ECLI:NL:RBMNE:2014:3911

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
16.701103-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel, mishandeling en wapenbezit

Op 5 september 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een man, die werd beschuldigd van mensenhandel, mishandeling en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De zaak kwam aan het licht na verklaringen van het slachtoffer, [slachtoffer 2], die aangaf dat zij door de verdachte gedwongen werd tot prostitutie en dat hij haar regelmatig mishandelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 2] in zijn woning heeft gehuisvest en haar heeft laten werken vanuit verschillende hotels in Nederland. De verklaringen van [slachtoffer 2] werden ondersteund door getuigenverklaringen en tapgesprekken, waaruit bleek dat de verdachte haar onder druk zette en haar verdiensten afnam. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van uitbuiting, waarbij de verdachte gebruik maakte van geweld en misbruik van een kwetsbare positie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlasteleggingen, waaronder mensenhandel ten aanzien van andere slachtoffers, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten en dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Lelystad
Parketnummer: 16.701103-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 september 2014
op tegenspraak gewezen in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987]te [geboorteplaats],
ingeschreven op het adres [woonplaats], [adres],
thans verblijvende te [verblijfplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2013, 11 november 2013 en 22 augustus 2014. Verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.P.D. van Kleef en van de standpunten die door de raadsman van verdachte naar voren zijn gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte:
- feit 1:zich in de periode van 1 september 2012 tot en met 11 juni 2013 in Almere/Hengelo/Goes/Middelburg, dan wel elders in Nederland, schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door hen zich te laten prostitueren en daarvan financieel te profiteren.
- feit 2 primair:geprobeerd heeft in de periode van 18 december 2012 tot en met 3 juni 2013 in Almere/Goes/Middelburg, dan wel elders in Nederland [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
- subsidiair:in de periode van 18 december 2012 tot en met 3 juni 2013 in Almere/Goes/Middelburg [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
- feit 3:op of omstreeks 20 februari 2013 in Almere een pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
- feit 4:op of omstreeks 20 februari 2013 in Almere opzettelijk MDMA aanwezig heeft gehad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft - blijkens een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir -gevorderd verdachte vrij te spreken van alle varianten van mensenhandel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en van de onder 2 primair ten laste gelegde poging zware mishandeling van [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2]). Voorts heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen wegens het onder 1 ten laste gelegde vervoeren, huisvesten en opnemen van [slachtoffer 2] met het oogmerk van uitbuiting (sub 1), het dwingen van [slachtoffer 2] zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden (sub 4), het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 2] (sub 6) en het onder dwang verdiensten laten afstaan door [slachtoffer 2] (sub 9). Voor het bewijs heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van [slachtoffer 2], de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4], de verklaringen van verdachte en naar diverse tapgesprekken en sms-berichten. Hieruit kan afgeleid worden dat er sprake is geweest van geweld, misbruik van een kwetsbare positie en van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Tevens kan hieruit bewezen worden dat [slachtoffer 2] meerdere malen door verdachte is mishandeld.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten gelegde
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen wegens het voorhanden hebben van een wapen en munitie en het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA. Voor het bewijs heeft de officier van justitie verwezen naar het proces-verbaal van doorzoeking, het forensische onderzoek met betrekking tot de categorisering van het wapen en de patronen, de verklaring van verdachte en het proces-verbaal van identificatie van drugs.
Het standpunt van de verdediging
Verklaring van [slachtoffer 2]
De raadsman heeft betoogd dat uitgegaan dient te worden van de laatste verklaring(en) van [slachtoffer 2], nu uit haar verklaring tijdens het intakegesprek niet blijkt dat zij daar over verdachte spreekt en zij deze en enkele daarop volgende verklaringen onder directe dwang van [getuige 1] heeft afgelegd. De raadsman heeft betoogd dat de eerste verklaringen van [slachtoffer 2] niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de mensenhandel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]. Tevens heeft de raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 ten laste gelegde met betrekking tot [slachtoffer 2] omdat er geen sprake is van uitbuiting. Daartoe heeft hij aangevoerd dat [slachtoffer 2] niet onder slechte omstandigheden werkte, dat zij geen uitzonderlijk lange werktijden had of onevenredig laag werd betaald. Zij kon vrij beschikken over haar verdiensten en het is haar eigen keuze geweest deze (grotendeels) aan verdachte of diens moeder af te staan. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de dwangmiddelen die vereist zijn voor een aantal varianten van mensenhandel evenmin bewezen kunnen worden. Verdachte heeft weliswaar bekend in de laatste ten laste gelegde maanden geweld te hebben gebruikt tegen [slachtoffer 2], maar dit geweld heeft niet bijgedragen aan (het voortduren van) de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2].
