFD7493NL en AAFD7498NL] tot ontploffing te brengen.
*Het onderzoeksmateriaal [AAFP7498NL] betreft springstof op basis van pentriet.
Gezien de beproeving is het geheel van zender, ontvanger, slagpijpje en springstof als deugdelijke explosieve constructie aan te merken. [46]
De intacte slagpijpjes [AAFD7494NL] zijn aan te merken als voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing, zoals vermeld in de WWM, artikel 2, lid 1, categorie II, onder 7.
Omdat de springstoffen [AAFD7494NL en AAFD7498NL] via een slagpijpje tot ontploffing moet worden gebracht, zijn deze aan te merken als een onderdeel dat van wezenlijke aard is en specifiek is bestemd voor een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, zoals vermeld in de WWM, onder artikel 3, lid 1, in samenhang met artikel 2, lid 1, categorie II, onder 7. [47]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gesprek opgenomen op 17-6-2013. [48]
(…)
[verdachte]: Je moet gewoon een gat graven. Koop een emmer. (…) Graaf een gat. (…) Emmer erin, ehh zo’n laagje er bovenop. Troep erin en je bent veilig man.
(…)
[verdachte]: Kijk wat ik heb in mijn tuin moet ook weg. Dat ding voor de deur. (…) Explesieven ofzo weet je. [49]
Vrijspraak van medeplegen
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde medeplegen omdat daarvoor het bewijs ontbreekt.
4.3.9
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 4 op de 0-dagvaarding: aanwezig hebben van cocaïne en MDMA
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 21 juni 2013 is forensisch onderzoek naar sporen verricht in de tuin van een woning aan de [adres] te [woonplaats]. Er was een doorzoeking van de woning geweest, waarbij in de tuin, links naast de voordeur, twee begraven tonnen waren aangetroffen. [50] In ton 002 was het volgende aangetroffen: een pot met daarin 3 zakjes met pillen. De twee tonnen met inhoud waren reeds in beslag genomen. [51] Drie zakjes met pillen: AAFD7486NL. [52]
Verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 juni 2013 werd onderzoek verricht aan een hoeveelheid verdovende middelen die in beslag waren genomen op het adres [adres] te [woonplaats]. De aangeboden partij bestond uit:
- klein boterhamzakje met daarin 49 groene pillen met indruk, totaal 14,59 gram (representatief monster met SIN AAGF4986NL);
- medium boterhamzakje met daarin 51 groene pillen met indruk, totaal 17.00 gram (representatieve monsters met SIN AAGE4253NL en AAGE4254NL);
- groot boterhamzakje met daarin 107 groene pillen, totaal 36.72 gram (representatieve monsters met SIN AAFM1143NL, AAGF4989NL en AAFM1142NL). [53]
Uit het NFI rapport identificatie van drugs en precursoren blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
AAGF4986NL: monster bevat MDMA.
AAFM1143NL: monster bevat MDMA.
AAGE4253NL: monster bevat MDMA.
AAGE4254NL: monster bevat MDMA.
AAGF4989NL: monster bevat MDMA.
AAFM1142NL: monster bevat MDMA.
MDMA is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [54]
Uit het NFI rapport naar biologische sporen en DNA-onderzoek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
AAFD7486NL#01: een bemonstering van de gehele buitenkant van een plastic zakje: onvolledig DNA-profiel van een man: verdachte [verdachte]. Matchkans DNA-profiel kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAFD7486NL#02: een bemonstering van de gehele buitenkant van een deel van een plastic zakje: DNA-mengprofiel van twee personen: verdachte [verdachte] en onbekende persoon A. [55]
Verbalisant [verbalisant 10] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 21 juni 2013 vond een doorzoeking ter inbeslagneming plaats in een woonhuis op het adres [adres] te [woonplaats]. De woning betrof het verblijfadres van de aangehouden verdachte [verdachte]. In de plinten van de bovenkeukenkasten waren twee luchtroosters verwerkt. [56] Ik zag op de plank achter het rooster een werkhandschoen. Verder zag ik een wikkel met witte poeder, vermoedelijk cocaïne. In de handschoenen bleken 25 stuks kaliber 9mm patronen te zitten. [57]
Verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 juni 2013 werd onderzoek verricht aan een hoeveelheid verdovende middelen die in beslag waren genomen op het adres [adres] te [woonplaats]. De aangeboden partij bestond uit:
- 0,15 gram wit poeder, verpakt in een ponypack (representatief monster met SIN-nummer AAGE4258NL).
Uit het NFI rapport identificatie van drugs en precursoren blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
AAGE4258NL: bevat cocaïne. [58]
Vrijspraak van medeplegen
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde medeplegen omdat daarvoor het bewijs ontbreekt.
4.3.10
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4 op de 0-dagvaarding
Verdachte heeft ontkend dat de cocaïne en XTC-pillen van hem zijn. De rechtbank overweegt daaroverals volgt. De cocaïne is aangetroffen achter een rooster in de keuken van de woning van verdachte, waarvan verdachte de enige gebruiker is. Achter hetzelfde rooster is een werkhandschoen met daarin 25 patronen aangetroffen, waarvan verdachte heeft verklaard dat die van hem zijn. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte wel wist dat de patronen achter dit rooster lagen, maar niet wist dat daarnaast een wikkel met cocaïne lag. De rechtbank gaat derhalve voorbij aan deze verklaring en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 0,15 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
De XTC-pillen zijn aangetroffen in een ton die begraven was in de tuin van de woning van verdachte. Gelet op de plek waar de ton is aangetroffen en het feit dat op één van de zakjes waarin de pillen verpakt zaten DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat de XTC-pillen niet van hem zijn niet geloofwaardig. De rechtbank acht derhalve ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 207 XTC-pillen aanwezig heeft gehad.
4.3.11
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 5 op de 0-dagvaarding: aanwezig hebben van hasjiesj
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde medeplegen omdat daarvoor het bewijs ontbreekt.
Aangezien verdachte dit feit (voor het overige) heeft bekend en de raadsman ten aanzien van dit feit geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning aan de [adres] te [woonplaats] [59] ;
- Het rapport inzake de Opiumwet [60] ;
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie op 8 juli 2013 [61] .
4.3.12
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 7 op de 0-dagvaarding: diefstal met braak bij [juwelier 4] te [vestigingsplaats]
Aangever [aangever] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van de winkel [juwelier 4] aan de [adres]te [vestigingsplaats]. Op 6 juni 2013 heeft een medewerker de winkel afgesloten. Op 7 juni 2013, omstreeks 03:30 uur werd ik gebeld door de alarmcentrale dat er in mijn winkel meerdere inbraakalarmen waren. [62]
Ter plaatse zag ik dat het glas van de rechter openslaande deur in zijn geheel naar binnen was geduwd. Door de ontstane opening kon men naar binnen klimmen. Ik zag dat men het glas van een vitrinekast had ingeslagen. In deze kast hadden allemaal sieraden van het merk BUDDHA TO BUDDHA gelegen. [63]
Verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Het totale aantal sieraden dat is weggenomen komt op 93 stuks. [64] Dhr. [aangever] gaf aan dat hij een breekijzer had aangetroffen in zijn zaak. Deze lag rechts van de vitrine waaruit de sieraden zijn weggenomen. Dhr. [aangever] gaf aan dat dit breekijzer niet van hem was. [65]
In het proces-verbaal van stelselmatige observatie d.d. 6 juni 2013 en 7 juni 2013 is – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 7 juni 2013 komt [verdachte] rond 00:40 uur in een BMW [kenteken] de parkeerplaats in [vestigingsplaats] op gereden. Ik zag dat [verdachte] uitstapte. [66] Omstreeks 00:54 uur komt een Renault Laguna voorzien van kenteken [kenteken] de parkeerplaats in Doetinchem op gereden. Ik zag dat de bestuurder [medeverdachte 1] was. Omstreeks 2:20 uur zag ik subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] op een bankje te [vestigingsplaats]. [67] Omstreeks 03:11 uur zag ik dat subject [verdachte] weg fietste in de richting van de Catharinastraat. Ik zag dat contact [medeverdachte 1] dezelfde richting op fietste en stil ging staan op de Catharinastraat. Ik zag dat subject [verdachte] in de Catharinestraat stopte en in de richting van de gevels van de aldaar gesitueerde winkels liep. Ik had hierdoor geen zicht meer op [verdachte]. Ik zag dat [medeverdachte 1] een aantal malen om zich heen keek. Ik zag op dat moment geen andere personen in de Catharinastraat. Omstreeks 03:13 uur hoorde ik geluiden gelijkend op breekgeluiden. Ik hoorde dat deze geluiden kwamen uit de richting van positie alwaar subject [verdachte] zich bevond. Ik hoorde glasgerinkel en een luid alarm afgaan. Omstreeks 03:15 uur zag ik dat subject [verdachte] uit de richting van de voorgevel van een winkel, alwaar na later de winkel [juwelier 4] gevestigd bleek te zijn, kwam gelopen. [verdachte] droeg een zwarte tas bij zich. Ik zag dat [verdachte] op zijn fiets stapte en wegfietste. Ik zag dat [medeverdachte 1] op zijn vouwfiets stapte en achter [verdachte] aan fietste. Ik zag en hoorde dat er een luid alarm afging van de winkel [juwelier 4], welke gevestigd was aan de [adres]te [vestigingsplaats]. Ik zag dat er braakschade was aan de voorgevel van het pand. [68]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal door middel van verbreking bij [juwelier 4] in de periode van 6 tot 7 juni 2013 te Doetinchem.
4.3.13
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 6 op de 0-dagvaarding:
deelname aan een criminele organisatie
Behalve de opgesomde bewijsmiddelen ten aanzien van de voorbereidingshandelingen in de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 juni 2013, de inbraak bij juwelier [juwelier 4] in de periode van 6 juni 2013 tot en met 7 juni 2013 te Doetinchem, het voorhanden hebben van wapens en munitie in de zin van de Wet wapens en munitie en het voorhanden hebben van cocaïne en MDMA op 21 juni 2013, neemt de rechtbank met betrekking tot de ten laste gelegde criminele organisatie nog de volgende bewijsmiddelen in aanmerking.
