ECLI:NL:RBMNE:2014:3435
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging noodopvang en procesbelang in verband met voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die geen Nederlandse nationaliteit heeft en in voorlopige hechtenis verkeert, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser had in 2013 een beroep ingesteld tegen het besluit van de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht (SNDVU) om zijn opvang en ondersteuning per 19 juni 2013 te beëindigen. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, waarop de eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 4 juli 2014 werd de situatie van de eiser besproken, die sinds de beëindiging van de opvang in voorlopige hechtenis zit.
De rechtbank overwoog dat de eiser belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, omdat hij duidelijkheid wilde over zijn recht op opvang. Echter, de rechtbank stelde vast dat de beëindiging van de opvang door de SNDVU niet in geschil was. De eiser had op dat moment onderdak en de rechtbank concludeerde dat het door de eiser beoogde resultaat, namelijk opvang, pas feitelijke betekenis kan hebben als hij niet langer in voorlopige hechtenis is. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen procesbelang had, omdat het recht op opvang geen feitelijke betekenis had zolang hij in voorlopige hechtenis zat.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. V.E. van der Does, in aanwezigheid van griffier mr. D. de Vries. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.