ECLI:NL:RBMNE:2014:501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
16-655030-13; 16-656503-12 (tul); 16-661451-13 (tul) en 16-656116-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 november 2013 in Veenendaal een fles drank heeft gestolen uit een winkel. De verdachte, die thans gedetineerd is in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht, is bijgestaan door zijn advocaat mr. I.V. Nagelmaker. Tijdens de zitting op 24 januari 2014 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht en betreft de diefstal van een fles drank met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie heeft het feit wettig en overtuigend bewezen geacht, en de verdachte heeft het feit bekend. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte, in haar oordeel betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is als diefstal en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. De verdediging heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen, maar een klinische behandeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is gezien de ernst van het feit en de recidiveproblematiek van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de verdachte een lange geschiedenis van diefstallen en een alcoholverslaving heeft, en dat eerdere hulpverleningstrajecten niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de maximale termijn van twee jaren, met de bepaling dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank zal informeren over de voortgang van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/655030-13; 16/656503-12 (tul); 16/661451-13 (tul) en 16/656116-12 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 7 februari 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. I.V. Nagelmaker, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 7 november 2013 te Veenendaal een fles drank heeft gestolen bij [winkel].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] namens [winkel] te Veenendaal, met bijlage weggenomen goederen. [1]
- De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2014. [2]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 07 november 2013 te Veenendaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles drank, toebehorende aan [winkel].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Diefstal.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot oplegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) met een maximum duur van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen ISD-maatregel aan verdachte op te leggen, maar als bijzondere voorwaarde te bepalen dat verdachte een klinische behandeling zal ondergaan. Verdachte wil aan een klinische behandeling – in tegenstelling tot aan een ISD-maatregel – wel meewerken en daarbij is van belang dat de reclassering stelt dat een klinische behandeling mogelijk is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het opleggen van de ISD-maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van deze maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Diefstallen kosten winkels, en daardoor ook het publiek, jaarlijks veel geld. Verdachte heeft hier niet bij stilgestaan en enkel gedacht aan zijn eigen gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 15 januari 2014 en de ter zitting gegeven toelichting van J.M.G. van Asch, reclasseringswerker. In het advies valt te lezen dat verdachte sinds zijn negentiende jaar met enige regelmaat in contact komt met justitie en staat geregistreerd als veelpleger. Verdachte heeft een forse alcoholverslaving, die zijn leven beheerst. Op momenten dat hij zijn gebruik niet kan bekostigen steelt hij alcohol. Er is sprake van een langdurige hulpverleningsgeschiedenis en verdachte heeft zich gedurende verschillende periodes van reclasseringstoezicht niet aan de afspraken gehouden. In het kader van het meest recente toezicht is in oktober 2013 meerdere malen getracht verdachte te laten opnemen in een kliniek, maar hieraan heeft hij zich onttrokken, waarna hij op 7 november 2013 het onderhavige strafbare feit pleegde.
Gezien de delictsgeschiedenis ziet de reclassering slechts nog mogelijkheden voor gedragsverandering in het kader van een ISD-maatregel. Positief is dat verdachte heeft aangegeven dat hij bij een ISD-maatregel zal meewerken aan een plan van aanpak.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. In het voorgaande is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 13 december 2013 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, terwijl het bewezenverklaarde is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verdachte is op 13 september 2013 veroordeeld ter zake van – onder meer – meerdere diefstallen tot een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen waarvan 121 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. Ook is verdachte op 11 september 2013 veroordeeld ter zake van – onder meer – diefstal tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Voorts is verdachte op 27 februari 2013 veroordeeld ter zake van diefstal tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Op grond van deze documentatie, de (verslavings)problematiek van verdachte en het feit dat in het verleden hulpverleningstrajecten tot onvoldoende resultaat hebben geleid, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane feiten.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat verdachte vele malen hulp heeft gekregen - zowel in een vrijwillig als een gedwongen kader - maar dat die hulp de recidive van verdachte niet heeft beperkt.
Een klinische behandeling gericht op de alcoholverslaving van verdachte wordt door de verdediging als alternatief geopperd. De rechtbank heeft ten eerste niet de verwachting dat hiermee de recidive van verdachte zal worden beperkt. Om de beveiliging van de maatschappij te bewerkstelligen zal verdachte langdurig behandeld moeten worden voor zijn problematiek, waaronder zijn langdurige alcoholverslaving. De ISD-maatregel biedt een langdurig juridisch kader waarbinnen een en ander kan worden gerealiseerd. Ten tweede plaatst de rechtbank vraagtekens bij de motivatie van verdachte voor zo’n klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Een half jaar geleden is hem immers die mogelijkheid geboden en die verplichting opgelegd, maar daarvan heeft verdachte geen gebruik gemaakt.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Nu de concrete invulling van het hulpverleningstraject thans nog niet duidelijk is, zal de rechtbank bij het opleggen van de ISD-maatregel bepalen dat het Openbaar Ministerie binnen negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis de rechtbank bericht over het verloop van de maatregel.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Ten aanzien van 16/656503-12:
Bij de stukken bevindt zich de op 21 november 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/656503-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 november 2012 van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van 16/661451-13:
Bij de stukken bevindt zich voorts de op 22 november 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/661451-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 13 september 2013 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen met aftrek, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 121 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van 16/656116-12:
Bij de stukken bevindt zich tot slot de op 21 november 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/656116-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 15 augustus 2012 van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot  onder meer  een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in verband met de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel gevorderd de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling met parketnummers 16/656503-12, 16/661451-13 en 16/656116-12 af te wijzen.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling afgewezen dienen te worden, zodat direct met de behandeling van verdachte aangevangen kan worden.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij de tenuitvoerlegging van deze straffen, gelet op de op te leggen ISD-maatregel, niet opportuun acht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 38s en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 jaren.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Ten aanzien van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/656503-12.
Afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/661451-13.
Afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 16/656116-12.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Brouwer, voorzitter,
mrs. M.C. Oostendorp en S. Wijna, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 07 november 2013 te Veenendaal, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door[benadeelde] namens Hoogvliet te Veenendaal, met bijlage weggenomen goederen, d.d. 7 november 2013, p. 18-20.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting van 24 januari 2014.