Meppel
Uit het tapgesprek met nummer 987 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 13-6-2013 / 22:50:47, getapte: [verdachte] met [medeverdachte 1].
[verdachte]: Nee, ik heb alles klaargelegd. Kankerzooi.
[medeverdachte 1]: Ik ben ook helemaal klaar, maar als er iets ontbreekt.
[verdachte]: Gewoon op zeker. Ik vind als we toch gaan, dan moeten we die andere dat andere ook meenemen.
[medeverdachte 1]: Dan gaat het over voor vannacht.
[verdachte]: Nee, maar luister, we kunnen naar die andere gaan. Nu. Kijken daar, weet je. Of alles.. begrijp je?
[medeverdachte 1]: Ja… ehh..
[verdachte]: Ik wil wel hoor. Je weet wat ik bedoel!?
[medeverdachte 1]: Ja die voor volgende week?
[verdachte]: Waar we aangehouden zijn toen.
[medeverdachte 1]: Ja ja ja ja. Maar wil je nu gaan? [69]
[verdachte]: Ja je moet er toch heen, deze tijd. Het maakt niet uit wat voor dag. Dan kunnen we net zo goed gaan nu gelijk.
(…)
[medeverdachte 1]: Ja ok. Met de jouwe of de mijne?
[verdachte]: We kunnen ook bij die parkeerplaats, maakt niet uit.
[medeverdachte 1]: Ik zie je bij die parkeerplaats wel. Ik fiets op mijn fiets naar mijn auto toe.
(…)
[medeverdachte 1]: Ik kan er over 20 minuten zijn. [70]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 13 juni 2013 omstreeks 23:11 uur werd door het OT waargenomen dat [verdachte] zijn woning in Vinkeveen verliet, in zijn BMW stapte en naar een parkeerterrein aan de Muntbergweg te Amsterdam reed. Vervolgens werd door het OT waargenomen dat [medeverdachte 1] omstreeks 23:20 uur zijn Renault parkeerde nabij de BMW van [verdachte]. Vervolgens werd gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in de BMW van [verdachte] naar Meppel reden alwaar zij op 14 juni 2013 omstreeks 00:40 uur parkeerden en het centrum in liepen en daar aandacht hadden voor juwelier [juwelier 2] en [juwelier 3].
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de voornoemde observatie door [verdachte] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. Op 13-6-2013 te 23:28:54 uur hebben de communicatiemiddelen van [verdachte] een paallocatie aan de Proostdijstraat te Abcoude, nabij zijn verblijfadres, aangestraald. Hieruit kan worden afgeleid dat tussen deze tijdstippen [verdachte] de genoemde communicatiemiddelen niet met zich voerde en/of uit had geschakeld.
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de voornoemde observatie door [medeverdachte 1] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. Daarbij is uit onderzoek gebleken dat de communicatiemiddelen van [medeverdachte 1] op 13-6-2013 23:28:57 uur een paallocatie aan Luttenbergweg te Amsterdam, nabij de Muntbergweg te Amsterdam, aanstraalden. [71] Hieruit kan worden afgeleid dat tussen deze tijdstippen [medeverdachte 1] de genoemde communicatiemiddelen hoogstwaarschijnlijk zijn achtergebleven in zijn auto en deze dus niet met zich mee voerde en/of uit had geschakeld. [72]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 13-6-2013 / 23:53.
[verdachte]: We gaan dr nu heen
[medeverdachte 1]: Dat is de laatste keer.
[verdachte]: Nee, zo meteen zien we iets waar we mee kunnen rammen weet je.
[medeverdachte 1]: Jaja
[verdachte]: Nog 1 keer in de vitrine kijken.
[medeverdachte 1]: Je wil nog 1 keer overdag ook nog kijken
[verdachte]: Ja, voor degene die ik pak weet je
[medeverdachte 1]: We moeten met zn 2en naar binnen toch?
[verdachte]: Ja.. nvt.. waar die klokkies precies.. waar je mee begint.
[medeverdachte 1]: Ik pak die klokken.
[verdachte]: Ja, ff kijken, want je… nvt… met goud hebben weet je
[medeverdachte 1]: Jaja. [73]
[verdachte]: Dus gaan we weer terug overdags weet je
[medeverdachte 1]: Jij… nvt… pakken, weet je
[verdachte]: Ja, je hebt 2 ramen.
[medeverdachte 1]: Jaja
[verdachte]: Die ene rechts moeten we in ieder geval hebben.
[medeverdachte 1]: Jaja
[verdachte]: die linker.. nvt… misschien is het wel een beetje veranderd nu. Ja als..nvt.. misschien. Ja, de ruit…nvt… trekken, maar ja.
[medeverdachte 1]: Ja maar, dan zit er nog een deur erachter of zo.
[verdachte]: Ja, maar die palen staan…nvt… omheen kunnen rijden of iets.
(…)
[medeverdachte 1]: maar die deur openkrikken he…nvt… die balk… ik maak die open met een krik, ja die balk… het is zo’n pompkrikje, weet je. [74]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [75]
Uit het proces-verbaal uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 14-6-2013 / 01:02. [76]
NN2: Waar spreken we volgende keer af?
(…)
NN1: Ja zaterdag.
(…)
NN1: ’s middags eh even kijken, vlug nog even inkijken. [77]
(…)
NN1: ik denk dat het gewoon heel snel gaat, naar binnen rennen, pakken.
(…)
NN1: als je die tegen het raam plakt, hele ruim raam er uit.
(…)
NN1: Als je nou puur “gouwje” pakt, omsmelten die handel klaar weet je wel.
NN2: Jaja.
NN1: Je pakt heel vaak die klokken, ik weet niet heb je wel eens goud omgeruild. [78]
De gespreksdeelnemers NN1 en NN2 zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [79]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 14-6-2013 / 20:41
Onderstaand gesprek gaat tussen [verdachte] en [A].
[verdachte]: We gaan een hele vette juwelier pakken.
[A]: Hou op, ik wil het niet horen.
[verdachte]: Mooi man. Een hele vette. Echt waar.
(…)
[verdachte]: Gisteren geweest, morgenmiddag nog 1 keer heen. Ik ben er al heel lang mee bezig man. (…) We gaan zo veel geld verdienen. Je wil het gewoon niet geloven. [80]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 17-6-2013 / 00:10.
[medeverdachte 1]: Dat goud ben je in ieder geval snel kwijt, weet je. Misschien 24 uur later heb je het geld gewoon terug.
(…)
[medeverdachte 1]: We kunnen hem rammen weet je. Met die neus weejje.
[verdachte]: We kunnen hem rammen met die neus?
(…)
[medeverdachte 1]: Dan is het nog de vraag, een middel grote wagen of een klein dingetje gewoon?
[verdachte]: Beter een klein dingetje.
[verdachte]: (…) Eén keer der uit, eerste keer al. Stelt niks voor. Is gewoon een stom slot zit erin, niets bijzonders.
(…)
[verdachte]: Als je er recht tegenaan rijdt ligt de complete deur eruit. [81]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [82]
Uit het tapgesprek met nummer 1168 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum/tijdstip: 17-6-2013 20:18:00. Getapte NNman7030, Imei-nummer: [nummer] (de rechtbank begrijpt: de aansluiting van [verdachte]) belt met [medeverdachte 1], aansluiting [telefoonnummer] (de rechtbank begrijpt: de aansluiting van [medeverdachte 1]).
[verdachte]: Neem je je rolschaatsen mee of niet?
[medeverdachte 1]: Heh? Ik zit te denken wat je bedoelt..
(…)
[verdachte]: waar je mee kan wegrollen.
(…)
[medeverdachte 1]: de fiets?
(…)
[medeverdachte 1]: Ja die neem ik mee ja.
(…)
[verdachte]: ik zie je..oke. [83]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Het OT stelde vast dat [verdachte] op 17 juni 2013 omstreeks 20:42 uur een mountainbike vanuit de garage van zijn woning haalde en in de kofferbak van zijn BMW legde waarna hij wegreed. Omstreeks 20:52 uur werd door het OT waargenomen dat [verdachte] zijn BMW parkeerde op het parkeerterrein aan de Muntbergweg te Amsterdam. Vervolgens werd gezien dat [medeverdachte 1] omstreeks 20:59 zijn Renault parkeerde, een vouwfiets achter uit de kofferbak haalde en deze in de BMW van [verdachte] legde. Vervolgens reden [verdachte] en [medeverdachte 1] richting Meppel, waar zij parkeerden en wegfietsten in de richting van het centrum. Omstreeks 22:43 uur werd gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] interesse toonden in juwelier [juwelier 2].
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de voornoemde observatie door [verdachte] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. Daarbij is gebleken dat een inkomende gesprek op de lijnen van [verdachte] op 17-6-2013 te 22:26:45 uur niet werd opgenomen. Hierbij werd de paallocatie aan de Muntbergweg te Amsterdam aangestraald. Hieruit kan worden afgelegd dat tussen deze tijdstippen de communicatiemiddelen van [verdachte] hoogstwaarschijnlijk zijn achtergebleven in de auto van [medeverdachte 1] en hij deze dus niet met zich voerde.
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de voornoemde observatie door [medeverdachte 1] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. [84]
[vestigingsplaats]
Uit het tapgesprek met nummer 47 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum/tijdstip: 4-6-2013 21:51:26. Getapte NNman7030, Imei-nummer: [nummer] (de rechtbank begrijpt: de aansluiting van [verdachte]) belt met [telefoonnummer], tenaamstelling [B] (de rechtbank begrijpt: de ex-partner van [verdachte]).
NNman7030: Nou. Ik ga trainen straks he. [85]
Uit het tapgesprek met nummer 48 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum/tijdstip: 4-6-2013 23:40:15. Getapte NNman7030, Imei-nummer: [nummer] (de rechtbank begrijpt: de aansluiting van [verdachte]) belt met [telefoonnummer], NNvrouw9435, tenaamstelling: [B] (de rechtbank begrijpt: de ex-partner van [verdachte]).
NNman7030: Ja nou. Ik doe hem uit. Ja?
