ECLI:NL:RBMNE:2014:504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
16-655006-13; 16-655806-12 (tul) en 16-601176-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in de Bondsrepubliek Duitsland en thans verblijvende in een Huis van Bewaring, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2014 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal gepleegd op 3 november 2013 te Amersfoort. Tijdens de zitting op 24 januari 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door haar advocaat, mr. B.H.J. van Rhijn. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder een aangifteformulier en de bekennende verklaring van de verdachte, gewogen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen geachte feit, diefstal, strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgrond aanwezig is. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel geëist, terwijl de verdediging heeft gepleit voor een straf gelijk aan het voorarrest of een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychiatrische en verslavingsproblematiek van de verdachte, die sinds 1995 regelmatig in aanraking is gekomen met justitie.

De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de maximale duur van twee jaren opgelegd, zonder de tijd in voorlopige hechtenis in mindering te brengen. Tevens is bepaald dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank zal informeren over de voortgang van de maatregel. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen zijn afgewezen, omdat de rechtbank deze niet opportuun achtte in het licht van de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/655006-13; 16/655806-12 (tul) en 16/601176-11 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 7 februari 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
thans verblijvende te P.I.V. Huis van Bewaring Nieuwersluis te Nieuwersluis.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 3 november 2013 te Amersfoort een winkeldiefstal heeft gepleegd bij [supermarkt].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- Het aangifteformulier winkeldiefstal door [A] namens [supermarkt]. [1]
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2014. [2]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan haar ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 03 november 2013 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen drie kauwrollen medium, toebehorende aan Plus Supermarkt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Diefstal.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot oplegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) met een maximum duur van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht geen ISD-maatregel op te leggen, maar te volstaan met een straf die gelijk is aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Meer subsidiair, indien de rechtbank toch overgaat tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, heeft de raadsman verzocht daarbij te bepalen dat een tussentijdse toetsing zal plaatsvinden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregeloplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Diefstallen kosten winkels, en daardoor ook het publiek, jaarlijks veel geld. Verdachte heeft hier niet bij stilgestaan en enkel gedacht aan haar eigen gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Victas van 20 december 2013 en de ter terechtzitting gegeven toelichting van de casemanager bij Victas, J. van Spaandonk. Het rapport houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in dat verdachte sinds 1995 met grote regelmaat in aanraking komt met justitie en sinds enkele jaren is gelabeld als veelpleger. Er is sprake van zowel forse psychiatrische als verslavingsproblematiek die beide een prominente rol spelen in het delictgedrag. Verdachte heeft een langdurige hulpverleningsgeschiedenis, maar is ook bekend met in hoge mate zorgmijdend gedrag. Gezien de delictsgeschiedenis en de problematiek van verdachte wordt de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk geacht. Mevrouw Van Spaandonk sluit zich bij deze conclusie aan. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij aan de ISD-maatregel zal meewerken als deze wordt opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. In het voorgaande is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 13 december 2013 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, terwijl het bewezenverklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verdachte is op 23 mei 2012 veroordeeld ten aanzien van diefstal tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis. Op 1 maart 2012 is zij veroordeeld ten aanzien van meerdere diefstallen tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen waarvan 68 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is zij op 25 mei 2011 ten aanzien van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Op grond van deze documentatie, de problematiek van verdachte en het feit dat in het verleden hulpverleningstrajecten tot onvoldoende resultaat hebben geleid, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane feiten.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat verdachte vele malen hulp heeft gekregen - zowel in een vrijwillig als een gedwongen kader - maar dat die hulp de recidive van verdachte niet heeft beperkt.
Een voorwaardelijke ISD wordt door de verdediging als alternatief voorgesteld. De rechtbank heeft echter niet de verwachting dat hiermee de recidive van verdachte afdoende zal worden beperkt. Daarmee komt het hoofddoel van de ISD-maatregel, te weten beveiliging van de maatschappij, in het gedrang. Om die beveiliging te bewerkstelligen zal verdachte langdurig behandeld moeten worden voor haar problematiek, waaronder haar langdurige drugsverslaving. De ISD-maatregel biedt een langdurig juridisch kader waarbinnen een en ander kan worden gerealiseerd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van haar problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Nu de concrete invulling van het hulpverleningstraject thans nog niet duidelijk is, zal de rechtbank bij het opleggen van de ISD-maatregel bepalen dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank bericht over het verloop van de maatregel.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 16 december 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/655806-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 23 mei 2012 van de politierechter in de Rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorts bevindt zich bij de stukken een op 16 december 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/601176-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 1 maart 2012 van de politierechter in de Rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte groot 68 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in verband met de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel gevorderd de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling met parketnummers 16/655806-12 en 16/601176-11 af te wijzen.
9.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling afgewezen dienen te worden.
9.3
Oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij de tenuitvoerlegging van deze straffen, gelet op de op te leggen ISD-maatregel, niet opportuun acht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 38s, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 jaren.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/655806-12.
Wijst af de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/601176-11.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Wijna, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en H.A. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
zij op of omstreeks 03 november 2013 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen drie, althans een, kauwrol(len) medium, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [supermarkt], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal door[A] namens [supermarkt], d.d. 3 november 2013, p. 5-7.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting van 24 januari 2014.