ECLI:NL:RBMNE:2014:2761

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
8 juli 2014
Zaaknummer
16/661021-14 en 16/661549-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen seksueel misbruik van minderjarige en mishandeling van partner

Op 8 juli 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen seksueel misbruik van de vijfjarige dochter van zijn partner, alsook aan het meermalen mishandelen van zijn partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2013 tot en met 5 januari 2014 handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het minderjarige slachtoffer, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. Daarnaast heeft hij zijn partner, [slachtoffer 2], meermalen mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaar. Als bijzondere voorwaarde is opgelegd dat de verdachte zich gedurende twaalf maanden moet laten opnemen in een intramurale instelling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het vertrouwensmisbruik door de verdachte zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door gedragsdeskundigen. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], is in zijn geheel toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 250,- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan reclasseringstoezicht en een klinische behandeling te ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661021-14 en 16/661549-14 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in PI Nieuwegein – HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/661021-14
feit 1: (
primair) in de periode van 1 november 2013 tot en met 5 januari 2014 (meermalen) met [slachtoffer 1], die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam met zijn vingers en/of zijn penis dan wel (
subsidiair) in die periode (meermalen) ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl die [slachtoffer 1] aan verdachtes zorg was toevertrouwd;
feit 2: in de periode van 18 april 2013 tot en met 31 december 2013 (meermalen) [slachtoffer 2], zijnde zijn levensgezel, opzettelijk heeft mishandeld.
16/661549-14
in de periode 1 november 2013 tot en met 5 januari 2014 (meermalen) ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 3], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl die [slachtoffer 3] aan verdachtes zorg was toevertrouwd.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen onder parketnummer 16/661549-14 aan verdachte ten laste is gelegd niet bewezen kan worden. De officier van justitie heeft derhalve gevorderd verdachte van dit feit vrij te spreken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/661021-14, feit 1 primair, ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden dat verdachte met zijn penis seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer 1]. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd verdachte van deze handeling partieel vrij te spreken. De overige onder 1 primair ten laste handelingen zijn, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wel wettig en overtuigend bewezen. Ook de onder 2 ten laste gelegde mishandelingen heeft verdachte bekend en zijn volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring aangesloten bij de officier van justitie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Partiële vrijspraak 16/661021-14 feit 1 primair en integrale vrijspraak 16/661549-14
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte met zijn penis seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer 1]. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken. Uit de bewijsmiddelen volgt niet buiten redelijke twijfel dat de ontucht ook heeft bestaan uit het met de penis binnendringen. De rechtbank acht voorts met de officier van justitie en de raadsman niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 3]. Verdachte heeft dat ontkend. [slachtoffer 3] heeft aanvankelijk tegen haar tante gezegd dat er niets is voorgevallen tussen haar en verdachte. Een week later heeft zij alsnog tegen haar tante gezegd dat verdachte haar ontuchtig had betast. Een aantal maanden later heeft [slachtoffer 3] tegen haar moeder gezegd dat ze dat verzonnen heeft omdat ze dan een cadeautje zou krijgen. De ten laste gelegde ontuchtige handelingen kunnen dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht. De rechtbank zal verdachte integraal vrijspreken van het onder parketnummer 16/661549-14 ten laste gelegde.
4.4.2
Het oordeel over het onder 16/661021-14 feit 1 primair en 2 ten laste gelegde
Aangezien verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op [1] :
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2]; [2]
- de akte van geboorte van [slachtoffer 1]; [3]
- een proces-verbaal van verhoor van [getuige]; [4]
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals hij deze bij de politie [5] heeft afgelegd.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2]; [6]
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals hij deze ter terechtzitting van 24 juni 2014 heeft afgelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Primair
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 november 2013 tot en met 5 januari 2014 te [woonplaats], meermalen met [slachtoffer 1], geboren op [2008], die toen de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd
die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
-de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 1] met zijn hand(en) en/of vingers betast en/of
-zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of bewogen en
-zijn ontblote penis tegen de ontblote billen van die [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd en met zijn ontblote onderlichaam op/tegen de ontblote billen van die [slachtoffer 1] gelegen
terwijl die [slachtoffer 1] aan zijn gezag was toevertrouwd en een kind is dat
hij, verdachte, verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en aan
zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
2.
op tijdstippen gelegen in de periode van 18 april 2013 tot en met 31 december 2013 te [woonplaats], opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 2]
- op 18 april 2013 met kracht tegen de buik en de schouder en de
arm en de kaak en het lichaam heeft geslagen en/of getrapt en
- op 26 juli 2013 tegen het lichaam heeft geduwd en geslagen en
- op 31 december 2013 met kracht met de vuist meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en/of op/tegen de be(e)n(en) en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1 primair: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, begaan tegen een kind dat aan zijn gezag was toevertrouwd, dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezien en aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, meermalen gepleegd;
feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Omtrent de persoon van verdachte hebben G.H.E. van Hoecke, psychiater, en I. van Asselt, GZ-psycholoog, afzonderlijk van elkaar een rapport opgemaakt. In hun rapporten van respectievelijk 18 mei 2014 en 16 mei 2014 komen beide gedragsdeskundigen op diagnostisch gebied tot iets afwijkende conclusies, hetgeen volgens de psycholoog meer een academische discussie weerspiegelt. Ten aanzien van de toerekenbaarheid, de risicoprognose en de adviezen bestaat er wel consensus.