Met betrekking tot het onder 2. primair ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak betoogd. Ten aanzien van het onder 2. subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 3 ten laste gelegde omdat verdachte zich er niet van bewust was dat het wapen in zijn tuin lag, zodat hij het in juridische zin niet voorhanden heeft gehad. . Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Verklaringen van [slachtoffer 2]
In mensenhandelzaken waarin de verdachte ontkent is in zijn algemeenheid met name de verklaring van de aangeefster van belang bij de beoordeling van het bewijs. Zo ook in onderhavige zaak. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] zevenmaal een verklaring heeft afgelegd. De eerste verklaring heeft zij afgelegd tijdens een intakegesprek op 11 juni 2013 en de laatste verklaring was op 8 november 2013 bij de rechter-commissaris. Gedurende deze verklaringen heeft [slachtoffer 2] weliswaar (op details) deels wisselend en gaandeweg minder stellig en jegens verdachte met afzwakkende verwijtbaarheid verklaard, maar vanaf het intakegesprek tot aan de verklaring bij de rechter-commissaris is er een zekere consistentie in haar verklaringen te lezen, die belastend is voor verdachte. Die consistentie maakt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] als bewijs kunnen worden gebruikt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde [1]
De rechtbank is gelet op de stukken behorende tot het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een strafrechtelijk relevant aandeel in de prostitutiewerkzaamheden heeft gehad van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
Met betrekking tot de ten laste gelegde mensenhandel van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt:
Feiten
Op 11 juni 2013 verklaarde [slachtoffer 2] dat zij moest werken als prostituee, dat zij iedere dag in elkaar geslagen werd en dat zij het geld aan verdachte moest geven. Ze werkte iedere dag. Ze werkte bij verdachte thuis en woonde daar ook. De klanten kwamen rechtstreeks aan de deur. Verdachte bepaalde wanneer [slachtoffer 2] rustte en maakte de advertenties en de foto’s. [slachtoffer 2] was bang voor hem. [2]
Een zoekslag door de politie op de website
www.kinky.nlnaar de werknaam van [slachtoffer 2], [A], wees uit dat [slachtoffer 2] vanaf 19 juni 2013 in Houten werkte. Uit onderzoek bleek dat [slachtoffer 2] veelal in of vanuit Van der Valk hotels werkte. Op 20 juni 2013 verklaarde [slachtoffer 2] dat ze wel eerder bij verdachte weg had kunnen lopen, maar dat ze te bang was en dat ze ondanks alles van hem hield. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij zo vaak door verdachte geslagen was dat zij daarover altijd smoesjes vertelde tegen mensen. Ook verklaarde [slachtoffer 2] dat ze vroeger seksueel misbruikt was en dat ze daardoor geen ‘nee’ kon zeggen. [3] Op 1 juli 2013 verklaarde [slachtoffer 2] dat zij in september 2012 via [B] (een collega-prostituee) bij verdachte terecht was gekomen. [slachtoffer 2] en verdachte hadden afgesproken dat verdachte 50% van haar verdiensten zou krijgen. Zij woonde toen nog bij haar moeder. In het weekend werkte zij bij verdachte. Eind 2012 ging [slachtoffer 2] helemaal bij verdachte wonen. Verdachte maakte de foto’s voor de advertenties op
www.kinky.nlen hielp [slachtoffer 2] met de teksten. In het begin werkte ze thuis bij verdachte in Almere en later gingen zij ook naar hotels. [slachtoffer 2] en verdachte gingen dan samen met de trein. Samen met [slachtoffer 3] had ze een weekend in Goes en Middelburg gewerkt. Na het begin zou ze 70% of 60% aan verdachte geven. Uiteindelijk gaf [slachtoffer 2] hem 100%. Ze zouden sparen. Van het geld had verdachte een brommer, auto’s en drugs en alcohol gekocht. [slachtoffer 2] gebruikte zelf ook drugs. Ze verklaarde dat ze steeds vaker ruzie kreeg met verdachte. Als ze ruzie hadden pakte verdachte haar telefoon af . Als dan een klant belde, stond zij deze te woord en daarna moest verdachte de telefoon weer terug hebben. Verdachte maakte via sms-berichten afspraken voor haar. De eerste keer dat verdachte haar sloeg was met Oud en Nieuw (de rechtbank begrijpt: 2012 - 2013). Dit was zowel met de vlakke hand als met gebalde vuisten. Toen verdachte meer drugs ging gebruiken, gebruikte hij bijna dagelijks geweld. Dat was ook de reden dat [slachtoffer 2] bij hem weg is gegaan. [4]
