ECLI:NL:RBMNE:2014:2399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
UTR 13-5064, UTR 13-5068, UTR 13-5069, UTR 13-5070, UTR 13-5171, UTR 13-5173, UTR 13-5174 en UTR 13-5748
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen functiewaardering van wijkchefs binnen de Nationale Politie

In deze zaak hebben meerdere wijkchefs van de Nationale Politie beroep ingesteld tegen de functiewaardering die door de korpschef was vastgesteld. De wijkchefs, werkzaam in het district Utrecht Stad, waren van mening dat hun functie ten onrechte was gewaardeerd op niveau schaal 10, terwijl zij stelden dat een waardering op schaal 11 gerechtvaardigd was. De primaire besluiten van de korpschef, genomen op 23 oktober 2012, waardeerden het samenstel van werkzaamheden van de wijkchefs op schaal 10. Na bezwaar van de wijkchefs verklaarde de korpschef op 28 augustus 2013 de bezwaren ongegrond. Tijdens de zitting op 29 april 2014 hebben de wijkchefs hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigden, terwijl de korpschef zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de functie van wijkchef C lichter is dan de referentiefuncties (Wijk) Unithoofd A en B, die op schaal 11 zijn gewaardeerd. De rechtbank oordeelde dat de korpschef voldoende gronden had om de waardering op schaal 10 te handhaven. De eisers voerden aan dat de referentiefuncties niet in lijn waren met de werkelijke verantwoordelijkheden en taken van de wijkchefs, maar de rechtbank oordeelde dat de waardering niet onhoudbaar was. De rechtbank heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de drie wijkchefs die een toelage naar schaal 11 ontvingen, dit op persoonlijke titel hadden gekregen en niet vanwege een andere waardering van hun functie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van de wijkchefs ongegrond verklaard, met de conclusie dat de functiewaardering op schaal 10 niet onterecht was vastgesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 5 juni 2014 en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 13/5064, UTR 13/5068, UTR 13/5069, UTR 13/5070, UTR 13/5171, UTR 13/5173, UTR 13/5174 en UTR 13/5748

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juni 2014 in de zaken tussen

[eiser 1], te [woonplaats]

[eiser 2], te [woonplaats],
[eiser 3], te [woonplaats],
[eiser 4], te [woonplaats], en
[eiser 5], te [woonplaats], eisers
(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe), en
[eiser 6], te [woonplaats],
[eiser 7], te [woonplaats], en
[eiser 8], te [woonplaats], eisers
(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort)
en
De korpschef Nationale Politie, verweerder
(gemachtigden: mr. M. van Wensen, J. van Renswoude en M. Koopman).