(…)
NNvrouw9435: Nou.. trainse he. [86]
Uit het proces-verbaal van observeren blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 juni 2013 hebben wij de navolgende waarnemingen gedaan. [87] Omstreeks 00:45 uur zag ik dat het subject (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) de woning aan de [adres] op Villapark [naam] te [woonplaats] uit kwam lopen. Vervolgens zag ik dat hij in de BMW [kenteken] stapte en vertrok. Omstreeks 02:00 uur zag ik dat de BMW [kenteken] werd geparkeerd te [vestigingsplaats]. Omstreeks 04:15 uur zag ik dat er twee mannen op de fiets aan kwamen bij de parkeerplaats. Ik herkende een van de mannen als zijnde het subject (de rechtbank begrijpt: [verdachte]) en zag dat de andere man [medeverdachte 1] was. [88]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de voornoemde observatie door [verdachte] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. Op 5-6-2013 te 00:48:31 uur en 04:14:00 uur hebben de communicatiemiddelen van [verdachte] een paallocatie aan de Proostdijstraat te Abcoude, nabij zijn verblijfadres, aangestraald. Hieruit kan worden afgeleid dat tussen deze tijdstippen [verdachte] de genoemde communicatiemiddelen niet met zich voerde en/of uit had geschakeld. [89]
Uit het proces-verbaal van observeren blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Wij hebben op 5 juni 2013 de volgende waarnemingen gedaan. [90] Omstreeks 14:26 uur zag ik dat de BMW [kenteken] geparkeerd stond te Doetinchem. Ik zag dat subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] uitstapten en wegliepen in de richting van het centrum van Doetinchem. Ik zag dat ze ‘[juwelier 5]’ inliepen. Ik zag dat ze bij juwelier ‘[juwelier 6]’ naar binnen keken. Omstreeks 14:45 uur zag ik dat ze naar binnen gingen bij ‘[juwelier 4]’. [91]
Uit het tapgesprek met nummer 281 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum/tijdstip: 5-6-2013 20:24:13. Getapte NNman7030, Imei-nummer: [nummer] (de rechtbank begrijpt: de aansluiting van [verdachte]) belt met een onbekende man.
NNman7030: Maar ik ga zo meteen ehh een beetje sporten zeg maar. [92]
Uit het proces-verbaal van observeren blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 5 en 6 juni 2013 hebben wij de navolgende waarnemingen gedaan. [93] Omstreeks 00:54 uur zag ik dat een Renault met kenteken [kenteken] geparkeerd stond in Doetinchem. Ik zag dat de kofferbak geopend was en dat er een fiets achter in de auto lag. Ik zag dat [medeverdachte 1] bij de Renault stond. Omstreeks 00:56 uur zag ik dat subject [verdachte] te Doetinchem liep. Omstreeks 00:57 uur zag ik dat [verdachte] en [medeverdachte 1] te [vestigingsplaats] fietsten, in de richting van het centrum van [vestigingsplaats]. Ik zag dat ze een normale en een kleine fiets bij zich hadden. [94]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de voornoemde observatie door [verdachte] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. Op 6-6-2013 te 00:06:14 uur en 03:50:06 uur hebben de communicatiemiddelen van [verdachte] een paallocatie aan de Proostdijstraat te Abcoude, nabij zijn verblijfadres, aangestraald. Hieruit kan worden afgeleid dat tussen deze tijdstippen [verdachte] de genoemde communicatiemiddelen niet met zich voerde en/of uit had geschakeld.
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende voornoemde observatie door [medeverdachte 1] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. Daarbij is uit onderzoek gebleken dat de communicatiemiddelen van [medeverdachte 1] op 6-6-2013 01:02:06 uur en te 02:40:06 uur een paallocatie aan Overtoom 295 te Amsterdam, nabij zijn verblijfadres, aanstraalden. [95] Hieruit kan worden afgeleid dat tussen deze tijdstippen de genoemde communicatiemiddelen waren uitgeschakeld en/of niet met zich mee voerde. [96]
Uit het tapgesprek met nummer 443 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum/tijdstip: 6-6-2013 22:26:49. Getapte NNman7030, Imei-nummer: [nummer] (de rechtbank begrijpt: de aansluiting van [verdachte]) belt met [telefoonnummer], tenaamstelling [B] (de rechtbank begrijpt: de ex-partner van [verdachte]). [97]
NNman7030: Ok. Nou, ik ga trainen straks. Ik spreek je morgen wel. [98]
Uit het proces-verbaal van observatie blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 7 juni 2013 komt [verdachte] rond 00:40 uur in een BMW [kenteken] de parkeerplaats in Doetinchem op gereden. Ik zag dat [verdachte] uitstapte. [99] Omstreeks 00:54 uur komt een Renault Laguna voorzien van kenteken [kenteken] de parkeerplaats in [vestigingsplaats] op gereden. Ik zag dat de bestuurder [medeverdachte 1] was. Omstreeks 2:20 uur zag ik subject [verdachte] en contact [medeverdachte 1] op een bankje te [vestigingsplaats]. [100] Omstreeks 03:11 uur zag ik dat subject [verdachte] weg fietste in de richting van de Catharinastraat. Ik zag dat contact [medeverdachte 1] dezelfde richting op fietste en stil ging staan op de Catharinastraat. Ik zag dat subject [verdachte] in de Catharinestraat stopte en in de richting van de gevels van de aldaar gesitueerde winkels liep. Ik had hierdoor geen zicht meer op [verdachte]. Ik zag dat [medeverdachte 1] een aantal malen om zich heen keek. Ik zag op dat moment geen andere personen in de Catharinestraat. Omstreeks 03:13 uur hoorde ik geluiden gelijkend op breekgeluiden. Ik hoorde dat deze geluiden kwamen uit de richting van positie alwaar subject [verdachte] zich bevond. Ik hoorde glasgerinkel en een luid alarm afgaan. Omstreeks 03:15 uur zag ik dat subject [verdachte] uit de richting van de voorgevel van een winkel, alwaar later de winkel [juwelier 4] gevestigd bleek te zijn, kwam gelopen. [verdachte] droeg een zwarte tas bij zich. Ik zag dat [verdachte] op zijn fiets stapte en wegfietste. Ik zag dat [medeverdachte 1] op zijn vouwfiets stapte en achter [verdachte] aan fietste. Ik zag en hoorde dat er een luid alarm afging van de winkel [juwelier 4], welke gevestigd was aan de [adres]te [vestigingsplaats]. Ik zag dat er braakschade was aan de voorgevel van het pand. [101]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende de voornoemde observatie door [verdachte] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. Op 7-6-2013 te 00:20:32 uur en 03:01:58 uur hebben de communicatiemiddelen van [verdachte] een paallocatie aan de Proostdijstraat te Abcoude, nabij zijn verblijfadres, aangestraald. Hieruit kan worden afgeleid dat tussen deze tijdstippen [verdachte] de genoemde communicatiemiddelen niet met zich voerde en/of uit had geschakeld.
Uit onderzoek is gebleken dat gedurende voornoemde observatie door [medeverdachte 1] noch gesprekken zijn gevoerd noch SMS-berichten zijn verstuurd. Daarbij is uit onderzoek gebleken dat de communicatiemiddelen van [medeverdachte 1] op 7-6-2013 01:03:05 uur en te 03:45:00 uur een paallocatie aan Overtoom 295 te Amsterdam, nabij zijn verblijfadres, aanstraalden. [102] Hieruit kan worden afgeleid dat tussen deze tijdstippen de genoemde communicatiemiddelen waren uitgeschakeld en/of niet met zich mee voerde. [103]
Verbalisant [verbalisant 13] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Gezien vorenstaande is vastgesteld dat indien de woorden “sporten” en of “trainen” zijn gebruikt dit niet duidt op de beoefening van enige sport maar dat dit te relateren is aan het doen van voorverkenningen c.q. het plegen van strafbare feiten. [104]
Wet wapens en munitie
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 8-6-2013 / 12:10. [105]
[verdachte]: Ehm kijk voor die negen millimeters.
NN2: Nee, ik ga er twee voor je regelen. Ik ken ze voor je regelen.
[verdachte]: Vandaag moet ik er twee hebben.
NN2: Twee vandaag.
[verdachte]: Ja en over twee dagen word ik weer gebeld omdat ie weer weigerde weet je?
NN2: Het maakt allemaal niet uit wat voor een merk he?
[verdachte]: Denk ik. Normale nette negen millimeters. (…) Merk maakt niet uit en de prijs moet leuk zijn.
NN2: Sig Sauer en dat soort dingen.
[verdachte]: Maakt niet CZ verkoop ik ook.
(…)
[verdachte]: Continu man. 10 in de maand. Tien in de maand wil ik hebben. [106]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en NN2 zijn respectievelijk [verdachte] en S. Jabli. [107]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 8-6-2013 / 13:28.
[verdachte]: (…) Die gozer…nvt… zo’n moordenaars wapen, weet je. Walther noemen ze dat weet je. Met van die kleine kogels. Zes vijfentwintig weetje. Dempertje dr bij alles erbij weet je.
NN3: …ntv…
[verdachte]: Ik weet niet. Gaat dwars door je kop heen. Ik zeg, nou ik weet niet of ik em kwijt kan. Ik zeg geef em maar even mee.
NN3: Laat maar even zien.
(…)
[verdachte]: Hij is niet doorgelaaien, met een vol magazijn, vijftien schots. Een heel leuk modelletje is het.
NN3: Ziet er leuk uit.
(…)
[verdachte]: Hij heeft er drie. Twee hebt ie er verkocht. Twee ruggen krijgt ie ervoor, die dingen.
(…)
[verdachte]: Hij hebt nu deze liggen weet je. Vijftien meier moet ie hebben. [108]
(…)
NN3: Ken je niks anders regelen.
[verdachte]: Eh ja, zo meteen misschien.
NN3: Liever negen. Kijk ik twijfel erover weet je.
(…)
NN3: Even geld verdienen he?
[verdachte]: Ja, weet ik.
(…)
[verdachte]: Hij zegt luister, ik krijg er een kwart voor. Niet meer. En dan wil ie ook meer hebben die gozer. En ik moet hem drieënhalf meier geven.