Volgens voornoemde psychiater is verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en met name aan een niet verbale leerstoornis, die een deelaspect is van een autisme spectrum stoornis NAO. Daarnaast heeft hij een impuls controle stoornis, die zowel als een intermittent explosieve stoornis of een impulscontrole stoornis NAO beschreven zou kunnen worden. Hiernaast is er volgens de psychiater sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, met name zwakbegaafdheid op het gebied van zijn performale intellectuele vermogens. Deze pathologie was ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. Door de psychiater wordt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Hoewel de psycholoog komt tot een iets andere diagnose, waarin zij onder meer als ziekelijke stoornis pathologisch gokken (mogelijk in remissie) en PDD-NOS en als gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens een persoonlijkheidsstoornis NAO, met antisociale, borderline en afhankelijke trekken en zwakbegaafdheid noemt, acht zij verdachte eveneens verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank constateert op basis van de rapporten van deze gedragsdeskundigen dat bij verdachte sprake is van zowel een ziekelijke stoornis als een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en zal verdachte –gelet op die rapportages- als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen. Verdachte is derhalve strafbaar omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot:
- gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden -kort gezegd-:
 reclasseringscontact;
 een klinische behandeling;
 gedurende 12 maanden na afloop van de klinische behandeling niet woonachtig zijn in dezelfde woning als [slachtoffer 1].
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het voor zowel verdachte als zijn gezin van groot belang is dat hij zo snel mogelijk met de klinische behandeling kan starten. Nu er mogelijk op 19 november 2014 al een plaats vrijkomt bij Ipse de Bruggen en aldaar een start kan worden gemaakt met de behandeling, heeft de raadsman verzocht een gevangenisstraf op te leggen van 24 maanden, waarvan 13 maanden voorwaardelijk. De raadsman heeft er op gewezen dat verdachte zich zelf bij de politie heeft gemeld, verdachte de feiten heeft bekend, zijn partner en de kinderen hem graag weer thuis zien komen en hij bereid is een behandeling te ondergaan. De raadsman heeft voorts verzocht het door de officier van justitie gevorderde woonverbod voor de duur van 12 maanden niet op te leggen. Het is in dit geval meer raadzaam de deskundigen van de reclassering en Bureau Jeugdzorg te laten bepalen op welk moment verdachte weer bij zijn gezin zou kunnen wonen, aldus de raadsman.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen seksueel misbruiken van de vijfjarige [slachtoffer 1]. Dit seksueel misbruik bestond onder meer uit het met de vingers binnendringen van de vagina en het met de penis wrijven over de billen van het slachtoffer. Het slachtoffer was het dochtertje van de partner van verdachte en zij woonden gezamenlijk met haar zevenjarige zusje [slachtoffer 3] in één huis. Het slachtoffer zag verdachte als haar vader en noemde hem papa. De rechtbank rekent het verdachte dan ook zwaar aan dat hij op een dergelijke grove wijze misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen. Kinderen behoren immers ongestoord en in een sfeer van veiligheid te kunnen opgroeien en de ouderlijke woning behoort dan ook juist een plek te zijn waar kinderen zich bij uitstek veilig behoren te voelen.
Verdachte heeft met zijn handelswijze bovendien een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het jonge en kwetsbare slachtoffer. Hoewel zich dat op dit moment wellicht nog niet heeft geopenbaard is het een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik sterk nadelige psychische en lichamelijke gevolgen van langere duur met zich mee kan brengen.
Naast deze feiten heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn partner, zijnde de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]. Ook uit deze feiten is gebleken dat verdachte geen enkel respect heeft voor de lichamelijk integriteit van een ander. Dat deze feiten ook plaatsvonden in de ouderlijke woning en in het bijzijn van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] maakt het des te kwalijker.
Uit de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 mei 2014 blijkt dat verdachte niet eerder voor een seksueel delict met politie en justitie in aanraking is gekomen. Ook is hieruit niet gebleken van eerdere geweldsfeiten.
Voornoemde gedragsdeskundigen hebben gerapporteerd dat de kans op herhaling aanwezig blijft indien de problematiek van verdachte onbehandeld blijft. Zowel de psycholoog als de psychiater adviseren een intensieve klinische behandeling, waarbij verder toegewerkt kan worden naar een ambulante behandeling. De psycholoog noemt het zorgelijk dat verdachte zich slecht bewust is van de ernst van de tenlastgelegde feiten en hij de gevolgen van zijn gedrag voor het slachtoffertje bagatelliseert. Eveneens is zorgelijk, aldus de psycholoog, dat verdachte van mening is zo snel mogelijk te kunnen terugkeren naar zijn gezin en gewoon weer bij het slachtoffertje te kunnen gaan wonen zolang hij maar niet met de kinderen alleen gelaten wordt. Daarbij is van belang dat verdachte bij het onderzoek weinig openheid over zijn gevoelens en gedragingen tijdens het tenlastgelegde heeft gegeven waardoor een goed zicht op de belevingswereld enigszins werd bemoeilijkt. Bij de huidige behandeling bij De Waag wordt verdachte als moeilijk leerbaar ervaren; zijn behandelaar benoemt dat verdachte weinig introspectief vermogen heeft en niet goed naar zijn eigen aandeel kan kijken.
Namens Reclassering Nederland heeft dhr. R. Brouwer een rapport d.d. 10 juni 2014 opgemaakt. Hieruit blijkt evenals uit de rapporten van de gedragsdeskundigen dat verdachte moeite heeft om zich in te leven in het slachtoffer en dat hij zichzelf ook als slachtoffer ziet. Het blijft dan ook enigszins onduidelijk waarom verdachte het delict gepleegd heeft. Om te komen tot het verkrijgen van meer inzicht en het aanreiken van praktische handvatten is een behandeling gewenst. Na de behandeling zal verdachte weer bij het gezin, waaronder dus het slachtoffer, gaan wonen en daarmee blijft de kans op recidive, mede gezien de beperkte leervermogens van verdachte, aanwezig. De woonsituatie is volgens de reclassering dan ook een blijvend punt van aandacht. Het recidiverisico wordt door de reclassering als gemiddeld geschat. De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden -kort gezegd- een meldplicht en een klinische behandeling. Door het NIFP-IFZ was al een indicatiestelling afgegeven voor een klinische behandeling bij Ipse de Bruggen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van haar straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Hoewel het onderhavige feit in het LOVS niet specifiek staat vermeld wordt als oriëntatiepunt bij een verkrachting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren genoemd.
In straf verhogende zin heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het misbruik heeft plaatsgevonden met een vijfjarige meisje binnen een vertrouwensrelatie en in de ouderlijke woning.
In straf verminderende zin heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de feiten verdachte in verminderde mate zijn aan te rekenen en hij bereid is een behandeling te ondergaan voor zijn problematiek.
De rechtbank acht alles afwegende de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk passend en geboden.
Om de kans op herhaling in de toekomst de verminderen zal de rechtbank bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel koppelen. Zo dient verdachte zich te houden aan een zogenaamde meldplicht bij de reclassering en dient hij een klinische behandeling te ondergaan voor maximaal een periode van 12 maanden. Tijdens deze klinische behandeling zal toegewerkt worden naar een aansluitende ambulante behandeling. De rechtbank gaat ervan uit dat de reclassering het er toe leidt dat deze klinische behandeling direct aansluitend aan de detentie van start zal gaan.
Nu het bewezenverklaarde een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en het gevaar voor herhaling zonder behandeling aanwezig is, dit gevaar op lange termijn en na behandeling nog niet in te schatten is en de klinische en ambulante behandelduur geruime tijd in beslag zullen nemen zal de rechtbank de proeftijd bepalen op 4 jaren.
De rechtbank deelt de zorgen over de problematiek van verdachte, zijn houding tegenover het tenlastegelegde en zijn wens om zo snel mogelijk weer bij zijn gezin te wonen. Daar er op dit moment nog grote onzekerheid bestaat omtrent de kans op recidive na behandeling en de rechtbank ook het welzijn van het minderjarige slachtoffer in ogenschouw neemt, zal de rechtbank ter bescherming van het slachtoffer en haar 2 jaar oudere zusje bepalen dat, indien en zolang de reclassering dat in overleg met Bureau Jeugdzorg en de behandelaars dat noodzakelijk achten, verdachte gedurende de proeftijd niet mag wonen op hetzelfde adres als deze kinderen.

9.De benadeelde partij [slachtoffer 3]

9.1
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, is [slachtoffer 3] in de vordering niet-ontvankelijk.

