ECLI:NL:RBMNE:2014:500

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
16-653958-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van hennepplanten en elektriciteitsdiefstal

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2014, is de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 555 hennepplanten in een woning te Amersfoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn afwezigheid tijdens de zitting, vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. E.H. Bokhorst. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen en aanwezig hebben van hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd. Tijdens het onderzoek zijn er substantiële bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs, zoals een DNA-match op een sigarettenpeuk die in de kwekerij werd aangetroffen.

De rechtbank heeft de verdediging gehoord, die betwistte dat de verdachte betrokken was bij de hennepteelt en de elektriciteitsdiefstal. De verdediging voerde aan dat de bewijsmiddelen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte op basis van de aanwezige bewijsmiddelen, waaronder de getuigenverklaringen en de forensische analyses, schuldig was aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van elektriciteitsdiefstal, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de stroomvoorziening had gemanipuleerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een werkstraf van 180 uren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte onder de Opiumwet. De vordering van de benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het tweede feit. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/653958-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 7 februari 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1] te [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2014. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, die heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens verdachte het woord te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1: hennep heeft geteeld/aanwezig heeft gehad in een woning aan [adres 2]te Amersfoort;
Ten aanzien van feit 2: een hoeveelheid elektriciteit heeft gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 26 september 2012 zijn verbalisanten ter plaatse bij het adres [adres 2]te Amersfoort. [verdachte] (de rechtbank concludeert: verdachte) deed de voordeur open. [2] Door de gehele woning lagen slabs, resten van hennepplanten en afval. In een van de kamers stonden zes langwerpige gebruikte plantenbakken, vuilniszakken met gebruikte blokjes wol, wortels en resten van hennepplanten. [3] Op de zolder zijn 105 langwerpige plantenbakken aangetroffen, met in elke bak plaats voor vijf planten. [4] Verbalisanten hebben in de woning in totaal 111 langwerpige gebruikte kweekbakken aangetroffen, 105 op zolder en zes in de kamer eronder. Omdat in iedere bak vijf hennepplanten passen, betreft het bakken voor in totaal 555 hennepplanten. Op zolder werden veel oogstresten aangetroffen van achtergebleven hennepplanten. [5] Verbalisant Wuyster schat dat het oogsten van de hennepplanten maximaal één of twee weken geleden moet zijn geweest. De verbalisant heeft dit gebaseerd op de diepgroene kleur van de hennepplant en heeft daarnaast aan de bladeren gevoeld en geconstateerd dat deze nog soepel aanvoelden. Voorts voelde een henneptop die op zolder werd aangetroffen nog lang niet ingedroogd. [6]
Op 26 september 2012 is een aantal monsters, afkomstig uit de hennepkwekerij aan de [adres 2]te Amersfoort getest. Bij de cannabistest werd bevestigd dat het om hennepplanten, dan wel delen of producten daarvan ging, van het soort Cannabis. Tevens werd geconstateerd dat door de kleur, het uiterlijk en de geur van de producten vastgesteld kon worden dat het hennepplanten, dan wel delen daarvan waren, van het soort Cannabis. [7]
Op de sigarettenpeuk Marlboro aangetroffen op de zolder-kweekruimte naast de entree is een DNA-spoor aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte. De kans dat het op de peuk aangetroffen spoor matcht met het DNA van een willekeurig (ander) persoon is kleiner dan één op één miljard. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de sleutel van de woning had en dat hij sinds vier maanden in deze woning kwam. In die vier maanden kwam hij verspreid ongeveer in totaal twee weken. [9]
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft daartoe ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de conclusie van verbalisant Wuyster dat de aangetroffen henneptoppen niet ouder kunnen zijn dan één à twee weken geen hout snijdt. Op de foto’s die bij het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Wuyster zijn gevoegd, is, in tegenstelling tot wat Wuyster daarover relateert, nauwelijks verkleuring te zien van de resten op foto 39 (gemaakt op de zolder van de [adres 2] te Amersfoort) ten opzichte van de henneptoppen op de foto die gemaakt is in een coffeeshop (foto 3). Ook acht de raadsman het opmerkelijk dat op de foto op pagina 60 van het dossier een schaar is te zien met resten van een oogst erop. Op pagina 61 is dezelfde schaar te zien, maar ligt er een henneptop bij. Niet is te controleren waar deze henneptop vandaan komt. De bevindingen van verbalisant Wuyster in het initiële proces-verbaal van bevindingen en het aanvullende proces-verbaal van bevindingen en de foto’s kunnen derhalve niet voor het bewijs worden gebruikt. Verdachte stelt dat hij nooit een in werking zijnde hennepkwekerij in de woning heeft gezien en dat de resten derhalve ouder moeten zijn dan de door Wuyster gestelde één à twee weken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op geen enkel moment het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. In ieder geval heeft hij niet de stroom weggenomen zoals ten laste is gelegd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde. Op grond van het dossier is niet vast te stellen dat verdachte degene is geweest die de stroomvoorziening heeft gemanipuleerd, waardoor een grotere hoeveelheid elektrisch vermogen kon worden afgenomen en via een extra bijgeplaatste kabel de hennepkwekerij ongemeten van elektriciteit werd voorzien, noch dat verdachte wist dat de stroom die ten behoeve van de hennepkweek in de woning werd verbruikt buiten de meter om werd afgenomen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt uit de bewijsmiddelen vast dat er 555 hennepplanten zijn gekweekt in de woning aan de [adres 2] te Amersfoort. De planten zijn geoogst, gezien de aangetroffen (planten-)resten, slabs en andere benodigdheden voor een hennepkwekerij.
