Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2014 in de zaken tussen
Procesverloop
1 december 2008 in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW).
Overwegingen
Eiser is werkzaam geweest als meewerkend voorman interieurbouw voor 40 uur per week. Op 9 januari 2006 is hij uitgevallen voor deze werkzaamheden wegens psychische klachten. Hij is vervolgens per 1 januari 2008 ontslagen.
Per 7 januari 2008 heeft verweerder eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en per 7 januari 2011 voor een loonaanvullingsuitkering, beide naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
80-100%.
Bij besluit van 9 november 2011 heeft verweerder eisers WIA-uitkering met ingang van
9 januari 2012 ingetrokken op de grond dat eiser per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij beslissing op bezwaar van 17 april 2012 heeft verweerder eisers bezwaar gegrond verklaard en zijn WIA-uitkering beëindigd met ingang van 17 juni 2012. Bij uitspraak van 3 oktober 2012 is het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Op het daartegen ingestelde hoger beroep was ten tijde van de zitting op 22 januari 2014 nog niet beslist.
Bij besluiten van 17 november 2011 heeft verweerder eisers WIA-uitkering met ingang van
1 december 2008 wegens schending van de inlichtingenplicht ingetrokken en de over de periode van 1 december 2008 tot en met 31 juli 2011 ten onrechte aan eiser betaalde WIA-uitkering ter hoogte van € 59.634,87 bruto van eiser teruggevorderd. Bij beslissing op bezwaar van 6 maart 2012 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 oktober 2012 is het hiertegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 maart 2012 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Bij besluit van 8 november 2012 heeft verweerder opnieuw beslist op eisers bezwaren en die bezwaren gegrond verklaard, in die zin dat eisers recht op een WIA-uitkering met ingang van 1 december 2010 wordt ingetrokken en de over de periode van 1 december 2010 tot en met 31 juli 2011 ten onrechte aan eiser betaalde WIA-uitkering ter hoogte van € 14.832,42 bruto van eiser wordt teruggevorderd. Bij uitspraak van 1 augustus 2013 is het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Op het daartegen ingestelde hoger beroep was ten tijde van de zitting op 22 januari 2014 nog niet beslist.
Op 5 juni 2012 heeft eiser verweerder verzocht hem in aanmerking te brengen voor een WW-uitkering. Hierop heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals weergegeven onder ‘Procesverloop’.
a. wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geen arbeid kon verrichten;
[…].
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 487,-, te betalen aan eiser.
mr. S. Lanshage, leden, in aanwezigheid van mr. C.J. van Niejenhuis-Baijens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2014.