ECLI:NL:RBMNE:2014:3066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
21 juli 2014
Zaaknummer
16-110711-01
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met twee jaren wegens hoog recidiverisico

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde, wiens verpleging voorwaardelijk was beëindigd. De rechtbank oordeelde dat de ziekelijke stoornis van de betrokkene nog steeds aanwezig is en dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, gezien de eerdere terugval van de veroordeelde en het niet naleven van de voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehonoreerd, omdat het niet realistisch werd geacht dat het recidiverisico binnen een jaar voldoende zou zijn afgenomen om de maatregel onvoorwaardelijk te beëindigen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het advies van de reclassering en de psychiater betrokken. De reclassering had aangegeven dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden en dat er onvoldoende zicht was op zijn functioneren. De psychiater concludeerde dat er sprake was van schizofrenie en dat de kans op recidive nog steeds hoog was. De rechtbank benadrukte dat er meer tijd nodig is voor de veroordeelde om aan zijn behandeling te werken en dat de veiligheid van anderen voorop staat.

De beslissing om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, werd genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving. De rechtbank verzocht de reclassering om toezicht te houden op de voortgang van het traject, zodat stagnatie in de behandeling kan worden voorkomen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikelen 38d, 38e en 38g.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/110711-01
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling en voorwaardelijke beëindiging dwangverpleging d.d. 21 juli 2014
In de zaak van de officier van justitie tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1971],
verblijvende te [naam], [adres],
[woonplaats],
advocaat mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- een afschrift van het vonnis van de rechtbank Utrecht van 10 juli 2002, waarbij [veroordeelde] ter beschikking is gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 16 juli 2004;
- de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht d.d. 3 oktober 2013, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaar en waarbij de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd;
- de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland locatie Utrecht d.d. 6 mei 2014, waarbij de vordering tot hervatting van de dwangverpleging is afgewezen en waarbij de voorwaarden zoals die bij beslissing van 3 oktober 2013 zijn opgelegd, zijn gewijzigd;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 2 juni 2014, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [veroordeelde] met twee jaren;
- het rapport van de reclassering, centrum voor verslavingszorg Victas, d.d. 8 mei 2014, opgemaakt door mw. I.A.J. Pongers, reclasseringswerker;
- het pro justitia rapport van drs. G.B. van de Kraats, psychiater, d.d. 30 juni 2014.

2.De procesgang

[veroordeelde] is bij vonnis van 10 juli 2012 veroordeeld voor verkrachting, meermalen gepleegd, en diefstal tot de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De rechtbank heeft bij de verlengingsbeslissing van 3 oktober 2013 beslist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd met één jaar en dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd. De voorwaarden waaraan [veroordeelde] zich diende te houden, zijn opgenomen in de beslissing. Op basis van deze beslissing eindigt de maatregel zonder nadere voorziening op 16 juli 2014.
Naar aanleiding van een rapport van reclasseringsinstelling Victas d.d. 8 april 2014, waarin is vermeld dat [veroordeelde] zich niet aan een aantal van de gestelde voorwaarden heeft gehouden en waarin wordt geadviseerd de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging op te heffen, heeft de officier van justitie een vordering d.d. 14 april 2014 ingediend, die strekt tot hervatting van de dwangverpleging. De reclassering heeft vervolgens een rapport d.d. 29 april 2014 opgesteld waarin wordt geconcludeerd dat een eventuele herstart van de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling onder de daar genoemde (gewijzigde) voorwaarden passend is. Gelet op dit rapport d.d. 29 april 2014 en de zitting van 6 mei 2014 waar [veroordeelde] zich bereid heeft verklaard alle in het rapport genoemde voorwaarden na te leven, heeft de rechtbank bij beslissing d.d. 6 mei 2014 de vordering tot hervatting van de dwangverpleging afgewezen en de voorwaarden zoals die bij beslissing d.d. 3 oktober 2013 aan [veroordeelde] zijn opgelegd, gewijzigd.
De officier van justitie heeft vervolgens een vordering d.d. 2 juni 2014 ingediend, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [veroordeelde] met twee jaren. Deze vordering is ter terechtzitting van 7 juli 2014 behandeld. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn gehoord de officier van justitie en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman. Voorts is gehoord de deskundige, mw. I.A.J. Pongers, reclasseringswerker bij Victas.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het rapport van de reclassering
d.d. 8 mei 2014, opgemaakt door mw. I. Pongers, reclasseringswerker, en van het pro justitia rapport van drs. G.B. Kraats, psychiater, d.d. 30 juni 2014.
De deskundige, mw. I.A.J. Pongers, heeft het standpunt van de reclassering ter terechtzitting verder toegelicht.