NN3: Maar wat houden we over dan?
[verdachte]: Twee nog wat.
NN3: De man?
[verdachte]: Ja, de man. [109]
(…)
NN3: Een en twintig meier krijgen we dan, de man.
[verdachte]: Een en veertig half houden we over. [110]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en NN3 zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [111]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 10-6-2013 / 22:01.
[medeverdachte 1]: hey, die zak patronen… bij benadering (ntv) hoeveel negen millimeters zitten..
[verdachte]: Ja, moet ik nog goed kijken.
[medeverdachte 1]: Hij zegt, ik heb er interesse in. Maar hij wil eigenlijk weten hoeveel negens erbij zitten.
[verdachte]: Ja, moet ik even kijken
(…)
[medeverdachte 1]: moet je niet zeggen; paar meier. Paar meier… hij zegt, wat is een paar meier. [112]
(…)
[verdachte]: Ik weet niet. (…) Als je honderd patronen moet kopen, een doosie. Wat betaal je daarvoor?
(…)
[medeverdachte 1]: Hij vond het op zich wel een mooi ding. Hey, [verdachte], probeer even je best te doen voor die doos, he. Die doos met die 765. Ik heb gezegd morgen…
[verdachte]: Ja, kijk, ik heb een hele tas vol.
(…)
[medeverdachte 1]: Doe het. Ik heb mijn afspraken met die gozer, weet je. Hij zegt die 635, die kerel, hij zegt, die wil dat ding wel hebben. Hij zegt, maar… hij zit echt te kloten, om die patronen.
[verdachte]: Ik bestel ze gewoon.
(…)
[verdachte]: Morgen om 8 uur handelen. [113]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [114]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 18-6-2013 / 22:45.
[verdachte]: 2 baretta’s en sig sauers.
NNman: ja.
[verdachte]: en 6 euh… AK’s.
NNman: (…) Maar kijk maar… qua prijs wat je kan doen. [115]
(…)
NNman: De FAL is een wapen toch?
(…)
[verdachte]: Die hebben ze ook liggen. Zo van die kijkers erop en van die pootjes.
(…)
NNman: Ja, ik heb wel iemand die ook dat soort dingen wil kopen.
[verdachte]: Ja, helemaal goed. (…) allemaal wegwerken morgen.
De gespreksdeelnemer [verdachte] is [verdachte]. [116]
Opiumwet
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 4-6-2013 / 19:48. [117]
NN: Ik heb tweeënhalfduizend pillen, kan je die niet verkopen?
[verdachte]: Tweeënhalfduizend pillen kwijt kan? (…) gewoon voor deze maand he.
De gespreksdeelnemers [verdachte] en NN zijn respectievelijk [verdachte] en [gespreksdeelnemer]. [118]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 6-6-2013 / 14:13. [119]
[verdachte]: We hebben nieuwe stempels he? Hele mooie
NN4: (…) Als je zegt wat kost het.
[verdachte]: Ja, maar die rode stellen heb ik niet.
NN4: (…) Ik zeg maar d’r moet wel een heldere stempel in staan. (…)
[verdachte]: Heb ik ook. Ja maar met stempel alles. Hey helemaal nieuwe machine staat er he.
NN4: Ja, dat is goed man. Maar ze hebben er nu maar eeh volgens mij maar twintigduizend in de week, of in de twee weken nodig.
(…)
[verdachte]: Volgende dag klaar.
De gespreksdeelnemers [verdachte] en NN4 zijn respectievelijk [verdachte] en NN4. [120]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 20-6-2013 / 20:05.
NNman: Je staat voor lul jongen he. Kutzooi.
[verdachte]: wat?
NN: Het is maar… Het is ten eerste 992 gram.
(…)
[verdachte]: Ik heb niet opengemaakt.
(…)
NN: Dat was eruit, simpel. Wacht ff, dat was… de foto. Zie je, 992 gram. Moet je kijken wat er gebeurt. Ik pak hem er vanaf. Onderkant valt er zo onderuit. (…) Ik heb geluk dat die jongen het gewoon tegen mij zegt, dit kopen… Ik moet er zelf even wat bij doen. Die jongen heeft 921 gram, heeft die gekocht van me. (…) Dit viel gewoon uit elkaar. Kon je gewoon verpulveren.
[verdachte]: Wat is het dan?
NN: Ja, maar dit is op of een of andere manier of aangesmeerd of er onder geperst, dat weet ik niet. Maar ik wil het wel weten. Want ik betaal hem gewoon. [121] Dat is geen probleem. Ik reken gewoon die… min die 8 gram dan, want die reken ik dan niet met hem af. (…) Dus dan reken ik in principe wel die 31 ruggen met je af. Maar min die 8 gram.
[verdachte]: Misschien is het gewoon… euh… een blok wat niet euh… Je hebt er slechte bij zitten.
(…)
NN: Jaja, dit had ie gewoon uitgekookt. (…) Hij heeft het afgebroken zeg maar. Toen is hij gaan koken en toen hij gekookt had, had hij alleen nog maar gekeken hoe hij eruit kwam en hoe die op de folie liep. Of die wit bleef, weet je wel. (…) Nou dat was gewoon allemaal goed. [122]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en NN zijn respectievelijk [verdachte] en NN. [123]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Datum / tijdstip: 20-6-2013 / 20:39.
[verdachte]: legt die op die weegschaal (…) Hij haalt het van die weegschaal af. Die onderkant, die hele onderlaag valt eraf. [124]
(…)
NN: Ja, goed. Het is in ieder geval weg, weet je.
[verdachte]: Kijk… 31 ruggen bij elkaar he?!
(…)
[verdachte]: En dat gaat er gewoon van af, weet je. Dus eigenlijk moeten we die 8 gram er ook nog vanaf halen.
NN: Dus 2 allebei de man.
[verdachte]: Met z’n drieën, ik.. met die 8 gram…
NN: jaja
[verdachte]: … Moet aftrekken. Snap je? Even een rug met z’n drieën. Ja, dat doen we gewoon.
(…)
[verdachte]: Oke, even denken hoor. 31,8 gram, 24, 2,5 meier toch? Hebben we een rug. Ik heb hier 2,5 meier hier.
NN: allemaal vijftigjes? Heb je het nagekeken?
[verdachte]: Ja, klopt precies. Klopt altijd bij hun.
(…)
[verdachte]: dit is precies 992 keer 30,5 euro per gram. Snap je?
NN: Jaja.
[verdachte]: Dit is ons bedrag, weet je. Dus hun krijgen euh… 30,5… 30.250. [125]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en NNman zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [126]
4.3.14
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 6 op de 0-dagvaarding
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie dient te worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012: BW5132). Deelneming impliceert opzet, dat wil zeggen dat verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651). Voor de bewezenverklaring van 'een organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2011:BO9814).
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] deel hebben genomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van gekwalificeerde diefstallen, alsmede het aanwezig hebben van en handelen in wapens en munitie als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie en het aanwezig hebben van en handelen in cocaïne en MDMA als bedoeld in de Opiumwet.
Zij hebben een gestructureerd samenwerkingsverband gevormd en hebben ieder een aandeel gehad in, dan wel ondersteunende gedragingen verricht die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De rechtbank overweegt daartoe dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode meermalen in Doetinchem en Meppel zijn gezien, waar zij interesse hadden in de aldaar gelegen juweliers. Gezien is dat zij zowel overdag als ’s nachts bij deze juweliers zijn gaan kijken. Uit de opgenomen OVC-gesprekken blijkt vervolgens dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de inbraken op deze juweliers voorbereiden, door te spreken over hoe zij de deur open kunnen krijgen, door afspraken te maken over de rolverdeling die zij zullen aannemen en door te spreken over de mogelijkheid om een slot om het hek bij het politiebureau te doen. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben hiermee een van te voren onderling afgestemd aandeel in de feiten die zij samen plegen. Verdachten zijn op elkaar ingespeeld en hebben ieder een eigen rol.
Voorts wordt in de telefoongesprekken die [verdachte] en [medeverdachte 1] voeren gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik. Wanneer zij spreken over ‘trainen’ of ‘sporten’ ontmoeten zij elkaar in Doetinchem of Meppel om de inbraken voor te bereiden. Uit het feit dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1], alsmede personen in de omgeving van [verdachte] gebruik maken van dit versluierd taalgebruik, maakt de rechtbank op dat er sprake is van een organisatiegraad.
Uit de OVC-gesprekken blijkt voorts dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich bezighouden met drugs- en wapenhandel. Uit de OVC-gesprekken blijkt dat zij hierover met elkaar overleggen, bijvoorbeeld over hoeveel het moet kosten, en dat zij de opbrengsten hiervan samen verdelen. Het feit dat geen wapens bij [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn aangetroffen doet hier niet aan af.
In de opgenomen OVC-gesprekken zijn aanwijzingen te vinden dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich al langer bezighouden met het plegen van strafbare feiten. Dit leidt de rechtbank af uit de wijze waarop verdachten op elkaar ingespeeld zijn, het feit dat verdachten regelmatig spreken over feiten die zij in het verleden hebben gepleegd, de opmerking van [verdachte] in het OVC-gesprek van 20 juni 2013: “klopt altijd bij hun” op de vraag van [medeverdachte 1] of [verdachte] het geld geteld heeft en de opmerking van [verdachte] “tien in de maand wil ik hebben” als het gesprek gaat over wapens. Deze omstandigheden ondersteunen in voldoende mate de duurzaamheid van het samenwerkingsverband zoals die ook blijkt uit de bewijsmiddelen. Dat er een relatief korte periode ten laste is gelegd, doet daaraan niet af.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben deelgenomen aan een criminele organisatie.
4.3.15
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 op de A-dagvaarding:
museumroof te Gouda
Aangeefster [aangeefster 1] heeft namens Museum Gouda – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 21 maart 2012 ben ik ter plaatse gegaan bij het museum Gouda. [127] Ik zag dat er bij de deur aan de Oosthaven kant heel veel brokstukken lagen. Ik zag dat de voordeuren vernield waren. We zijn vervolgens door het museum gelopen. Ik zag dat er twee schilderijen beschadigd waren. De volgende objecten hadden schade:
- Doek “De krijgsraad der Goudse schutterij onder leiding van kolonel Govert Suijs”
- Doek “De officieren van de vier Goudse schuttersvendels onder leiding van kolonel Herman Herbertsz”.
