ECLI:NL:RBMNE:2014:2324
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing laattijdige Wajong-aanvraag en beoordeling van verdiencapaciteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Vermeulen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet Wajong, welke aanvraag door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken, waarbij verweerder in zijn besluiten heeft gesteld dat eiser in staat moest zijn om 16 weken na de aanvraag ten minste 75% van het minimumloon te verdienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, sinds zijn achttiende verjaardag, theoretisch in staat is gebleken om meer dan 75% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidt tot de conclusie dat hij geen recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van de Wet Wajong.
De rechtbank heeft de medische beoordeling van verweerder beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser heeft aangevoerd dat hij meer beperkingen ondervond dan door verweerder werd aangenomen, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank heeft ook de rapportages van de verzekeringsarts in overweging genomen en vastgesteld dat deze rapportages consistent en concludent zijn. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere beoordelingen zouden kunnen weerleggen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.