Op 30 juli 2013 verklaarde [slachtoffer 2] geen moeite te hebben met het afdragen van geld omdat ze ook bij verdachte woonde. Ze moest hem onder meer voor water betalen en dat vond ze geen probleem. [slachtoffer 2] verklaarde dat ze van verdachte houdt en dat dat altijd zo zal blijven. [slachtoffer 2] verklaarde dat verdachte wel afspraken met klanten regelde. [5] Op 2 september 2013 verklaarde [slachtoffer 2] wederom dat verdachte haar sloeg en dat zij geld dat zij verdiende gewoon aan hem gaf. [6]
Uit voorgaande verklaringen leidt de rechtbank als consistente lijn af dat [slachtoffer 2] op en vanaf het moment dat zij bij verdachte introk met medeweten van verdachte in de prostitutie werkte, dat zij dit deed vanuit zijn woning in Almere en vanuit hotels in Hengelo, Goes en Middelburg. Verdachte regelde hotels, verbleef daar ook met haar en maakte daarnaast advertenties voor haar aan. Ook regelde hij afspraken met klanten. Er was sprake van geweld door verdachte jegens haar, dat in de loop van de tijd in hevigheid en frequentie toenam, mede onder invloed van drugs. Het met haar prostitutie verdiende geld gaf zij grotendeels af aan verdachte, die daarvan leefde.
Bovenstaande consistente lijn vindt bevestiging in diverse andere bewijsmiddelen.
Uit het hotelregister van het Van der Valk hotel in Hengelo bleek dat verdachte een hotelkamer geboekt had op naam van [C] (zus van verdachte), waar [slachtoffer 2] werkte. Verdachte heeft de kamer bijgeboekt en betaald. [7]
Getuige [getuige 2] verklaarde op 13 januari 2014 bij de rechter-commissaris naar aanleiding van een getoonde foto dat hij met verdachte, [slachtoffer 2] en een andere vrouw naar Zeeland is gereden. Hij heeft gereden omdat verdachte geen rijbewijs heeft. [slachtoffer 2] kwam daar om prostitutiewerk te doen. [slachtoffer 2] werkte voor verdachte en woonde bij verdachte. [8]
Getuige [getuige 1] verklaarde op 7 februari 2014 bij de rechter-commissaris dat hij op enig moment weer contact kreeg met [slachtoffer 2]. Zij zag er toen slecht uit. Één keer heeft hij de telefoon van [slachtoffer 2] opgenomen. Een man vroeg toen of [A] er was. Voorts verklaarde de getuige dat hij op 31 mei 2013 een sms-bericht van [slachtoffer 2] kreeg met de tekst:
“[getuige 1], a.u.b. help me. K. wil weg van hier. Bel me a.u.b. [slachtoffer 2].”De dag daarna stuurde [slachtoffer 2] een sms-bericht of getuige haar op kon halen, omdat ze op dat moment weg kon. Getuige heeft [slachtoffer 2], terwijl zij een oude jurk aan had en op blote voeten liep, opgehaald. In de auto vertelde zij dat zij in de prostitutie werkte. Dat ze dit in het begin zelf wilde, maar later niet meer en dat zij geslagen en geschopt werd door verdachte. Haar verdiensten moest zij afstaan aan verdachte. Getuige zag dat [slachtoffer 2] een dik oog had toen hij haar ophaalde. [9]
Getuige [getuige 3] (moeder van verdachte) verklaarde dat [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte vanuit hotels en vanuit de woning van verdachte. Ook verklaarde zij dat [slachtoffer 2] een deel van haar verdiensten afdroeg aan verdachte en dat [slachtoffer 2] haar gesmst had dat verdachte haar voor haar ‘harses’ geslagen had. [10] In een later verhoor verklaarde getuige [getuige 3] dat zij wist dat [slachtoffer 2] bij verdachte was gekomen. Verdachte had tegen getuige gezegd dat [slachtoffer 2] gevraagd had of zij bij verdachte kon wonen en werken, dat zij misbruikt was geweest en dat zij voor drie Surinaamse jongens moest werken. [11]
Op 19 april 2013 wordt er een gesprek getapt tussen verdachte en zijn moeder. Verdachte zegt tegen zijn moeder:
…”Maar ze moet hier echt terugkomen. Ze heeft toch om 8 uur ene klantje”.