Ik zag dat in de gang, gezien vanaf de ingang aan de Oosthaven kant, de voordeur vernield was. Ik zag dat er in de gang overal brokstukken lagen afkomstig van de deur. In de gang bevindt zich een deur aan de linkerzijde gezien vanaf de Oosthaven kant. Ik zag dat er in de Regentenkamer een grote hamer lag. Ik zag dat er een vitrine kapot was. Het volgende is weggenomen: Monstrans. [128]
[getuige] heeft verklaard – zakelijk weergegeven - dat hij op 21 maart 2012 omstreeks 03:30 uur een enorm harde knal hoorde. Toen hij naar buiten keek, zag hij een donkerkleurige motor staan aan de Oosthaven ter hoogte van “Museum Gouda” met op de motor een man. Toen hij circa 30 seconden aan het kijken was, zag hij dat er een tweede man het museum uit kwam rennen en dat hij met zijn beide handen een groot kleed beethield waaronder iets zat. Vervolgens zag hij dat de tweede man achterop de motor stapte en de motor met de twee mannen met gedoofd licht wegreed. [129]
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek door [C] en [D] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 21 maart 2012 werd door ons onderzoek verricht in verband met een inbraak in een museum, gepleegd op 21 maart 2012. De inbraak vond plaats aan de achterzijde van het museum aan de zijde van de Oosthaven te Gouda. De dader verschafte zich de toegang door met een explosief hier een buitendeur op te blazen. Door het geplaatste explosief ontstond een gat in de deur ter hoogte van het deurslot. De deur kon vervolgens geopend worden. Na de deur was een hal waar links via een tussendeur een expositieruimte (“de Regentenkamer”) bereikbaar was. In de Regentenkamer was een vitrine ingeslagen en een object weggenomen. [130] De ruit van de vitrine was waarschijnlijk ingeslagen met de voor de vitrine aangetroffen moker. Deze moker werd veiliggesteld (AAEQ4650NL). Op de bestrating en de trap voor de toegangsdeur werden fragmenten hout, glas, koperdraad, verschillende stukjes (duc)tape, kleine fragmenten blauwe en rode kunststof en delen van een batterij aangetroffen. Waarschijnlijk waren verschillende van de aangetroffen fragmenten onderdeel geweest van het gebruikte explosief. [131] De volgende sporen werden veiliggesteld: AAEQ4616NL: zwart tape, aangetroffen op bestrating [132] , AAEQ4625NL: deel van batterij, aangetroffen op bestrating [133] , AAEQ4635NL: stukjes printplaat, batterij en koperdraad, vanaf de straat. [134]
Uit het explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie bij een museum in Gouda op 21 maart 2012 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Aangetroffen deel van batterij (AAEQ4625NL) en een stukje printplaat, batterij en koperdraad (AAEQ4636NL) bevatten TNT en PETN. [135] De in de extracten van [AAEQ4625NL en AAEQ4636NL] gemeten TNT en PETN zijn springstoffen. [136]
Om een ontploffing te veroorzaken met een blok springstof op basis van PETN en/of TNT is, afgezien van de eerder genoemde springstof, slagpijpje en stroombron mogelijk ook een bevestiging gebruikt. Bijvoorbeeld plakband. [137] Gezien de waargenomen schade aan vooral de deur, de aangetroffen sporen van springstoffen en de uiterlijke kenmerken van het onderzoeksmateriaal is gebruik gemaakt van een geïmproviseerde explosieve constructie met als explosieve lading springstof op basis van TNT en/of PETN. [138]
Uit het NFI rapport van 21 oktober 2013 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Van een bemonstering van het handvat van een moker (AAEQ4650NL#01) is een consensus DNA profiel opgemaakt van minimaal één persoon, hieruit kon een aantal DNA kenmerken worden afgeleid waarvan wordt aangenomen dat deze afkomstig zijn van de (meest) prominente celdonor. Het DNA-profiel van [verdachte] matcht met de combinatie van afgeleide DNA-kenmerken uit het consensus DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonsteringen AAEQ4650NL#01. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze combinatie van afgeleide DNA-kenmerken is circa één op 245 miljoen. [139]
Van een bemonstering van een stuk plakband (AAEQ4616NL#02) is een onvolledig consensus DNA profiel opgemaakt. Het DNA-profiel van [verdachte] matcht met dit onvolledige consensus DNA-profiel. De kans dat een willekeurig gekozen man een DNA-profiel heeft dat matcht met het onvolledig consensus DNA-profiel van het celmateriaal in deze bemonstering is kleiner dan één op één miljard. [140]
Uit het proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gesprek gevoerd op 17-6-2013. [141]
[verdachte]: Wat ik denk, dat als ik naar duitsland ga, dat we gewoon hier en daar een juwelier kunnen opblazen. (…)
[medeverdachte 1]: Ja, maar die methode wordt… niet heel veel om toe te passen, weet je.
[verdachte]: Nee, niemand man.
(…)
[verdachte]: Wel eens van gehoord. Ooit van één ding gehoord hier in Nederland?
[medeverdachte 1]: Nee
[verdachte]: Nee! Ook die deuren in museums, ook niet. [142]
(…)
[verdachte]: Is veel te veel he, 220 gram he?
[medeverdachte 1]: Hij moet open kunnen.
(…)
[verdachte]: heel stuk van die deur..ntv.. ertussen…ntv… schilderijen.
[medeverdachte 1]: Achter ja, dertig meter verder.
[verdachte]: Ja, schilderijen hingen helemaal aan het einde van dat gangetje..ntv.. lokaal, in dat lokaal achteraan had je dat grote ding…
[medeverdachte 1]: Dat is het schutters euh…
[verdachte]: ..ntv.. hele klap.
(…)
[verdachte]: ..ntv.. wat kracht erop zit he. Een stuk van die deur was weg. Die hele deur stond wagen wijd open.
(…)
[verdachte]: Nou ik weet.. Ik weet wat het doet.
[medeverdachte 1]: Ik heb er nog nooit mee gewerkt, met sem. [143]
De gespreksdeelnemers [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn respectievelijk [verdachte] en [medeverdachte 1]. [144]
4.3.16
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 op de A-dagvaarding
De verdediging heeft aangevoerd dat daar waar aangenomen wordt dat tijdens het OVC-gesprek op 17 juni 2013 wordt gesproken over de vermeende kunstroof, opgemerkt dient te worden dat reeds op 21 maart 2012 in de pers terecht is gekomen dat er sprake is geweest van een explosie die een klap heeft veroorzaakt die tot 30 meter in het museum heeft verwoest. Uit dit gesprek kan derhalve niet worden afgeleid dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de kunstroof.
De rechtbank overweegt dat de informatie die door verdachte wordt gegeven in het OVC-gesprek op 17 juni 2013 veel specifieker is dan de informatie die is gebleken uit de media. Verdachte geeft namelijk ook informatie die niet is gebleken uit de media, bijvoorbeeld dat er helemaal aan het einde van de gang in een lokaal schilderijen hingen en dat achterin dat lokaal ‘dat grote ding hing’, waarop [medeverdachte 1] zegt: “Dat is het schutters…”. Uit de aangifte en de foto’s blijkt dat er sprake is van een lange gang en dat daar twee schilderijen beschadigd zijn geraakt door de explosie, te weten het doek “De krijgsraad der Goudse schutterij onder leiding van kolonel Govert Suijs” en het doek “De officieren van de vier Goudse schuttersvendels onder leiding van kolonel Herman Herbertsz”. Voorts zegt verdachte in dat OVC-gesprek dat er een heel stuk uit de deur weg was. Ook dit komt overeen met de situatie die ter plaatse bij het museum Gouda is aangetroffen en die niet uit de media blijkt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit daderkennis betreft.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat ten aanzien van het stukje plakband sprake is van een onvolledig consensus DNA-mengprofiel. Bij een dergelijk profiel kan niet zonder meer worden aangenomen dat het aangetroffen minimale biologische spoor in direct verband staat tot het delict. Dit kan, zonder nadere eventuele feiten en omstandigheden, niet worden aangenomen. Uit de rapporten van het NFI volgt niet evident dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte explosieven heeft doen plaatsen op de deur van het museum en evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte de moker die gebruikt zou zijn daadwerkelijk ten tijde van het plegen van het delict gebruikt heeft, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit standpunt als volgt. De verdediging is in de gelegenheid gesteld om met betrekking tot dit onderwerp vragen te stellen aan de deskundige van het NFI. Deze vragen zijn bij brief van 7 juli 2014 door deskundige Y. van de Wal beantwoord. Gelet op de uitleg die de deskundige hierop geeft over het consensus DNA-profiel en het feit dat het DNA-profiel van verdachte matcht met twee afzonderlijke op de plaats delict aangetroffen sporen, welke sporen beide zijn aangetroffen op delict gerelateerde voorwerpen (het plakband waarmee het explosief op de deur is geplakt en de moker waarmee de vitrine is ingeslagen), alsmede het feit dat uit het OVC-gesprek van 17 juni 2013 specifieke daderkennis door verdachte wordt genoemd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met braak in museum Gouda op 21 maart 2012.
