ECLI:NL:RBMNE:2014:5047
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van beschuldiging van discriminatie in horecagelegenheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van discriminatie. De verdachte weigerde een bezoeker, [benadeelde], de toegang tot een horecagelegenheid, wat volgens de aangever gebeurde op basis van zijn allochtone afkomst. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 3 oktober 2014 gehouden, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.A. Muntjewerf. De officier van justitie, mr. A. Drogt, vorderde een veroordeling van de verdachte.
De tenlastelegging omvatte het opzettelijk discrimineren van [benadeelde] op basis van zijn ras, door hem de toegang tot de horecagelegenheid te weigeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank constateerde dat de reden voor de weigering van de toegang door de portier, medeverdachte [medeverdachte], niet eenduidig was en dat er geen bewijs was dat de weigering op basis van ras was. De rechtbank concludeerde dat de weigering niet kon worden vastgesteld als discriminatie.
Daarnaast werd er gekeken naar het toelatingsbeleid van de horecagelegenheid. De rechtbank oordeelde dat het streven naar een evenwichtige mix van publiek niet per definitie discriminerend was, mits dit niet leidde tot ongelijkheid in de behandeling van verschillende groepen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een discriminerend beleid en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, [benadeelde], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken.