In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2014 uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij de handel in professioneel vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel € 20.650,00 bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op een gedetailleerde berekening van de inkoop- en verkoopprijzen van het vuurwerk, evenals de aantallen die zijn verhandeld. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de staat te betalen.
De procedure begon met een vordering van de officier van justitie, die de rechtbank verzocht om de veroordeelde te verplichten tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Tijdens de zitting op 17 januari 2014 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. J.J.C. van Haren, gehoord. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde geen deel van de opbrengst had ontvangen en dat er geen rekening was gehouden met dubbeltellingen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging echter niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie voldoende bewijs had geleverd dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel bevestigd, waarbij rekening is gehouden met de inkoop- en verkoopprijzen van het vuurwerk en de aantallen die zijn verhandeld. De rechtbank heeft uiteindelijk de verplichting tot betaling van € 20.650,00 opgelegd aan de veroordeelde, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.