4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Op 13 juni 2013 meldde mevrouw [slachtoffer] zich op het politiebureau en deed melding van het volgende.
Zij heeft problemen met haar vriend, [verdachte] (verder te noemen: verdachte). Hij is extreem jaloers, bezitterig, agressief en gewelddadig. Zij heeft hem enkele dagen geleden verteld dat zij de relatie wil verbreken. Verdachte was het er niet mee eens en was heel boos. Zij verklaarde dat zij bang is dat verdachte haar gaat vermoorden. Ook verklaarde zij over een geweldsincident tussen haar en verdachte op 4 juni 2013.
Zij verklaarde doodsbang te zijn dat verdachte haar of haar kinderen iets aan zal doen. Terwijl zij dit zei, zag de verbalisant haar rillen uit angst. Zij verklaarde bang te zijn om aangifte te doen en wilde daarom alleen een melding doen. Zij zei dat zij verdachte verdacht stil vond, dat hij haar normaal vaak belde, en dat zij het niet vertrouwt. Zij zei dat zij voelde dat hij haar aan het opwachten is en dat zij niet naar huis durft te gaan.
Ongeveer 10 minuten nadat [slachtoffer] was vertrokken, zag verbalisant mevrouw [slachtoffer] weer in paniek in het politiebureau staan. Zij was aan het rillen en aan het huilen. Zij verklaarde dat [verdachte] haar had willen ontvoeren en haar de auto in had getrokken, door haar krachtig bij haar armen te pakken en hardhandig in de auto te duwen. Zij verklaarde dat zij dit niet wilde en werd gedwongen, en dat zij heel luid heeft gegild zodat andere mensen haar konden horen.
[getuige] was getuige van het incident op 13 juni 2013. Hij heeft verklaard dat hij die dag als bouwvakker werkzaam was op de Kaap Hoorndreef te Utrecht. Hij en een collega hoorden een vrouw gillen en zagen haar hun kant op rennen. Achter de vrouw liep een man.Hij zag dat de man de vrouw vastpakte en dat de vrouw zich wild begon te bewegen en zich probeerde los te rukken. Hij zag dat de man haar vast hield en haar mee sleurde naar een personenauto. Hij zag dat de man de vrouw -vrij hardhandig- in de auto duwde. Hij zag dat de vrouw zich met moeite probeerde los te rukken en aan het gillen was. Het lukte de vrouw om los te komen. Hij zag dat de vrouw wegrende en dat de man er weer achteraan rende. Hij zag dat de man de vrouw weer te pakken kreeg. Hij zag dat de man de vrouw weer hardhandig naar de auto sleurde, haar hardhandig in de auto duwde en het portier dichtgooide. Hij zag dat de vrouw het portier weer opende en uitstapte, en dat zij wegrende richting het politiebureau. Hij zag dat de vrouw volledig in paniek was.
Verdachte heeft over het incident onder meer -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Op 18 juni 2013 bij de rechter-commissaris:
Ik heb haar gepakt. Toen ze mij zag was ze weggerend maar ik ben achter haar aangegaan. Ik heb haar in de auto gezet. Ik heb inderdaad het portier dichtgedaan.
”
De rechtbank overweegt dat voor zover de door de verdediging gevoerde verweren betrekking hebben op het voltooide delict, deze verweren geen bespreking behoeven,
nu de officier van justitie een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving ten laste heeft gelegd.
Overweging ten aanzien van de verklaring van verdachte
De verdediging heeft betoogd dat de ten laste gelegde handelingen niet bewezen kunnen worden verklaard, nu verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] slechts heeft opgepakt en in de auto heeft gezet en verdachte de overige gedragingen heeft ontkend.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. De verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot hetgeen op straat zou zijn voorgevallen, wordt daarentegen ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] en ook door de omstandigheid dat zij -kort na het incident- rillend en huilend verslag deed op het politiebureau van wat haar was overkomen. De rechtbank overweegt verder dat verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij, nadat hij [slachtoffer] in de auto had gezet, het portier van de auto heeft dicht gedaan. Het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte de ten laste gelegde handelingen niet heeft gepleegd, wordt dus weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen.
Overweging ten aanzien van het opzet
De verdediging heeft voorts betoogd dat verdachte niet de opzet had om [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven. Verdachte zou slechts met [slachtoffer] hebben willen praten en haar hebben willen kalmeren.
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht is geweest op het met geweld opleggen van zijn wil aan [slachtoffer]. Hij heeft haar achterna gezeten, opgepakt, hardhandig in de auto gezet en nadat [slachtoffer] de auto was uitgerend, is hij opnieuw achter haar aan gegaan, heeft haar hardhandig in de auto gezet en de portier dichtgegooid. [slachtoffer] heeft zich verzet door weg te rennen, zich los te rukken, om zich heen te slaan en te gillen. De verklaring van verdachte dat hij met zijn handelen geprobeerd heeft om [slachtoffer] te kalmeren, rijmt daar niet mee.
Daarbij komt dat [slachtoffer] tien minuten voorafgaand aan het incident melding heeft gemaakt van haar angst voor verdachte en ze vertoonde daar ook de tekenen van.
Dat verdachte met zijn handelen de intentie zou hebben gehad om [slachtoffer] te kalmeren, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande dan ook onaannemelijk.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen op 16 juni 2013 heeft geprobeerd om [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven.
Nu de rechtbank het primair ten laste gelegde feit bewezen verklaart, kan daarmee voorbij worden gegaan aan de bespreking van het verweer dat is gevoerd ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.