ECLI:NL:RBMNE:2014:1923

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
16-661615-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gijzeling van ex-vriendin met geweld in Utrecht

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot gijzeling van zijn (ex)vriendin op 13 juni 2013 in Utrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een gevangenisstraf van 65 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. Tijdens de zitting op 11 maart 2014 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. O.F.X. Roozemond. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 13 juni 2013 heeft geprobeerd zijn ex-vriendin te gijzelen en haar heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer, alsook de getuigenverklaringen, zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer had eerder melding gemaakt van haar angst voor de verdachte, die zich agressief en jaloers gedroeg. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het slachtoffer had vastgepakt, in de auto had geduwd en haar had willen ontvoeren. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had om het slachtoffer te beroven van haar vrijheid, maar de rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte gericht was op het opleggen van zijn wil aan het slachtoffer. De rechtbank achtte de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd. De verdachte had eerder te maken gehad met huiselijk geweld en de rechtbank vond het noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen, maar besloot deze grotendeels voorwaardelijk te maken, met de verplichting tot reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank legde ook een werkstraf op, om de verdachte te laten inzien dat zijn gedrag niet acceptabel is en om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661615-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 maart 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
Geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1969],
wonende te [adres] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. O.F.X. Roozemond, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 13 juni 2013 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] te gijzelen, dan wel haar heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde in het bijzonder het volgende aangevoerd. Ten eerste kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd, nu verdachte [slachtoffer] slechts heeft opgetild en naar de auto heeft gebracht. Voorts heeft verdachte (ook) geen opzet op een wederrechtelijke vrijheidsberoving gehad. Verdachte heeft [slachtoffer] slechts willen kalmeren en met haar willen praten.
De raadsman heeft ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit in het bijzonder aangevoerd dat het handelen van verdachte geen pijn, letsel of schade tot gevolg heeft gehad en voorts dat verdachte geen intentie had om [slachtoffer] letsel toe te brengen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Op 13 juni 2013 meldde mevrouw [slachtoffer] zich op het politiebureau en deed melding van het volgende.
Zij heeft problemen met haar vriend, [verdachte] (verder te noemen: verdachte). Hij is extreem jaloers, bezitterig, agressief en gewelddadig. Zij heeft hem enkele dagen geleden verteld dat zij de relatie wil verbreken. Verdachte was het er niet mee eens en was heel boos. Zij verklaarde dat zij bang is dat verdachte haar gaat vermoorden. Ook verklaarde zij over een geweldsincident tussen haar en verdachte op 4 juni 2013. [2]
Zij verklaarde doodsbang te zijn dat verdachte haar of haar kinderen iets aan zal doen. Terwijl zij dit zei, zag de verbalisant haar rillen uit angst. Zij verklaarde bang te zijn om aangifte te doen en wilde daarom alleen een melding doen. Zij zei dat zij verdachte verdacht stil vond, dat hij haar normaal vaak belde, en dat zij het niet vertrouwt. Zij zei dat zij voelde dat hij haar aan het opwachten is en dat zij niet naar huis durft te gaan.
Ongeveer 10 minuten nadat [slachtoffer] was vertrokken, zag verbalisant mevrouw [slachtoffer] weer in paniek in het politiebureau staan. Zij was aan het rillen en aan het huilen. Zij verklaarde dat [verdachte] haar had willen ontvoeren en haar de auto in had getrokken, door haar krachtig bij haar armen te pakken en hardhandig in de auto te duwen. Zij verklaarde dat zij dit niet wilde en werd gedwongen, en dat zij heel luid heeft gegild zodat andere mensen haar konden horen. [3]
[getuige] was getuige van het incident op 13 juni 2013. Hij heeft verklaard dat hij die dag als bouwvakker werkzaam was op de Kaap Hoorndreef te Utrecht. Hij en een collega hoorden een vrouw gillen en zagen haar hun kant op rennen. Achter de vrouw liep een man. [4] Hij zag dat de man de vrouw vastpakte en dat de vrouw zich wild begon te bewegen en zich probeerde los te rukken. Hij zag dat de man haar vast hield en haar mee sleurde naar een personenauto. Hij zag dat de man de vrouw -vrij hardhandig- in de auto duwde. Hij zag dat de vrouw zich met moeite probeerde los te rukken en aan het gillen was. Het lukte de vrouw om los te komen. Hij zag dat de vrouw wegrende en dat de man er weer achteraan rende. Hij zag dat de man de vrouw weer te pakken kreeg. Hij zag dat de man de vrouw weer hardhandig naar de auto sleurde, haar hardhandig in de auto duwde en het portier dichtgooide. Hij zag dat de vrouw het portier weer opende en uitstapte, en dat zij wegrende richting het politiebureau. Hij zag dat de vrouw volledig in paniek was. [5]
Verdachte heeft over het incident onder meer -zakelijk weergegeven- het volgende verklaard.
Op 18 juni 2013 bij de rechter-commissaris:
Ik heb haar gepakt. Toen ze mij zag was ze weggerend maar ik ben achter haar aangegaan. Ik heb haar in de auto gezet. Ik heb inderdaad het portier dichtgedaan.
[6]
Nadere overwegingen
De rechtbank overweegt dat voor zover de door de verdediging gevoerde verweren betrekking hebben op het voltooide delict, deze verweren geen bespreking behoeven,
nu de officier van justitie een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving ten laste heeft gelegd.