De raadsman heeft aangevoerd dat het proces-verbaal van bevindingen en het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Wuyster niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Verbalisant Wuyster heeft in zijn eerste proces-verbaal van het aantreffen van de hennepkwekerij reeds gerelateerd dat de resten ongeveer één à twee weken oud zijn. Vervolgens heeft hij in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen gerelateerd waaraan hij deze conclusie ontleent. Hij noemt daarbij enkele omstandigheden, zoals de diepgroene kleur van de hennepplant, de natheid van de henneptop en het feit dat de bladeren nog soepel aanvoelden. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan deze bevindingen en zal deze bevindingen derhalve voor het bewijs gebruiken. Gelet op de bevindingen van verbalisant Wuyster stelt de rechtbank vast dat er één à twee weken voor 26 september 2012 in de hennepkwekerij is geoogst. Omdat de kweekperiode tien weken is, is het kweken gebeurd in de tenlastegelegde periode.
Wat betreft de betrokkenheid van verdachte is voor de rechtbank redengevend dat verdachte op 26 september 2012 aanwezig was op het betreffende adres en hij, blijkens zijn eigen verklaring, in de woning heeft verbleven gedurende verschillende momenten verspreid in de periode van vier maanden voorafgaand aan die datum. Op de zolder waar de kweekruimte zich bevond is een sigarettenpeuk aangetroffen met daarop het DNA van verdachte.
De verklaring van verdachte dat hij gedurende zijn verblijf op de [adres 2] geen in werking zijnde hennepkwekerij heeft gezien, acht de rechtbank gezien het voorgaande niet aannemelijk. Gelet op verdachtes aanwezigheid in de woning, waaronder de kweekruimte, moet hij wetenschap hebben gehad van de hennepteelt van 555 planten. Nu hij – ondanks die wetenschap – de beschikking heeft gehouden over de sleutel van de woning en hij is blijven verblijven in de woning, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 555 hennepplanten/toppen.
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat en het hiervoor overwogene, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gedurende de tenlastegelegde periode aanwezig hebben van 555 hennepplanten/toppen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in of omstreeks de periode van 01 juli 2012 tot en met 26 september 2012 te Amersfoort,
opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 2]aldaar 555 hennepplanten/toppen, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en een werkstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 555 hennepplanten/toppen. De werkzame stof in hennep is een softdrug die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft zijn eigen financiële gewin dat hij kennelijk hiermee wilde behalen boven de volksgezondheid laten prevaleren. Daarbij heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van de grootschalige handel in softdrugs en onderdeel uitgemaakt van een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 13 december 2013. Daaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ten aanzien van de Opiumwet, te weten op 21 december 2010 tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen. Verdachte heeft daaruit kennelijk geen les getrokken.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS). Deze oriëntatiepunten stellen voor het aanwezig hebben van het onderhavige aantal hennepplanten een werkstraf voor van de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om van deze oriëntatiepunten af te wijken.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Bij de stukken zit een vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. ter hoogte van € 5.536,36, bestaande uit materiële schade.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. geheel toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden, gezien de bepleite vrijspraak.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte ten aanzien van feit 2, waar de vordering van de benadeelde partij op ziet, zal worden vrijgesproken, zal Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus dat ieder de eigen kosten draagt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14f, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
- Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Vordering benadeelde partij ten aanzien van feit 2
Verklaart Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Compenseert de kosten van partijen aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en S. Wijna, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2014.
Mrs. M.C. Oostendorp en H.A. Brouwer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2012 tot en met 26 september 2012
te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]aldaar) (ongeveer) 555 hennepplanten/toppen, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 februari 2012 tot en met 26 september 2012 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0940-2012214580 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 oktober 2013, p. 2.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 oktober 2013, p. 4.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 oktober 2013, p. 5.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 oktober 2013, p. 6.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een aanvullend proces-verbaal van bevindingen (niet doorgenummerd), d.d. 22 januari 2014.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 mei 2013, p. 30.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten informatierapport DNA, d.d. 26 oktober 2012, p. 39 en de bijbehorende bijlage, p. 41.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 26 september 2012, p. 32, 33 en 34.