Moeder antwoordt dan dat ze haar weg zal sturen. [12]
Op 20 april 2013 wordt er een gesprek getapt tussen verdachte en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] zegt tegen verdachte dat ze straks een klantje heeft waarop verdachte antwoordt:
…”Oh is ie nog niet geweest. Hoezo niet? Ik heb wel ge-update ja? [13]
Op 21 april 2013 wordt een gesprek getapt tussen verdachte en [D]. De [D] zegt dat hij een nummer op het internet zag staan waarop verdachte antwoordt:
(V)…”Ja dat klopt man maar eeh ze is eeh eventjes weggegaan voor en uurtje maar eeh als je een afspraak wil maken kan dat gewoon man.
([D]) ok, ja het is voor morgen. Ontvangt ze ook thuis.
(V) ja ze ontvangt thuis of escort…ik ben eigenlijk….haar chauffeur ik rij.
([D]) wat is de prijs
(V) De prijs is gewoon honderd euro voor een uur all-in…
(V) Als je zegt ik wil twee uurtjes dan komen we elkaar tegemoet. Als jij drie uurtjes zegt dat komen we elkaar helemaal tegemoet toch. [14]
Op 6 mei 2013 wordt er een gesprek getapt tussen verdachte en [slachtoffer 2]. Verdachte vraagt [slachtoffer 2] wat ze doet, waarop [slachtoffer 2] antwoordt:
…”5 uur heb ik misschien en klantje.
Verdachte reageert dan dat zijn telefoon nog geen een keer afgegaan is vandaag en dat [slachtoffer 2] een paar mooie foto’s moet maken met haar telefoon. Verdachte zegt tegen [slachtoffer 2]:
… gewoon 1 foto van je heel vlakbij maken van alleen je kutje gewoon.
… en je smeert hem in met massageolie lekker glad dat ie lekker glanzen dr op.” [15]
Op 16 mei 2013 wordt er een gesprek getapt tussen verdachte en [D]. Verdachte zegt:
…”ik ga die grietje ophalen in Zeeland later dan laat ik ze hier slapen en dan ga ik gewoon rustig naar Zwolle toe en laat ik ze daar gewoon in een hotel blijven.
… dat ik gewoon die bitches ophaal vanavond en dan laat ik ze gewoon naar Zwolle ook daar werken in die hotel van de Valk en terwijl ik gewoon daar zit in die kliniek.” [16]
Op 20 mei 2013 wordt er een gesprek getapt tussen verdachte en zijn moeder. Verdachte zegt:
…”ik ga dr niet meer slaan. Ik ga toch niet meer gebruiken, ik ga gewoon nu echt haar overal naar toe sturen hotel hotel hotel hotel Lekker snel geld maken en opkankeren man”. [17]
Op 20 mei 2013 wordt een gesprek tussen verdachte en zijn moeder getapt. Moeder zegt tegen verdachte:
…”Ja maar ze zegt elke keer blijft ie met och slaan. Mn oor heb ik al een paar nou dat had ik al een week geleden dat oorsuizen had, dr oog ziet minder door een stomp in de gezicht.
Verdachte antwoordt dan:
…”Ja maar mama omdat dat kind aan het snoven was. Ze snuift en dan had ik van [slachtoffer 2] wees dan in elk geval eerlijk tegen me ik help je kind. Ik help je.
