Feit 1
In het dossier bevindt zich een aangifte van [C]. Hij verklaarde bij de politie onder meer het volgende:
Ik ben werkzaam bij [naam] in de functie van bedrijfsmedewerker. (..) Het pand is gelegen aan een plein, genaamd [adres ]. (..) Op zondag 27 januari 2013 omstreeks 01:40 uur, bevond ik mij, gekleed in voornoemde kleding, in het kookgedeelte achterin de zaak. (..) Ik hoorde dat de voordeur open ging. (..) Ik zag een persoon, vanaf nu genoemd dader 1, degene was die deze voordeur opende. (..) Ik zag dat dader 1 was gekleed in een grijskleurige tot zwarte lange stoffen jas met capuchon. (..) Ik zag dat dader 1 een capuchon van zijn jas en een dondergroene bivakmuts over zijn hoofd droeg. Deze bivakmuts bedekte vrijwel zijn hele gezicht. (..) Ik zag dat dader 1 onder deze jas een donker roodkleurig tot auberginekleurig shirt droeg. (..) Ik zag dat dader 1, uit het niets, een voorwerp te voorschijn pakte met zijn rechterhand, vanuit de linkervoorzijde van zijn broeksband. (..)
Ik zag meteen dat dit voorwerp een op een vuurwapen gelijkend voorwerp was. (..) Ik zag dat het een geheel licht zilverkleurig, niet glimmend, vuurwapen gelijkend voorwerp betrof. Ik zag dat het vuurwapen gelijkende voorwerp best lang was. Ik vermoed dat het ongeveer twintig centimeter lang was over de gehele loop gezien. (..) Ik zag dat dader 1, dit vuurwapen gelijkende voorwerp op mijn romp richtte. (..) Ik zag dat dader 1, welke nog steeds het vuurwapen gelijkende voorwerp op mij richtte, naar mij keek en met luide stem tegen mij zei: ‘Geld. Kassa’. (..) Ik heb hierop de kassa geopend. Ik heb direct heel de zwarte kassalade uit de kassa gehaald en op de bar gelegd voor dader 1. (..) Ik hoorde dat dader 1 hierop tegen mij schreeuwde: ‘Meer geld.’ Ik zag dat dader 1, nog steeds het vuurwapen gelijkende voorwerp op mij gericht had. Ik hoorde dat dader 1, wederom het vuurwapen gelijkende voorwapen doorlaadde (..) Ik hoorde da dader 1 daarop tegen mij riep: ‘Nog meer geld, jouw zak jouw zak’ of woorden van gelijke strekking. (..) Ik antwoordde de dader 1: ‘Ik heb helemaal niets, kijk maar’. (..) Ik hoorde daarop dader 1 tegen mij schreeuwen: ‘Telefoon, telefoon’. (..) Ik pakte daarop mijn telefoon en liet deze aan dader 1 zien. Ik zag dat dader 1 naar deze telefoon keek en tegen mij over deze telefoon zei: ‘Nee, nee. Hoeft niet. Terug.’ Ik zag dat dader 1, nog steeds het vuurwapen gelijkende voorwerp op mij gericht hield. Ik zag dat dader 1, vervolgens met zijn linkerhand, welke hij vrij had, naar de kassalade reikte en deze pakte met zijn linkerhand. (..) Toen ik zag dat dader 1 de kassalade vastpakte met zijn linkerhand, zag ik vlak daarna dader 2 in het pand staan. (..) Ik zag dat dader 1, vervolgens van mij wegliep richting deze toegangsdeur. In de richting van waar dader 2 stond. Ik hoorde dat dader 2 mij aankeek en zei: ‘Sorry, sorry meneer.’(..) Ik zag dat dader 1 en dader 2 wegreden, rechtsaf richting [naam]. (..)
Weggenomen goederen:
De kassaslade van ijzerachtig materiaal, zwart van kleur en ongeveer dertig centimeter breed bij ongeveer veertig centimeter lang en ongeveer 10 centimeter hoog. (..) Ik heb van te voren niet geteld wat er precies in de kassalade zat op dat moment. Ik vermoed ongeveer vijfhonderd euro. (..) In ieder geval ongeveer 70 euro aan twee euro munten. En in ieder geval maar een (1) vijftig eurobiljet, dat zag ik ook. Ook zaten er meerdere biljetten van vijf euro, tien euro en twintig euro in deze kassalade zag ik. (..) Opvallend was dat er een glazen potje parfum in deze kassalade zat. (..)
Ik kan de twee daders voor u omschrijven:
Dader 1 gedurende de overval: