ECLI:NL:RBMNE:2014:2626
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting bedrijfspand na vondst van cocaïne
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juni 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de sluiting van een bedrijfspand in Nieuwegein. Het college van burgemeester en wethouders had op 19 mei 2014 besloten het pand te sluiten voor de duur van zes maanden, nadat er op 11 juni 2013 in het pand 823,69 gram cocaïne, weegschalen en gestolen goederen waren aangetroffen. Verzoeker, die het pand exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 24 juni 2014 heeft verzoeker aangevoerd dat er geen bewijs is dat de openbare orde is aangetast en dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in het pand. Hij betoogde dat het besluit een punitief karakter heeft, gezien het tijdsverloop van bijna een jaar tussen de doorzoeking en het besluit. De voorzieningenrechter heeft echter overwogen dat de aantoonbare hoeveelheid cocaïne in het pand voldoende grond biedt voor de sluiting op basis van de Opiumwet. De rechter merkte op dat het tijdsverloop weliswaar relevant is, maar niet voldoende om de sluiting te rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van de gemeente bij het beëindigen van strafbare feiten zwaarder weegt dan de belangen van verzoeker. De rechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de sluiting van het pand noodzakelijk is om de openbare orde te waarborgen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.