…Ja oke, ik huil, ik hou haar vast, ik hou van jou, ik stuur het elke dag in het bericht maar je moet niet tegen me liegen [slachtoffer 2], je kan niet tegen me liegen. En ook niet snuiven. Ik vroeg alleen me 300 Euro.” [18]
Verdachte heeft bij de politie op 24 juni 2013 verklaard dat [slachtoffer 2] bij hem thuis kwam, weer wegging naar Arnhem en na een maand terugkwam omdat ze niet goed behandeld werd. [slachtoffer 2] wilde niet meer terug en vroeg verdachte haar te helpen. [19] Vervolgens heeft hij ter terechtzitting op 22 augustus 2014 verklaard dat hij [slachtoffer 2] met de vlakke hand heeft geslagen. Voorts verklaarde hij dat hij van plan was om samen met [slachtoffer 2] naar Suriname te gaan, maar dat al het cash geld op ging, voor een groot deel aan drugs. Er was maar een paar honderd euro gespaard. [20]
Mensenhandel juridische inkadering
Een wezenlijk bestanddeel van mensenhandel is dat er sprake moet zijn van uitbuiting en dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Conform hetgeen in de jurisprudentie is bepaald kan van een uitbuitingssituatie worden gesproken als een betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan een situatie waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert. Een uitbuitingssituatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid. Dit houdt in dat de persoon die prostitutiewerkzaamheden verricht door de toepassing van dwangmiddelen niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het beginnen of voortzetten van de prostitutiewerkzaamheden Dit is niet anders als die werkzaamheden aanvankelijk op vrijwillige basis zijn gestart.
Middelen (met betrekking tot het onder sub 1, 4 en 9 van art. 273f Sr. ten laste gelegde)
Allereerst dient vastgesteld te worden of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f, lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht de middelen geweld, misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, bewezen.
[slachtoffer 2] heeft meerdere malen verklaard dat verdachte haar geslagen/gestompt heeft. Deze verklaring wordt door de hiervoor opgesomde andere bewijsmiddelen, zijnde de verklaring van verdachte, van de moeder van verdachte en diverse tapgesprekken, ondersteund. Verdachte heeft verklaard dat dit slaan gezien dient te worden als huiselijk geweld en dat dit niet heeft bijgedragen aan het voortduren van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2]. De rechtbank overweegt hierover echter dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij bang was voor verdachte en dat zij daarom de prostitutiewerkzaamheden bleef verrichten. Tegen getuige [getuige 1] heeft zij immers gezegd dat zij wel eerder weg kon, maar dat zij bang voor verdachte was. Derhalve dient het geweld dat verdachte jegens [slachtoffer 2] gebruikt heeft, gezien te worden als bijdragend aan het voortduren van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2]. Het overstijgt daarmee ook het karakter van ‘louter’ huiselijk geweld.
De middelen ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht’ volgen uit het feit dat verdachte wist dat [slachtoffer 2], voordat zij bij verdachte kwam, seksueel misbruikt was en dat zij moeilijk nee kon zeggen. Ook blijkt dat uit het feit dat [slachtoffer 2] op enig moment de woning van haar eigen moeder verlaat, bij verdachte intrekt en vanuit zijn woning prostitutiewerkzaamheden verricht. [slachtoffer 2] werd daardoor nog meer afhankelijk van verdachte. Dit blijkt ook uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer 2]. Zij verklaarde dat zij haar dochter niet meer had gezien totdat zij haar in mei 2013 zag. [slachtoffer 2] was toen volgens haar moeder erg mager, erg opgemaakt en had een andere kledingstijl. [21]
Door het hanteren van bovengenoemde dwangmiddelen jegens [slachtoffer 2] kan niet meer worden gesproken van een vrijwillige keuze van haar om prostitutiewerk te (blijven) verrichten, zodat er sprake is van (af)gedwongen prostitutie.
Handelingen (met betrekking tot het onder sub 1 van art. 273f Sr. ten laste gelegde)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft vervoerd, gehuisvest en opgenomen. De verklaring van [slachtoffer 2] vindt op dit specifieke onderdeel steun in voornoemde bewijsmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] heeft opgenomen in zijn woning zodat zij vanuit de woning prostitutiewerkzaamheden kon verrichten en haar heeft laten vervoeren naar diverse hotels in Nederland zodat [slachtoffer 2] daar klanten kon ontvangen.