3.Het advies van de reclassering

In het rapport van de reclassering d.d. 8 mei 2014 is vermeld dat [veroordeelde] zich in de afgelopen periode niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Vanaf de start van de voorwaardelijke beëindiging heeft de reclassering het ontbreken van ziekte-inzicht gezien bij [veroordeelde]. Hij wil het traject naar zijn hand zetten. Hij is een krenkbare man, overschat zichzelf voortdurend en is daarop amper aanspreekbaar. Hij heeft de afgelopen maanden tijdens zijn verblijf bij de SBWU (Stichting voor begeleid wonen Utrecht) laten zien dat hij instabiel en ongrijpbaar is en daarmee dat er onvoldoende zicht is op zijn functioneren. Er bestaat op dit moment geen vertrouwen bij de reclassering dat hij zich structureel stabiliseert. Het risico op afglijden en op recidive bij een onvoorwaardelijk ontslag is daarom onder de huidige omstandigheden nog hoog. Hij zal de komende tijd moeten werken aan zijn houding en zijn gedrag. Gezien zijn instabiliteit, de daarmee samenhangende time out bij FPC De Oostvaarderskliniek en de verwachte opname bij [naam] voor de duur van minimaal zes maanden, acht de reclassering het in het belang van [veroordeelde] dat er een verlenging plaatsvindt van de voorwaardelijke beëindiging met twee jaren.
De deskundige heeft het voorgaande ter terechtzitting bevestigd. Recent is de ontwikkeling dat [veroordeelde] begin juni bij de [naam] is opgenomen. Omdat de behandeling daar net is opgestart, is het nog te vroeg daar iets over te zeggen. Hij neemt deel aan de therapieën, maar hij doet dit alleen omdat het moet. Hij is chronisch ziek, maar zijn ziekte inzicht ontbreekt. Hij is nog afhankelijk van een medicatie depot en er kan niet vanuit worden gegaan dat hij zelfstandig zijn medicatie inneemt. In geval van een onvoorwaardelijk ontslag, schatten wij het recidiverisico daarom nog hoog in. Er is meer tijd nodig om dit risico terug te dringen. Voor het begeleid wonen traject waaraan [veroordeelde] zal beginnen na uitstroom uit de [naam], zal eveneens meer tijd genomen moeten worden dan vorige keer. Omdat het bij de SBWU niet goed is verlopen, is de reclassering op zoek naar een andere instelling voor dit deel van het traject. Gelet op het voorgaande vindt de deskundige het niet reëel om de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling nu met slechts één jaar te verlengen. Dat zou onjuiste verwachtingen scheppen.

4.Het advies van de psychiater

De psychiater heeft in zijn rapport geconcludeerd dat bij [veroordeelde] sprake is van schizofrenie van het ongedifferentieerde type in remissie onder farmacotherapie en middelenafhankelijkheid in langdurige gedwongen remissie. De kans op recidive wordt door de psychiater op dit moment nog hoog ingeschat. Voor een succesvolle rentree in de maatschappij zal hij nog een periode beschermd moeten wonen. Daarnaast moet nog worden gewerkt aan zijn steunsysteem en aan de overdracht van zijn farmacotherapeutische behandeling naar de reguliere GGZ. Verder is hij nogal eens geneigd om zijn anti-psychotische medicatie te vergeten en hij is daarom nog ingesteld op een depot. Ook voor wat betreft het middelengebruik houdt de psychiater een slag om de arm. De psychologische afhankelijkheid van middelen van [veroordeelde] is context gevoelig.
In verband met het voorgaande adviseert de psychiater [veroordeelde] nog enige tijd door de reclassering te laten begeleiden. Deze begeleiding moet zijn gericht op een volledige rentree in de maatschappij. In geval van begeleid wonen zal hij farmacotherapeutisch onder behandeling moeten blijven van de reguliere GGZ, omdat schizofrenie vanuit de aard van de stoornis gepaard gaat met een verhoogde kans op recidief psychotische decompensatie onder omstandigheden met verhoogde stress en het niet of niet adequaat innemen van medicatie. Ook adviseert de psychiater de reclassering nog enige tijd te laten toezien op het persisteren van de abstinentie van middelengebruik, wanneer [veroordeelde] weer in situaties zal komen waarin meer verleiding zal bestaan om tot gebruik over te gaan.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de ter beschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de maatregel met slechts één jaar te verlengen. In geval van een verlenging met twee jaren zal het moeilijk zijn voor [veroordeelde] om gemotiveerd te blijven. Het zou een grote tegenslag betekenen na de eerdere verlenging van één jaar in 2013. Daarmee neemt de kans van slagen van de behandeling af. In geval van een verlenging met twee jaren kan de aanpak averechts werken. [veroordeelde] wil zijn vooruitgang per jaar bekijken.

7.De beoordeling

Gelet op het verlengingsadvies van de reclassering, het rapport van de psychiater en het verhandelde ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling eist en dat de termijn dient te worden verlengd met twee jaren. De ziekelijke stoornis van [veroordeelde] is nog altijd aanwezig en het recidiverisico wordt nog als hoog ingeschat. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat dit risico binnen een jaar zodanig zal zijn teruggedrongen dat de maatregel tot terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk kan worden beëindigd. Daarvoor moet nog een te uitgebreid traject worden doorlopen. Afgelopen jaar zijn de stappen die zouden moeten leiden naar een onvoorwaardelijk ontslag in een te snel tempo doorlopen. [veroordeelde] heeft toen een terugval gehad, waarbij hij zich meerdere malen niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Voor het traject dat moet leiden naar een succesvolle rentree in de maatschappij, zal daarom meer tijd moeten worden uitgetrokken.
De rechtbank verzoekt de reclassering toe te zien op de voortgang van het traject, zodat stagnatie hierin zal worden voorkomen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d, 38e en 38g van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [veroordeelde], waarvan de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd, met
twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter en
mrs. M.C. Oostendorp en E.M. de Stigter, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier
mr. C.W.M. Maase-Raedts en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2014.