Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de hem onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten;
Rechtbank Midden-Nederland
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 22 juli 2014 door de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, stond de betrokkenheid bij auto-inbraken in de nacht van 3 op 4 april 2014 centraal. De verdachte verklaarde dat hij in die nacht bij zijn woning werd benaderd door een persoon die hem navigatiesystemen aanbood. In een slaapdronken toestand heeft hij een navigatiesysteem gepakt, maar dit direct weer teruggegeven en de aanbieder weggestuurd. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had geconcludeerd tot een bewezenverklaring van enkele subsidiaire feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte geloofwaardig was en dat er geen aanknopingspunten waren die deze verklaring ongeloofwaardig maakten. De rechtbank achtte het niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem primair en subsidiair ten laste gelegde feiten had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Tevens verklaarde de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.