Oogmerk van uitbuiting (met betrekking tot het onder sub 1 van art. 273f Sr. ten laste gelegde)
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde handelingen moet de verdachte oogmerk van uitbuiting hebben gehad. Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheids-
bewustzijn ten aanzien van het gevolg. [22] Het oogmerk van uitbuiting is in casu gelegen in het verkrijgen van financieel gewin. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte gericht was op het prostitueren van [slachtoffer 2], zodat verdachte haar kon uitbuiten door haar inkomsten te incasseren en van dit geld te voorzien in zijn drugs- en alcoholverslaving. Dit blijkt ook uit de diverse verklaringen van [slachtoffer 2] waarin zij aangeeft dat zij van meet af aan de helft of meer en aan het einde van de ten laste gelegde periode al haar verdiensten aan verdachte afstond.
Voordeel trekken (met betrekking tot het onder sub 6 in relatie tot het sub 1 van art. 273f Sr. ten laste gelegde)
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in het begin 50% van haar verdiensten aan verdachte gaf, maar dat zij uiteindelijk al haar verdiensten afstond. Dit omdat zij bij verdachte woonde en er gespaard zou worden om naar Suriname te gaan. Dit wordt bevestigd door de verklaring van verdachte zelf maar ook door het tapgesprek tussen verdachte en zijn moeder, waarin verdachte onder meer zegt dat hij zijn 300 euro wilde hebben.
Dwingen of bewegen tot bevoordeling
De rechtbank is op basis van het voorgaande voorts van oordeel dat verdachte door bovengenoemde dwangmiddelen [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het afgeven van haar verdiensten. Verdachte heeft meerdere malen gevraagd hoeveel [slachtoffer 2] verdiend had, hoeveel zij moest vragen aan een klant en gezegd dat ze geld mee moest brengen naar huis. [slachtoffer 2] gaf het geld vervolgens aan verdachte en/of zijn moeder met de gedachte dat er gespaard zou worden voor een gezamenlijke toekomst. Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede nog op dat vanwege de gebruikmaking door verdachte van bovengenoemde dwangmiddelen de (eventuele) vrijwilligheid bij afdracht door [slachtoffer 2] aan verdachte van haar prostitutieverdiensten niet meer relevant is.
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde mensenhandel van [slachtoffer 2] in de varianten als bedoeld in de subleden 1, 4, 6 en 9 van lid 1 van art. 273f Sr.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de ten laste gelegde periode geprobeerd heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nu het dossier geen letselverklaring bevat die de verklaring van [slachtoffer 2] dat ze last had van oorsuizen en pijn op de borst, ondersteunen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het onder 2. primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2. subsidiair ten laste gelegde meermalen mishandelen van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen is. Daartoe verwijst zij naar de hiervoor ten aanzien van de beoordeling van het bewijs ter zake het onder 1 ten laste gelegde opgesomde verklaringen van [slachtoffer 2], de verklaring van getuige [getuige 1] [23] en naar de ter terechtzitting van 22 augustus 2014 afgelegde bekennende verklaring van verdachte. [24]
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 20 februari 2013 in Almere een pistool en munitie voorhanden heeft gehad.
Voor de bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar:
* het proces-verbaal van bevindingen [25] , inhoudende het aantreffen van het vuurwapen met daarin 5 scherpe patronen in de tuin van de woning waar verdachte woonde;
* het proces-verbaal van bevindingen [26] , inhoudende de categorisering van het pistool als zijnde een categorie III, sub 1 vuurwapen en de 5 scherpe patronen als zijnde categorie III munitie;
* de verklaring van verdachte afgelegd bij de voorgeleiding op 20 februari 2013 [27] , inhoudende:
Ik heb het wapen voor mijn verdediging, want ik heb ruzie met een groep.”
* de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 augustus 2014 [28] , inhoudende:
“Ik heb het vuurwapen aangeraakt. Het is niet mijn vuurwapen. Ik weet van wie het vuurwapen is. Ik heb mij voorgenomen om er voor op te draaien.”