4.3.17
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 2 op de A-dagvaarding: ramkraak op [juwelier 1] te [vestigingsplaats]
Aangeefster [aangeefster 2] heeft namens [juwelier 1] BV – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 11 mei 2011 werd ik gebeld door de meldkamer van de alarmcentrale van mijn eigen beveiliging. Ik ben toen meteen naar de winkel gereden. Ik zag dat de vitrines, welke achter het rolluik stonden door de winkel heen lagen. Dit werd veroorzaakt door de klap van de auto waarmee het rolluik is geforceerd. Er waren ook duidelijk bandensporen te zien op de vloer. Ik zag dat er drie vitrines ingeslagen waren en ik zag dat de moker was achtergebleven in de winkel. Ik zag meteen dat er goud weg was. Achteraf is gebleken dat het totale bedrag aan weggenomen goederen 52.000 euro (ex BTW) was. Er zijn verschillende stukken weg, waaronder ringen, kettingen, oorhangers en andere sieraden. [145]
Verbalisanten [verbalisant 14] en [verbalisant 15] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 11 mei 2011 omstreeks 04:38 uur waren er in meerdere panden inbraakalarmen afgegaan in winkelcentrum Roselaar te Roosendaal. Wij zagen dat de schuifdeuren van de ingang van het winkelcentrum er in zijn geheel uit waren. Wij zagen ter hoogte van [juwelier 1] gebroken glas op de grond liggen. Wij zagen dat het glas afkomstig was van de etalage van schoenenwinkel Manfield, welke tegenover de ingang van [juwelier 1] is gevestigd. Wij zagen tussen de glasscherven donkere bandensporen. Wij zagen dat de ingang van [juwelier 1] een ijzeren roldeur is. Wij zagen dat deze ijzeren roldeur ingedeukt was en ongeveer 50 cm de winkel naar binnen was gedrukt. Wij vermoedden dat de daders met een auto de ijzeren roldeur geramd hebben. Wij zagen dat daardoor aan de zijkanten van de roldeur openingen waren ontstaan, groot genoeg om door naar binnen de winkel in te kunnen. [146]
Verbalisant [verbalisant 16] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 11 mei 2011 zijn er diverse gesprekken met het nummer [telefoonnummer], in gebruik bij een NN die door [medeverdachte 2] in eerdere gesprekken [verdachte] wordt genoemd. Te 14:34 uur wordt de volgende opname gemaakt (nr. 169):
NN: gelachen vannacht man.
K: Ja was het goed gegaan?
(…)
NN: Ik moest daar een passage inrammen weet je. In die passage was een juwelier. (…) In die auto gestapt. (…) Ik rijd naar die passage, (…) d’rin, heel die deuren op de grond, juwelier geramd daar binnenin, er weer uit, weer die deuren eruit. (…)
K: Ja maar wat heb je meegenomen? Zelfde zooi of euhhhh?
NN: Goud, beetje goud.
K: Laat mij dat verkopen dan….
NN: Ik heb vaste mensen daarvoor man.
(…)
K: Heb je het alleen gedaan?
N: Nee (…) Ik heb met een moker die ramen ingeramd daarbinnen. [147]
Verbalisant [verbalisant 12] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 januari 2014 heb ik geluisterd naar opgenomen communicatie (OVC) in onderzoek 09BRMN07). Ik luisterde naar gesprekken opgenomen op 11 mei 2011, opgenomen om 14:34 uur (gespreksnummer 169). Ik hoorde de stem van twee mannen. Eén van de mannen is [medeverdachte 2]. De andere man is in de uitwerking van dit gesprek aangeduid met ‘[verdachte]’. Ik heb geluisterd naar de stem van ‘[verdachte]’. Ik hoorde een Amsterdams accent, vlotte spraak, wat vragende intonatie, ietwat nasaal stemgebruik, en het veelvuldig gebruik van het stopwoordje ‘weeje’. Ik luisterde ook naar de klank van zijn stem en zijn stemhoogte. Ik luisterde vandaag naar diverse gesprekken die waren opgenomen in onderzoek 09BREIFEL. Aan deze gesprekken neemt [verdachte] deel met nummer [telefoonnummer]. Ik herkende de stem van de gebruiker [telefoonnummer] ([verdachte]) als dezelfde stem van de persoon die wordt aangeduid als ‘[verdachte]’ in bovengenoemd opgenomen OVC-gesprek uit 2011. Ik hoorde dat de stem van ‘[verdachte]’ de stem is van [verdachte]. [148]
Verbalisant [verbalisant 17] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
In een OVC-gesprek opgenomen op 11 mei 2011 spreekt een man over een kennelijk door hem gepleegde ramkraak. Naar aanleiding van dit opgenomen gesprek is uitgezocht in hoeverre de ramkraak op [juwelier 1] te [vestigingsplaats] de enige gepleegde ramkraak in Nederland was in de periode van 10 tot en met 11 mei 2011. In Blueview worden geen andere registraties van een ramkraak op een juwelier aangetroffen, dan de genoemde ramkraak op juwelier [juwelier 1] te [vestigingsplaats] in deze periode. [149]
4.3.18
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 op de A-dagvaarding
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ramkraak op [juwelier 1] te [vestigingsplaats] op 11 mei 2011. De ramkraak heeft plaatsgevonden op 11 mei 2011 rond 04:38 uur. Op 11 mei 2011 om 14:34 uur vindt er vervolgens een gesprek (OVC) plaats tussen twee mannen, waarvan is vastgesteld dat dit [medeverdachte 2] en verdachte betreffen. In dit telefoongesprek geeft verdachte zeer specifieke informatie over de ramkraak die hij die nacht heeft gepleegd. De feiten en omstandigheden die verdachte in het gesprek noemt komen exact overeen met de feiten en omstandigheden van de ramkraak te Roosendaal. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat dit daderkennis betreft. In diezelfde nacht hebben in Nederland geen andere ramkraken op een juwelier plaatsgevonden. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte degene is geweest die de ramkraak op [juwelier 1] te [vestigingsplaats] heeft gepleegd.
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 juni 2013 te Vinkeveen en Amsterdam en Meppel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het misdrijf om:
-Tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is (art. 157 sr); of
-Tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk enig gebouw opzettelijk te beschadigen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is (art. 170 sr);
opzettelijk navolgende voorwerpen bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft voorhanden gehad:
-explosieven / springstof en bijbehorende slagpijpjes
-inbrekerswerktuigen, waaronder schroevendraaiers en handschoenen, slotentrekker
-één of meer auto’s
-bivakmuts
-één of meer (vouw)fietsen
-kettingslot;
2.
op 21 juni 2013 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, munitie van categorie III, te weten:
-25 patronen,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
op 21 juni 2013 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, wapens van categorie II onder 7, te weten:
-twee slagpijpjes
-een hoeveelheid springstof (TNT),
zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
op 21 juni 2013 te Vinkeveen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 0.15 gram cocaïne, en een hoeveelheid van 207 MDMA (XTC) pillen, zijnde respectievelijk cocaïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
op 21 juni 2013 te Vinkeveen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 190.71 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
in de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 juni 2013 te Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband waaraan heeft deelgenomen hij, verdachte en [medeverdachte 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van gekwalificeerde diefstallen (zogeheten plofkraken en/of ramkraken en/of overige inbraken) en het voorhanden hebben van en het handelen in wapens en munitie als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie en het aanwezig hebben van en handelen in cocaïne en MDMA als bedoeld in de Opiumwet;
7.
in de periode van 06 juni 2013 tot en met 07 juni 2013 te Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vitrine van een perceel aan de [adres]aldaar heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [juwelier 4], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door met een breekwerktuig een vitrine van dat perceel in te slaan;
A-dagvaarding
1.
op 21 maart 2012 te Gouda, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit Museum Gouda heeft weggenomen een monstrans, toebehorende aan Museum Gouda, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking door
- met springstof een, deur van voornoemd Museum Gouda te verbreken en
- met een moker, een vitrine in een zaal van Museum Gouda in te slaan;
2.
op 11 mei 2011 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand waarin was gevestigd [juwelier 1] B.V. heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden (ringen en kettingen en oorhangers), toebehorende aan [juwelier 1] B.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking door
- met een auto, tegen het rolluik -welk rolluik vóór de vitrines van voornoemd pand naar beneden hing- te rijden en te rammen en
- met een moker drie vitrines -waarin voornoemde sieraden uitgestald lagen- van dat pand in te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
0-dagvaarding
Ten aanzien van feit 1: medeplegen van voorbereiding van medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is; en
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van een gebouw opzettelijk vernielen of beschadigen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Ten aanzien van feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub b van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 4: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 6: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Ten aanzien van feit 7: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
A-dagvaarding
Ten aanzien van feit 1 en 2: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder de 0-dagvaarding bewezen geachte feiten 1 tot en met 7, de door haar onder de A-dagvaarding bewezen geachte feiten 1 en 2 en het door haar onder de B-dagvaarding bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht (8) jaren, met aftrek van het voorarrest. Zij heeft betoogd dat gelet op de hoeveelheid en ernst van de strafbare feiten alsook de houding van verdachte de maximaal toe te passen straf moet worden opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Indien een veroordeling volgt, is de eis van de officier van justitie buitensporig hoog te noemen en dient de op te leggen straf gematigd te worden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een groot aantal zware strafbare feiten, waaronder voorbereidingshandelingen voor het plegen van een plof- en/of ramkraak, een museumroof te Gouda en een ramkraak op een juwelier te Roosendaal. Verdachte heeft met deze delicten te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële belangen boven die van anderen te stellen. Dergelijke feiten veroorzaken grote schade en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van springstof, slagpijpjes, munitie, cocaïne, XTC-pillen, hasjiesj en heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met wapenhandel, drugshandel, plof- en ramkraken en inbraken. Ook dit zijn feiten die gevaar opleveren en ontwrichtend zijn voor de samenleving.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte let de rechtbank op een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 maart 2014, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Wel is verdachte in 2006 onherroepelijk veroordeeld ten aanzien van de Opiumwet, de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, gewoontewitwassen, medeplegen van valsheid in geschrifte en oplichting, tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Uit het dossier en de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich - in ieder geval in de tenlastegelegde periode van zo’n drie maanden en aannemelijk is al langer – beroepsmatig en op professionele wijze bezig heeft gehouden met het plegen van (ernstige) misdrijven. De rechtbank merkt dat aan als een strafverzwarende omstandigheid.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is te noemen, uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van generale preventie. De rechtbank legt een gevangenisstraf op voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Daarmee wordt een lagere straf opgelegd dan door de officier van justitie is geëist. De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte de maximaal toepasbare gevangenisstraf van acht jaren op te leggen. Wanneer de rechtbank acht slaat op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en de landelijke Oriëntatiepunten voor dit soort misdrijven, is de eis van de officier van justitie bijzonder hoog te noemen, zonder daarmee iets af te doen aan de ernst van de gepleegde strafbare feiten. Daarbij speelt ook een rol dat de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen en deelname aan een criminele organisatie niet een langere periode beslaan dan drie maanden. De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte wordt vrijgesproken van de museuminbraak in IJsselstein.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte was geschorst tot de einduitspraak, met name in verband met de duur van het onderzoek. Aan de rechtbank zijn, mede gelet op de opgelegde straf, geen persoonlijke omstandigheden gebleken die opnieuw tot een schorsing van de voorlopige hechtenis zouden moeten leiden.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen die op de beslaglijst staan vermeld. Deze beslaglijst zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht. De officier van justitie heeft gevorderd zoals op de beslaglijst achter elk goed is geschreven.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag op het standpunt gesteld dat de criminele herkomst van de goederen niet vaststaat, waardoor die goederen retour dienen te gaan naar verdachte. Omdat de officier van justitie zowel een bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel wil ontnemen, als een groot aantal goederen verbeurd wil verklaren, wordt verdachte dubbel gepakt.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van het beslag als volgt:
De rechtbank verklaart verbeurd de goederen met de nummers 1, 2, 26 t/m 31 en 34. Het betreft voorwerpen met behulp waarvan of met betrekking waarvan de strafbare feiten zijn begaan of voorbereid dan wel voorwerpen die tot het begaan van misdrijven zijn bestemd.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het goed met nummer 32, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank beveelt de teruggave aan verdachte van de goederen met de nummers 11, 24, 25, 33, 35 t/m 38, nu van deze voorwerpen niet kan worden vastgesteld dat deze gebruikt zijn bij het begaan of voorbereiden van de misdrijven.