10.De benadeelde partij [slachtoffer 1]

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld de vordering in zijn geheel toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen kan worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van
€ 250,- in zijn geheel toewijzen en vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd, welke eveneens vermeerderd zal worden met de gevorderde wettelijke rente.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 244, 248, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder parketnummer 16/661549-14 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 16/661021-14 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, begaan tegen een kind dat aan zijn gezag was toevertrouwd, dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezien en aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, meermalen gepleegd;
feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 4 (vier) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
4. Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding stellen van Reclassering Nederland en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt. Veroordeelde dient gehoor te geven aan iedere oproep van Reclassering Nederland, gevestigd aan het Vivaldiplantsoen 200 (3353 JE) te Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden te blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden dat nodig acht.
5. De veroordeelde dient zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en klinisch te laten behandelen in een intramurale instelling (thans is voor Ipse de Bruggen een indicatiestelling afgegeven), voor de duur van maximaal 12 maanden, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
6. De veroordeelde dient aansluitend aan de klinische behandeling een ambulante behandeling te ondergaan, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht.
7. De veroordeelde mag gedurende de proeftijd, indien en zolang de reclassering dat in overleg met Bureau Jeugdzorg en de behandelaars dat noodzakelijk achten, niet wonen op hetzelfde adres als waar [slachtoffer 1] ([2008]) en [slachtoffer 3] ([2006]) woonachtig zijn.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 16/661549-14)
Verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding, hetgeen de rechtbank vaststelt op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1, parketnummer 16/661021-14)
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 januari 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1], aan de Staat
€ 250,- te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen. Laatstgenoemd bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente daarover berekend vanaf 5 januari 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. E.M de Stigter en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Parketnummer: 16/661021-14
1.
Primair
hij
op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november
2013 tot en met 5 januari 2014 te [woonplaats], althans in arrondissement
Midden-Nederland
(meermalen) met [slachtoffer 1], geboren op [2008], die toen de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd
die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen
van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, (telkens)
-het lichaam en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 1] met zijn
hand(en) en/of vingers betast en/of
-zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht en/of
gehouden en/of bewogen en/of
-zijn (ontblote) penis, althans zijn (ontblote) onderlichaam tegen de
(ontblote) billen, althans het (ontblote) onderlichaam van die [slachtoffer 1]
gebracht en/of geduwd en/of met zijn (ontblote)(onder)lichaam op/tegen de
(ontblote) billen en/of het (ontblote)(onder)lichaam van die [slachtoffer 1] gelegen
-zijn penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd
en/of gehouden en/of bewogen
terwijl die [slachtoffer 1] aan zijn gezag was toevertrouwd en/of een kind is dat
hij, verdachte, verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of aan
zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij
op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november
2013 tot en met 5 januari 2014 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
(meermalen) met [slachtoffer 1], geboren op [2008], die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) bestaande in het ontuchtig
-betasten van het lichaam en/of de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 1]
met zijn, verdachts hand(en) en/of vingers en/of
-duwen en/of brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes vinger(s)
in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
-duwen en/of brengen van zijn, verdachtes (ontblote) penis, althans zijn
(ontblote) onderlichaam tegen de (ontblote) billen, althans het (ontblote)
onderlichaam van die [slachtoffer 1] en/of het leggen en/of brengen van zijn,
verdachtes (ontblote)(onder)lichaam op/tegen de (ontblote) billen en/of het
(ontblote)(onder)lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
-het brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis in/bij de
vagina en/of anus van die [slachtoffer 1];
terwijl die [slachtoffer 1] aan zijn gezag was toevertrouwd en/of een kind is dat
hij, verdachte, verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of aan
zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 18 april
2013 tot en met 31 december 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten
[slachtoffer 2] (telkens)
- ( op 18 april 2013) (met kracht) op/tegen de buik en/of de schouder en/of de
arm en/of de kaak en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
getrapt en/of geschopt en/of
- ( op 26 juli 2013) op/tegen het lichaam heeft geduwd en/of geslagen en/of
gestompt en/of
- ( op 31 december 2013) (met kracht) (met de vuist) meermalen, althans eenmaal
op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of meermalen, althans
eenmaal op/tegen de be(e)n(en) en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt
en/of getrapt en/of geschopt
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer: 16/661549-14
hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2013
tot en met 5 januari 2014 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland
(meermalen) met [slachtoffer 3], geboren op [2006], die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) bestaande in het ontuchtig
betasten van het lichaam en/of de vagina van die [slachtoffer 3] met zijn,
verdachtes hand(en) en/of vingers
terwijl die [slachtoffer 3] aan zijn gezag was toevertrouwd en/of een kind is dat
hij, verdachte, verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of aan
zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
art 247 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier PL0981/2014003946 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2], pag. 26.
3.Akte van geboorte [slachtoffer 1], pag. 112.
4.Proces-verbaal van verhoor van [getuige], pag. 38 en 39.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 45, 46, 49, 51 en 52.
6.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2], pag. 92 t/m 95.