De rechtbank overweegt dat uit het aantreffen van het vuurwapen met daarin de 5 scherpe patronen in de tuin van de woning waar verdachte woonde, blijkt dat verdachte beschikkingsmacht had over het vuurwapen en de bijbehorende munitie. Dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen en de scherpe patronen blijkt uit zijn eigen verklaringen en uit het aantreffen van het vuurwapen in de tuin achter/onder een bank, terwijl het glom en droog en niet vies was. De rechtbank leidt uit dit aantreffen af dat het vuurwapen slechts een korte tijd op de plaats van het aantreffen heeft gelegen en dat er derhalve sprake was van voorhanden hebben op 20 februari 2013. Het verweer dat verdachte ter terechtzitting van 22 augustus 2014 gevoerd heeft, namelijk dat zijn verklaring in het proces-verbaal van verhoor bij voorgeleiding onjuist is, verwerpt de rechtbank nu niet aannemelijk is geworden waarom hulpofficier van justitie K.G. Holzmann dit onjuist opgenomen zou hebben. Het verweer dat verdachte het wapen eerder in huis had gezien in het bezit van een ander, dat hij dat wapen ook heeft aangeraakt, maar dat hij niet wist dat het zich op 20 februari 2013 in de tuin van zijn woning bevond, acht de rechtbank volstrekt niet aannemelijk, mede gezien de bevindingen van voornoemde Holzman tijdens de voorgeleiding.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 20 februari 2013 opzettelijk MDMA aanwezig heeft gehad.
Voor de bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar:
* het proces-verbaal van bevindingen [29] , inhoudende het aantreffen van een vijftal pillen in een heuptasje in de slaapkamer van de woning waarin verdachte woonde;
* het NFI rapport van identificatie van drugs en precursoren [30] , inhoudende de conclusie dat de 5 tabletten MDMA bevatten;
* de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 augustus 2014 [31] .
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte volstaat de rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 359, lid 3 Wetboek van Strafvordering met een opsomming van bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 01 september 2012 tot en met 11 juni 2013 te Almere en/of te Hengelo en/of te Goes en/of te Middelburg
(telkens)
een ander te weten [slachtoffer 2]
door geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie die [slachtoffer 2]
heeft vervoerd en gehuisvest en opgenomen,
(telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] en
die [slachtoffer 2] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] en
die [slachtoffer 2] heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van dier seksuele handelingen met of voor een derde
en bestaande dat geweld en/of dat misbruik (telkens) hieruit dat verdachte (telkens) (meermalen)
- met die [slachtoffer 2] een (liefdes)relatie is aangegaan en heeft onderhouden en
- die [slachtoffer 2] in Almere heeft geslagen
hebbende die handelingen hieruit bestaan dat verdachte (telkens) (meermalen)
- die [slachtoffer 2] vanuit zijn, verdachte’s, woning ([adres] te [woonplaats]) prostitutiewerkzaamheden heeft laten verrichten en
- die [slachtoffer 2] in een auto naar een hotel in Goes heeft laten vervoeren en
- die [slachtoffer 2] naar Hengelo heeft laten vervoeren en
- een hotelkamer in Goes en in Middelburg voor die [slachtoffer 2] (gedeeltelijk) heeft betaald van waaruit die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte en
- een hotelkamer voor die [slachtoffer 2] heeft gereserveerd in Hengelo en heeft betaald van waaruit die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte en
- die [slachtoffer 2] heeft gedwongen (een deel van) dier prostitutieverdiensten aan hem, verdachte, af te dragen en/of te geven en
- advertenties ten behoeve van die [slachtoffer 2] op prostitutiewebsites heeft geplaatst en opgewaardeerd en heeft geholpen bij het maken van die advertenties en
- die [slachtoffer 2] (telkens) heeft gecontroleerd tijdens dier prostitutiewerkzaamheden.
2. subsidiair

hij op tijdstippen in de periode 18 december 2012 tot en met 3 juni 2013 te Almere, telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] op dier (boven)lichaam heeft gestompt en geslagen en (telkens) op/tegen dier hoofd heeft gestompt en geslagen, waardoor die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

3.
hij op 20 februari 2013 te Almere, een wapen van categorie III, te weten een pistool, opschrift Astra, kaliber 6.35 mm, en munitie van categorie III, te weten vijf, scherpe patronen, merk/opschrift G.F.L., kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad.
4.
hij op 20 februari 2013 te Almere, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder 2 in de eerste regel "in of omstreeks 18 december 2012 tot en met 03 juni 2013" in plaats van "in de periode van 18 december 2012 tot en met 03 juni 2013". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De rechtbank verbetert in de bewezenverklaring voorts een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het onder 1, 2. subsidiair, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1 telkens:
Mensenhandel.