Ten aanzien van de goederen met de nummers 12 t/m 17 en 19 t/m 23 heeft de officier van justitie betoogd dat het grootste deel van deze goederen (te weten horloges) verbeurd moet worden verklaard nu aangenomen moet worden dat deze verkregen zijn uit de baten van de strafbare feiten. Zij verwijst daartoe naar het gegeven dat verdachte niet beschikt over een legale bron van inkomsten. De verdediging heeft betoogd dat verbeurdverklaring op de grond dat de goederen afkomstig zijn uit de baten van strafbare feiten, een dubbele bestraffing vormt nu ook een ontnemingsvordering is ingediend.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de wetsgeschiedenis (Kamerstukken 32 194, nr. 3) blijkt dat ook voorwerpen die niet rechtstreeks afkomstig zijn van het strafbare feit waarvoor een veroordeling is uitgesproken, maar die uit de baten daarvan zijn verkregen, verbeurd kunnen worden verklaard. Ook voorwerpen die met de opbrengsten van dit strafbare feit zijn aangeschaft komen zo voor verbeurdverklaring in aanmerking. Deze verruiming van de regeling voor verbeurdverklaring heeft gelet op de wetsgeschiedenis tot doel om op een efficiënte manier criminele winsten te ontnemen. De wetsgeschiedenis signaleert dat daardoor een overlap kan ontstaan tussen wat met de ontnemingsmaatregel en wat met verbeurdverklaring kan worden afgenomen. Volgens de Memorie van Toelichting is dat niet bezwaarlijk omdat de merites van de voorliggende zaak beslissend zullen zijn voor de keuze een ontnemingsvordering in te dienen of verbeurdverklaring van de aangetroffen voorwerpen te vorderen.
Nu gelijktijdig met de onderhavige strafzaak een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig is, acht de rechtbank het –gelet op de aangehaalde wetsgeschiedenis- niet opportuun om de in beslag genomen horloges verbeurd te verklaren. De rechtbank beveelt derhalve de teruggave aan verdachte van de goederen met de nummers 12 t/m 17 en 19 t/m 23.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van feit 1 op de A-dagvaarding
De benadeelde partij Museum Gouda heeft een vordering ingediend, ten bedrage van
€ 2.332,86,-, bestaande uit schade aan de vitrinekast, het veiligstellen van filmbeelden, Trigion, Mixact, Artiz en arbeidskosten.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering deels toe te wijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De opgevoerde kosten 1 tot en met 5 kunnen worden toegewezen. Dit betreft een totaalbedrag van € 2.092,86. Ten aanzien van de kosten die zijn opgevoerd onder arbeidskosten is onbekend door wie deze arbeidskosten zijn gemaakt. De kosten zijn niet nader gespecificeerd en niet te herleiden tot de museuminbraak.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
De rechtbank oordeelt als volgt. De behandeling van de vordering van Museum Gouda, levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 op de A-dagvaarding bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. Nu de verdediging geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij acht de rechtbank ook de opgevoerde arbeidskosten voor toewijzing vatbaar. Dit zijn kosten die kennelijk in redelijkheid gemaakt dienden te worden door de benadeelde partij bij dit feit. De rechtbank waardeert de schade dan ook op € 2.332,86 (tweeduizend driehonderdtweeëndertig euro en zesentachtig eurocent), aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 46, 47, 57, 140, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 11 van Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het op de B-dagvaarding ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
0-dagvaarding
Ten aanzien van feit 1: medeplegen van voorbereiding van medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is; en
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van een gebouw opzettelijk vernielen of beschadigen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Ten aanzien van feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 3, sub b van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 4: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 6: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Ten aanzien van feit 7: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
A-dagvaarding
Ten aanzien van feiten 1 en 2: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zes jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank
verklaart verbeurdde volgende goederen:
1 1.00 STK Fiets Kl:zwart
PELIKAAN VOUW serienr 1539112
goednr 1020527
2 1.00 STK Fiets Kl:blauw
INSERA ATB CHAM
goednr 1020518
26 1.00 STK Handschoen
-
merk Longhorn/ nr 1011313
27 1.00 STK Fietslamp
MIRAGE
goednr 1011316
28 1.00 STK Schroevedraaier
-
goednr 1011326
29 1.00 STK Schroevedraaier
-
goednr 1011329
30 1.00 STK Tang
GAMMA GRIPTANG
goednr 1011389
31 1.00 STK Muts
BIVAKMUTS
goednr 1011468
34 1.00 STK Hamer
-
nr 962015
De rechtbank
verklaart onttrokken aan het verkeerde volgende goederen:
32 1.00 STK Wapen
STROOMSTOOTWAPN
goednr 920037
De rechtbank
beveelt de teruggave aan verdachtevan:
11 1.00 STK Graveerapparaat
letters
1009795, slagletters/nummers in toilettas
12 1.00 STK Horloge
ROLEX J.Piccard
1009863
13 1.00 STK Horloge Kl:goudkl.
BAUME&MERCIER dames
1009867
14 1.00 STK Horloge
ROLEX heren
1009876
15 1.00 STK Horloge Kl:zwart
ROLEX
1009878
16 1.00 STK Horloge
ROLEX
1009881
17 1.00 STK Horloge Kl:zw.wijzer
ROLEX heren
1009953, zwarte wijzerplaat
19 1.00 STK Horloge
CARTIER box
1009962, vanceurbox incl. 1 longines en 1 ca
20 1.00 STK Horloge
HUBLOT
1009965, incl. hublotbox
21 1.00 STK Horloge
CARTIER 925
argent plaque swiss / goednr 1009970
22 1.00 STK Horloge
BREITLING dames
goednr 1009971
23 1.00 STK Horloge
AUDEMARS PIQUET
achterzijde Royal Oak/ goednr 1009972
24 1.00 STK Kleding
ADIDAS jack
trainingsjack/ nr 1011306
25 1.00 STK Tas
-
nr 1011311
33 1.00 STK Tas
TROLLEY
goednr 979527
35 1.00 STK Tas
ESPRIT
schoudertas met hangslot/ n r 979528
36 1.00 STK Tas
SPORT
zwart met leren handvatten/ 979529
37 1.00 STK Tas Kl:zwart
-
met hangslot,2 sleutels en roze band/ 979531
38 1.00 STK Tas Kl:zwart
-
goednr 979532
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij feit 1 A-dagvaarding
Wijst de vordering van Museum Gouda toe tot € 2.332,86 (zegge tweeduizend driehonderdtweeëndertig euro en zesentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Museum Gouda voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Museum Gouda aan de Staat € 2.332,86 (zegge tweeduizend driehonderdtweeëndertig euro en zesentachtig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 33 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Perrick, voorzitter,
mrs. H.A. Brouwer en A.R. Creutzberg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
0-dagvaarding
1.
29~29~29~hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 juni
2013 te Vinkeveen en/of Amsterdam en/of Meppel, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter
voorbereiding van de misdrijven / het misdrijf om:
-Tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk
een ontploffing te weeg te brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen
te duchten is (art. 157 sr); en/of
-Tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk
enig gebouw en/of getimmerte en/of voor het publiek toegankelijke plaats
opzettelijk te vernielen of beschadigen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is (art. 170 sr);
opzettelijk navolgende voorwerpen bestemd tot het begaan van die misdrijven /
dat misdrijf heeft verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad:
-explosieven / springstof en/of (bijbehorende) slagpijpjes
-wapens (meerdere (automatische) vuurwapens)
-munitie (diverse patronen van diverse kalibers)
-inbrekerswerktuigen, waaronder schroevendraaiers en handschoenen,
slotentrekker
-één of meer auto’s
-bivakmuts
-één of meer (vouw)fietsen
-kettingslot
-blauwe zwaailichten voor op een auto
-jammer (verstoren gsm/gps verkeer);
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 juni 2013 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, munitie van categorie II en/of III, te weten:
-25, althans een of meer patro(o)n(en),
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 21 juni 2013 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
een of meer wapen(s) van categorie II onder 7, te weten:
-twee, althans een slagpijpje(s)
-een hoeveelheid springstof (vermoedelijk TNT),
zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij op of omstreeks 21 juni 2013 te Vinkeveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 0.15 gram cocaïne, althans
een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 207 MDMA
(XTC pillen), zijnde (respectievelijk) cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
5.
hij op of omstreeks 21 juni 2013 te Vinkeveen, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid (ongeveer) 190.71 gram, althans een
hoevelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 alif/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
6.