Procesverloop

Bij besluiten van 23 oktober 2012 (de primaire besluiten) heeft verweerder het samenstel van werkzaamheden van eisers gewaardeerd op het niveau van schaal 10.
Bij besluiten van 28 augustus 2013 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2014. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
Eisers zijn allen werkzaam als Wijkchef C in het district Utrecht Stad. Zij hebben in 2011 verzoeken om functieonderhoud ingediend en verweerder heeft deze toegekend. In dat kader is voor eisers een samenstel van werkzaamheden opgesteld. Op 3 april 2012 heeft verweerder aan eisers het voornemen kenbaar gemaakt om hun samenstel van werkzaamheden te waarderen op het niveau van schaal 10. Eisers hebben hiertegen bedenkingen ingediend.
Op 18 september 2012 heeft zowel voor alle eisers individueel, als voor hen gezamenlijk een hoorzitting plaatsgevonden. De Heroverwegingscommissie functiewaardering heeft op
11 oktober 2012 advies uitgebracht. Verweerder heeft dit advies aan de primaire besluiten ten grondslag gelegd. Nadat eisers tegen de primaire besluiten bezwaar hadden gemaakt, heeft op 26 juni 2013 nogmaals een hoorzitting plaatsgevonden. Op 5 juli 2013 heeft de Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering Politie advies uitgebracht. Verweerder heeft dit advies aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd.
2.
In de bestreden besluiten is het samenstel van werkzaamheden van Wijkchef C getoetst aan de referentiefuncties (Wijk) Unithoofd A, (Wijk) Unithoofd B en Tactisch leidinggevende B.
3.
Eisers hebben aangevoerd dat verweerder ten onrechte het samenstel van werkzaamheden van Wijkchef C lichter heeft bevonden dan de referentiefuncties (Wijk) Unithoofd B en Tactisch leidinggevende B, die zijn gewaardeerd op het niveau van schaal 11. In het referentiemateriaal wordt niet vereist dat de betrokkene lid is van het management team (MT). Bij de referentiefuncties (Wijk) Unithoofd A en (Wijk) Unithoofd B gaat het om het deel uitmaken van de sectorleiding en het participeren in het algemene beleid van de sector. Volgens eisers is hun functie op dit punt dan ook niet anders dan de functie van (Wijk) Unithoofd B. Eisers hebben gesteld dat de organisatorische inrichting van de politieregio Utrecht, waarbij als voorwaarde voor schaal 11 een positie van de Chef Wijkteam rechtstreeks onder de concernleiding is vereist, niet in lijn is met het Landelijk Referentiemateriaal. Verder hebben eisers gesteld dat uit het samenstel van werkzaamheden juist volgt dat de kern van hun functie bestaat uit tactisch leidinggevende taken en dat de
span of decision, de complexiteit en de contacten/ het netwerk overeenstemmen met de bestanddelen in de referentiefunctie van Tactisch leidinggevende B. Eisers hebben verder gesteld dat het enige onderscheidende element tussen de referentiefuncties is gelegen in de omvang van de aan te sturen teams. De wijkteamchefs sturen teams van verschillende groottes aan, maar hebben allen dezelfde functiebeschrijving. Volgens eisers is hierdoor het samenstel van werkzaamheden naar de letterlijke bewoordingen eigenlijk niet te waarderen. Er zal dus moeten worden gekeken naar de feitelijke gemiddelde teamomvang om te komen tot een realistische interpretatie van het samenstel van werkzaamheden. Eisers hebben in dit verband verder gesteld dat het referentiemateriaal is geschreven op basis van een districtsomvang van circa 300-350 Fte, terwijl de stad Utrecht door de samenvoeging circa 800 Fte beslaat. Dit moet niet slechts worden meegewogen wat betreft het aantal Fte’s waaraan eisers leiding geven, maar ook wat betreft de aan het MT toebedeelde taken en verantwoordelijkheden. Aan het nieuwe MT neemt geen enkele wijkteamchef meer deel en het bestaat voor de hele stad Utrecht slechts uit vijf leden, aldus eisers.
4.
Verweerder heeft gesteld dat de referentiefuncties (Wijk) Unithoofd B en Tactisch leidinggevende B zwaarder zijn geacht dan de functie van Wijkchef C. Over de functie van (Wijk) Unithoofd B ten opzichte van Wijkchef C heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers een kleiner team aansturen en niet, dan wel niet volledig participeren in de sectorleiding. Over de functie van Tactisch leidinggevende B meent verweerder dat een zwaardere nadruk ligt op het deel uitmaken van de sectorleiding of het divisiemanagementteam dan bij de functie van Wijkchef C. Bij de functie van Wijkchef C gaat het om het leveren van een bijdrage aan de ontwikkelingen van het districtelijk beleid en het vertegenwoordigen van het district in regiegroepen. Verder is in het samenstel van werkzaamheden van Wijkchef C niet het leidinggeven aan complexe projecten opgenomen, hetgeen bij de functie van Tactisch leidinggevende B wel het geval is.
5. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; bijvoorbeeld de uitspraak van 14 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR2575) dient de rechterlijke toetsing in een geval als dit een terughoudende te zijn, in die zin dat de rechter zich, naast de overigens in aanmerking komende toetsing van het bestreden besluit aan regels van geschreven en ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen, moet beperken tot de vraag of de in geding zijnde waardering op onvoldoende gronden berust. Dit laatste betekent dat pas tot vernietiging van de bestreden waardering kan worden overgegaan indien deze als onhoudbaar moet worden aangemerkt. Daarvoor is ontoereikend de enkele omstandigheid dat een andere waardering op zichzelf verdedigbaar is.
6.
De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat de referentiefuncties geen feitelijk bestaande functies (meer) zijn, maar modelfuncties. Volgens de daartoe vastgestelde regeling wordt door middel van vergelijking van de inhoudelijke elementen van de referentiefunctie en de functie waar het om gaat, die laatste functie op een bepaald niveau gewaardeerd. Eisers hebben dit niet betwist. De rechtbank overweegt dat de functie van (Wijk) Unithoofd B zwaarder kan worden geacht dan de functie van Wijkchef C, in ieder geval in die zin dat een groter team wordt aangestuurd. Uit het samenstel van werkzaamheden volgt immers dat de Wijkchef C een team aanstuurt van circa 30 – 55 Fte, terwijl het (Wijk) Unithoofd B een team aanstuurt van circa 60 medewerkers. Over de stelling van eisers dat moet worden gekeken naar de feitelijke gemiddelde teamomvang overweegt de rechtbank nog dat ter zitting is erkend dat eisers een team aansturen van gemiddeld 45 Fte, hetgeen lager is dan de circa 60 medewerkers die onder het (Wijk) Unithoofd B vallen. Verder overweegt de rechtbank dat ook de functie van Tactisch leidinggevende B zwaarder kan worden geacht dan de functie van Wijkchef C. Bij de functie van Tactisch leidinggevende B hoort immers het leiden van complexe projecten tot en met het sectorniveau, hetgeen niet tot de taken van de Wijkchef C behoort, en er geldt een groter afbreukrisico. Gelet op het samenstel van werkzaamheden en op wat ter zitting door partijen is aangevoerd, overweegt de rechtbank ook dat de Wijkchef C thans taken vervult die eerder tot het pakket van het MT behoorden. In dat opzicht zou een waardering van het samenstel van werkzaamheden van eisers op het niveau van schaal 11 naar het oordeel van de rechtbank ook verdedigbaar zijn. De rechtbank acht een dergelijke waardering te meer verdedigbaar, nu ter zitting is gebleken dat de leden van het huidige MT op het niveau van schaal 12 zijn gewaardeerd en niet, zoals het referentiemateriaal suggereert, op het niveau van schaal 11. Gelet op wat de rechtbank heeft overwogen over de verschillen tussen de functie van Wijkchef C en de referentiefuncties, kan zij echter niet tot het oordeel komen dat de waardering op het niveau van schaal 10 als onhoudbaar moet worden aangemerkt, in de zin van de onder 5 weergegeven jurisprudentie van de CRvB. De beroepsgrond slaagt niet.
7.
Eisers hebben vervolgens aangevoerd dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Een gedeelte van de wijkchefs is immers vanwege een persoonlijke toelage wel in schaal 11 geplaatst. Vanaf 2010 is door het korps toegezegd dat dit zou worden gelijkgetrokken, maar dat is niet gebeurd.
8.
Tussen partijen is niet in geschil dat drie Wijkchefs C een toelage naar schaal 11 ontvangen. Verweerder heeft toegelicht dat deze toelagen zijn toegekend op persoonlijke titel naar aanleiding van toezeggingen waaraan verweerder heeft gemeend zich te moeten houden. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van gelijke gevallen, nu de functie van de betreffende drie wijkchefs niet anders is gewaardeerd dan de functie van de overige wijkchefs.
De wijkchefs die de toelage naar schaal 11 ontvangen, krijgen deze juist vanwege individuele omstandigheden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt dan ook niet. Voor zover eisers ter zitting hebben beoogd een beroep op het vertrouwensbeginsel te doen, slaagt dit evenmin. De omstandigheid dat er vanuit verweerder ooit over is nagedacht en gesproken om de functie van eisers op het niveau van schaal 11 te waarderen, is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is geweest van uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezeggingen die bij eisers gerechtvaardigde en gedragsbepalende verwachtingen hebben gewekt. De beroepsgrond slaagt niet.
9.
De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.N. Noorman, voorzitter, en mr. G.P. Loman en
mr. N.R. Docter, leden, in aanwezigheid van mr. A.E. Veldhoen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.