ECLI:NL:RBMNE:2014:3899
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van Wwb-uitkering met betrekking tot vertrouwensbeginsel en immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2014 uitspraak gedaan over de herziening en intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). Eiseres had een uitkering ontvangen, maar deze werd herzien met ingang van 1 november 2012, waarbij haar recht op bijstand werd aangepast van 20% naar 10% toeslag. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen geslaagd beroep kon doen op het vertrouwensbeginsel, omdat de door haar overgelegde telefoonnotities niet voldoende bewijs boden voor de gestelde toezeggingen van de gemeente. De rechtbank stelde vast dat de herziening van de uitkering noodzakelijk was om een met de wet strijdige situatie op te heffen, aangezien eiseres ten onrechte een hogere toeslag ontving dan waar zij recht op had.
Daarnaast heeft eiseres een verzoek ingediend voor immateriële schadevergoeding, die volgens haar het gevolg was van de angst en onzekerheid door de herzieningsbeslissing. De rechtbank oordeelde dat geestelijk letsel alleen recht geeft op schadevergoeding als dit kan worden vastgesteld aan de hand van een erkend ziektebeeld. De rechtbank vond de onderbouwing van eiseres onvoldoende, omdat er geen concrete gegevens waren die aantoonden dat er sprake was van geestelijk letsel. Het verzoek om schadevergoeding werd dan ook afgewezen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres tegen de bestreden besluiten ongegrond en niet-ontvankelijk, en vernietigde het besluit tot verrekening van de terugvordering. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.