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2013 tot en met 21 juni 2013 te
Vinkeveen en/of Amsterdam en/of Den Bosch en/of Meppel en/of Doetinchem, in
elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een
samenwerkingsverband waaraan heeft deelgenomen hij, verdachte en/of [medeverdachte 1]
en/of (een) ander(en)/derde(n), welke organisatie tot oogmerk had
het plegen van misdrijven, te weten het plegen van gekwalificeerde diefstallen
(zogeheten plofkraken en/of ramkraken en/of overige inbraken) en/of het voorhanden hebben van en/of het handelen in wapens en munitie als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie en/of het aanwezig hebben van en/of handelen in cocaïne en/of MDMA als bedoeld in de Opiumwet en/of enige andere misdrijven;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij in of omstreeks de periode van 06 juni 2013 tot en met 07 juni 2013 te
Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in /
uit een vitrine van een perceel (aan de [adres]aldaar) heeft
weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [juwelier 4], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededaders) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft /
hebben gebracht door met een breekwerktuig een/de vitrine van dat
perceel in te slaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
A-dagvaarding
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2012 te Gouda, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit Museum Gouda heeft weggenomen een
monstrans, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Museum
Gouda, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking
- met springstof/een expolsief twee, althans een, deur(en) van voornoemd
Museum Gouda te verbreken, althans op te blazen en/of
- met een moker, althans een soortgelijk voorwerp, een vitrine in een zaal van
Museum Gouda in/open te slaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2011 te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit een perceel/pand waarin was gevestigd
[juwelier 1] B.V. heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden
(ring(en) en/of ketting(en) en/of ooorhanger(s)), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [juwelier 1] B.V., in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking
- ( meermalen) (met snelheid) met een auto, althans een soortgelijk voorwerp,
tegen een/het rolluik -welk rolluik vóór een/de vitrine(s) van voornoemd
perceel/pand naar beneden hing- te rijden en/of te rammen en/of
- met een moker, althans een soortgelijk voorwerp, drie, althans een,
vitrine(s) -waarin voornoemde sieraden uitgestald lagen- van dat perceel/pand
in te slaan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
B-dagvaarding
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2009 tot en met 11 mei 2009 te IJsselstein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit het Stadsmuseum IJsselstein, althans een perceel, heeft weggenomen acht, althans een of meer, schilderij (en) genaamd
- a. “Riviergeziclit met reizigers in een koets” en/of
- b.”Riviergezicht met boerenwoning” en/of
- c. “een stadsmuur met twee torens aan een rivier” en/of
- d.”ommuurde stad aan een rivier” en/of
- e.”de Pellekussenpoort aan de Vecht bij Utrecht” en/of
- f. “boerderij aan het water” en/of
- g. “landschap met koeien” en/of
- h.”weidelandschap” geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente IJsselstein en/of, althans, a. en/of b. Centraal Museum Utrecht en/of c. en/of d. en/of e. en/of f. Instituut Collectie Nederland en/of g. en/of h. Centraal Museum Utrecht, althans aan een ander dan
aan hem verdachte en/of zijn mededader(s)
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/ het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking door met een breekvoorwerp het slot van de toegangspoort van het hek behorende bij voornoemd museum/perceel te forceren/open te breken en/of met een breekijzer, althans een soortgelijk voorwerp, de nooddeur van voornoemd museum/perceel te openen en/of dat/die schilderijen van de wand(en) in voornoemd museum/perceel te rukken;
art 311 lid 1 ahf en onder 4 en 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 1310111105 (09BREIFEL) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 637.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 679.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus 2013, p. 1348.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 augustus 2013, p. 1349.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een mutatierapport politie Drenthe, d.d. 27 maart 2013, p. 748.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 19 juni 2013, p. 1484.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 18 juni 2013, p. 1500.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 18 juni 2013, p. 1501.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 18 juni 2013, p. 1522.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 18 juni 2013, p. 1523.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 18 juni 2013, p. 1524.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2013, p. 1585.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 21 juni 2013, p. 1586.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2013, p. 1014.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2013, p. 1015.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 960.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 962 en 963.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 964.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 795.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 796.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 797.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 798.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 782.
25.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 784.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 15 augustus 2013, p. 935.
27.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 15 augustus 2013, p. 936.
28.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 15 augustus 2013, p. 937.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2013, p. 1685.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2013, p. 1686-1688.
31.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van relaas, d.d. 21 januari 2014, p. 2633.
32.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport d.d. 20 augustus 2013, p. 1718.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 4 september 2013, p. 1113.
34.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 4 september 2013, p. 1114.
35.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met bijlage inbeslaggenomen goederen, d.d. 24 juni 2013, p. 2684.
36.Een schriftelijk bescheid, te weten de bijlage bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 24 juni 2013, p. 2688.
37.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van relaas, d.d. 21 januari 2014, p. 2633.
38.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2013, p. 2822.
39.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2013, p. 2823.
40.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 10 september 2013, p. 2847.
41.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 september 2013, p. 1185-1187.
42.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 juli 2013, p. 1649-1650.
43.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 1 juli 2013, p. 159-160.
44.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2013, p. 1685.
45.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2013, p. 1686-1688.
46.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport d.d. 20 augustus 2013, p. 1718.
47.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport d.d. 20 augustus 2013, p. 1719.
48.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 4 september 2013, p. 1113.
49.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 4 september 2013, p. 1114.
50.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2013, p. 1685.
51.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2013, p. 1686.
52.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek, d.d. 4 juli 2013, p. 1688.
53.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Opiumwet, d.d. 25 juni 2013, p. 1750-1752.
54.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI, d.d. 10 juli 2013, p. 1754.
55.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI, d.d. 2 augustus 2013, p. 1742.
56.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 september 2013, p. 1185.
57.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 september 2013, p. 1186.
58.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI, d.d. 5 juli 2013, p. 1760.
59.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 september 2013, p. 1185-1187.
60.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Opiumwet, d.d. 27 juni 2013, p. 1755-1758.
61.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 1 juli 2013, p. 159-160.
62.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangever], d.d. 26 juni 2013, p. 22.
63.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever], d.d. 27 juni 2013, p. 25.
64.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juli 2013, p. 36.
65.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 juli 2013, p. 37.
66.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 1438.
67.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 1439.
68.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 1440.
69.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 990.
70.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal, d.d. 1 juli 2013, p. 991.
71.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 981.
72.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 982.
73.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013.
74.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 945.
75.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 946.
76.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 948.
77.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 949.
78.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 950.
79.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 956.
80.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 957.
81.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 974.
82.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 13 augustus 2013, p. 976.
83.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal, d.d. 1 juli 2013, p. 993.
84.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 983.
85.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal, d.d. 1 juli 2013, p. 767.
86.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het proces-verbaal, d.d. 1 juli 2013, p. 769.
87.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 4 juni 2013, p. 1420.
88.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 4 juni 2013, p. 1421.
89.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 759.
90.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 6 juni 2013, p. 1424.
91.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 6 juni 2013, p. 1426.
92.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 774.
93.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 6 juni 2013, p. 1433.
94.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van stelselmatige observatie, d.d. 6 juni 2013, p. 1434.
95.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 760.
96.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 761.
97.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 776.
98.Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 777.
99.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 1438.
100.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 1439.
101.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van observeren, d.d. 7 juni 2013, p. 1440.
102.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 761.
103.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 762.
104.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 juli 2013, p. 762.
105.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1053.
106.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1056.
107.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1057.
108.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1065.
109.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1066.
110.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1067.
111.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1069.
112.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1082.
113.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1083.
114.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 23 augustus 2013, p. 1087.
115.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 27 augustus 2013, p. 1116.
116.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 27 augustus 2013, p. 1117.
117.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 15 augustus 2013, p. 1140.
118.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 15 augustus 2013, p. 1141.
119.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 15 augustus 2013, p. 1143.
120.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 15 augustus 2013, p. 1144.
121.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 20 augustus 2013, p. 1160.
122.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 20 augustus 2013, p. 1161.
123.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 20 augustus 2013, p. 1163.
124.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 4 september 2013, p. 1164.
125.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 4 september 2013, p. 1165.
126.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 4 september 2013, p. 1168.
127.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] namens Museum Gouda, d.d. 28 maart 2012, p. 83.
128.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1] namens Museum Gouda, d.d. 28 maart 2012, p. 84.
129.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], d.d. 21 maart 2012, p. 1282
130.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek door [C] en [D], d.d. 5 april 2012, p. 1765.
131.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek door [C] en [D], d.d. 5 april 2012, p. 1766.
132.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek door [C] en [D], d.d. 5 april 2012, p. 1770.
133.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek door [C] en [D], d.d. 5 april 2012, p. 1771.
134.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek door [C] en [D], d.d. 5 april 2012, p. 1772.
135.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapportage explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie bij een museum in Gouda op 21 maart 2012, d.d. 7 augustus 2012, p. 1866.
136.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapportage explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie bij een museum in Gouda op 21 maart 2012, d.d. 7 augustus 2012, p. 1871.
137.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapportage explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie bij een museum in Gouda op 21 maart 2012, d.d. 7 augustus 2012, p. 1873.
138.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapportage explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie bij een museum in Gouda op 21 maart 2012, d.d. 7 augustus 2012, p. 1874.
139.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapportage, d.d. 21 oktober 2013, p. 1885B.
140.Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapportage, d.d. 21 oktober 2013, p. 1885A.
141.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 960.
142.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 962.
143.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 963.
144.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van uitwerking OVCC-gesprek, d.d. 14 augustus 2013, p. 964.
145.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 2] namens [juwelier 1] Bv, d.d. 18 mei 2011, p. 6 (proces-verbaalnummer 1401211345.Roosendaal, niet doorgenummerd).
146.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 mei 2011, p. 10 (proces-verbaalnummer 1401211345.Roosendaal, niet doorgenummerd).
147.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 mei 2011, p. 1315.
148.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 januari 2014, p. 1370.
149.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 februari 2014, p. 88 (aanvulling-A op het eindproces-verbaal, niet doorgenummerd).