Onder 2:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Onder 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Onder 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf opgemerkt dat de OM richtlijn geen ruimte laat voor differentiatie, terwijl dit wel noodzakelijk is. Ter ondersteuning heeft de raadsman naar een aantal uitspraken verwezen waarin lagere straffen zijn opgelegd. Tevens heeft de raadsman opgemerkt dat rekening gehouden dient te worden met het feit dat [slachtoffer 2], voordat zij bij verdachte terecht kwam, al prostitutiewerkzaamheden verrichtte en ook na de detentie van verdachte daarmee is doorgegaan.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, mishandeling , het voorhanden hebben van een wapen en munitie en aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA. Verdachte is met het slachtoffer van mensenhandel een relatie aangegaan. Vervolgens heeft hij haar naar diverse hotels in Nederland laten vervoeren en in zijn woning opgenomen zodat zij zich daar kon prostitueren. Verdachte heeft ten slotte het geld dat het slachtoffer verdiende afgepakt. Juist omdat het om (af)gedwongen prostitutie ging, heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die het slachtoffer zou ondervinden van zijn handelen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie
d.d. 9 juli 2014 en met hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard omtrent zijn persoonlijke omstandigheden.
Gelet op het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en verboden wapenbezit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is uit het oogpunt van vergelding alsmede van preventie. De rechtbank gaat bij de oplegging van een gevangenisstraf uit van een periode van 9,5 maanden waarin verdachte het slachtoffer zich heeft laten prostitueren. Deze periode ziet de rechtbank als een periode waarin verdachte de prostitutiewerkzaamheden van het slachtoffer alsmede het zich toe-eigenen van haar verdiensten heeft opgebouwd of uitgebouwd en zo van haar prostitutiewerk heeft geprofiteerd. Als strafverzwarende factoren weegt de rechtbank mee dat verdachte het slachtoffer meerdere malen heeft geslagen en uiteindelijk al het geld dat zij verdiende opstreek.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend is. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, mede gezien het feit dat het slachtoffer meerderjarig is en, relatief gezien, nog veel vrijheden had.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst vermelde Eurobankbiljetten ter waarde van € 805, verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerking aangaande het beslag gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde bankbiljetten moet worden verbeurdverklaard, omdat deze aan verdachte toebehorende bankbiljetten geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is verkregen.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 27, 33, 33a, 57, 91, 273f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen de onder 1. ten laste gelegde varianten van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1]en [slachtoffer 3] en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2. primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2. subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1, 2. subsidiair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan thans bewezenverklaard;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd de op de “lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 22 augustus 2014 onder 1 tot en met 4 vermelde voorwerpen, te weten 4 bankbiljetten.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mrs. A. van Holten en R.D. van Heffen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het procesdossier 25Hydrus met nummer 2013101809004258, bestaande uit diverse zaakdossiers.
2.ZD03, AH 0241.
3.ZD03, AH 0249.
4.ZD03, AH 0376 t/m 0384.
5.ZD03, AH 0412 t/m 0420.
6.ZD03, AH 0421.
7.ZD02, AH 031
8.ZD04, AH 0749 / RC verklaring van [getuige 2].
9.Zie de RC verklaring van [getuige 1]
10.ZD03, AH 0579 tm 0583.
11.PD02, AH 1111.
12.ZD03, AH 0588.
13.ZD03, AH 0432.
14.ZD03, AH 0299.
15.ZD03, AH 0291.
16.ZD03, AH 0302.
17.ZD03, AH 0316.
18.ZD03, AH 0605 en 0606.
19.PD01, AH 0960.
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad d.d. 22 augustus .
21.ZD03, AH 0442.
22.Zie in dit verband o.a. HR 27 oktober 2009 NbSr 2009/363.
23.Zie de RC verklaring van [getuige 1].
24.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad d.d. 22 augustus 2014.
25.Dossier overige stukken, pagina 49 laatste alinea en pagina 50 eerste alinea.
26.Dossier overige stukken, pagina 55 en verder.
27.Dossier overige stukken, pagina 25.
28.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad d.d. 22 augustus .
29.Dossier overige stukken, pagina 49 laatste alinea en pagina 50 eerste alinea.
30.Dossier overige stukken, pagina’s 71 en 72.
31.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer te Lelystad d.d. 22 augustus .