Overweging ten aanzien van de verklaring van verdachte
De verdediging heeft betoogd dat de ten laste gelegde handelingen niet bewezen kunnen worden verklaard, nu verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] slechts heeft opgepakt en in de auto heeft gezet en verdachte de overige gedragingen heeft ontkend.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. De verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot hetgeen op straat zou zijn voorgevallen, wordt daarentegen ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] en ook door de omstandigheid dat zij -kort na het incident- rillend en huilend verslag deed op het politiebureau van wat haar was overkomen. De rechtbank overweegt verder dat verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij, nadat hij [slachtoffer] in de auto had gezet, het portier van de auto heeft dicht gedaan. Het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte de ten laste gelegde handelingen niet heeft gepleegd, wordt dus weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen.
Overweging ten aanzien van het opzet
De verdediging heeft voorts betoogd dat verdachte niet de opzet had om [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven. Verdachte zou slechts met [slachtoffer] hebben willen praten en haar hebben willen kalmeren.
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht is geweest op het met geweld opleggen van zijn wil aan [slachtoffer]. Hij heeft haar achterna gezeten, opgepakt, hardhandig in de auto gezet en nadat [slachtoffer] de auto was uitgerend, is hij opnieuw achter haar aan gegaan, heeft haar hardhandig in de auto gezet en de portier dichtgegooid. [slachtoffer] heeft zich verzet door weg te rennen, zich los te rukken, om zich heen te slaan en te gillen. De verklaring van verdachte dat hij met zijn handelen geprobeerd heeft om [slachtoffer] te kalmeren, rijmt daar niet mee.
Daarbij komt dat [slachtoffer] tien minuten voorafgaand aan het incident melding heeft gemaakt van haar angst voor verdachte en ze vertoonde daar ook de tekenen van.
Dat verdachte met zijn handelen de intentie zou hebben gehad om [slachtoffer] te kalmeren, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande dan ook onaannemelijk.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen op 16 juni 2013 heeft geprobeerd om [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid te beroven.
Nu de rechtbank het primair ten laste gelegde feit bewezen verklaart, kan daarmee voorbij worden gegaan aan de bespreking van het verweer dat is gevoerd ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
(primair)
op 13 juni 2013 te Utrecht, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- die [slachtoffer] heeft gesleurd naar zijn auto en
- die [slachtoffer] in de auto heeft geduwd en
nadat die [slachtoffer] was ontkomen/weggerend
- die [slachtoffer] wederom heeft vastgepakt en vastgehouden en
- die [slachtoffer] heeft gesleurd naar zijn auto en
- die [slachtoffer] in de auto heeft geduwd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
(primair) poging tot opzettelijk iemand van zijn vrijheid beroven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot
- een werkstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
- een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport.
De officier van justitie heeft gevorderd de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden, inclusief het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn (ex)vriendin. Hij heeft haar midden op straat vastgepakt en hardhandig meegesleurd naar zijn auto en in zijn auto geduwd, terwijl zij duidelijk kenbaar maakte dat zij dit niet wilde. Uit de bevindingen van de politie blijkt dat [slachtoffer] zeer angstig is geweest.
Door aldus te handelen, heeft verdachte grote inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Daarnaast heeft het feit plaatsgevonden op straat, waardoor andere personen hiervan ongewild getuige zijn geweest. Daarmee versterken feiten als de onderhavige de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Anderzijds overweegt de rechtbank dat ter terechtzitting is gebleken dat de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] is blijven voortduren, dan wel is hersteld en dat zij zich gezamenlijk hebben aangemeld voor het ondergaan van relatietherapie. Bovendien volgt verdachte al gedurende enige tijd een vrijwillig traject bij De Waag.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens (huiselijk) geweld is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend rapport van de reclassering d.d. 27 februari 2014, waaruit volgt dat reclasseringscontact geïndiceerd is om het reeds ingezette behandeltraject en de vooruitgang binnen de partnerrelatie te bestendigen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 65 dagen passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om de gevangenisstraf grotendeels in voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit voorwaardelijk deel maakt een verplichte begeleiding en/of behandeling door de Reclassering onder de hierna genoemde voorwaarden mogelijk. Voorts wordt met deze voorwaardelijke straf beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts legt de rechtbank verdachte een werkstraf op voor de duur van 80 uur.
De rechtbank overweegt dat gezien de persoon van verdachte, zijn strafblad en de omstandigheden van het onderhavige delict er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden, inclusief het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, om die reden dadelijk uitvoerbaar verklaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
(primair) poging tot opzettelijk iemand van zijn vrijheid beroven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straffen
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
80 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
65 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
60 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland stellen.
Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
Veroordeelde moet zich (uiterlijk) binnen 3 werkdagen melden bij de reclassering, Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te ’s Gravenhage. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde wordt verplicht om het reeds ingezette behandeltraject bij de Waag te continueren (zowel het individuele traject als de relatietherapie), zolang als dat nodig wordt geacht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis
De rechtbank heft op het -reeds geschorste- bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 13 juni 2013 te Utrecht, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] meegetrokken/gesleurd naar zijn auto en/of
- die [slachtoffer] in de auto geduwd en/of
(nadat die [slachtoffer] was ontkomen/weggerend)
- die [slachtoffer] (wederom) vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] meegetrokken/gesleurd naar zijn auto en/of
- die [slachtoffer] in de auto geduwd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 juni 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) vastgepakt
en/of meegetrokken/gesleurd waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen
en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de politie Utrecht (dossiernummer PL091A 2013130931) bevinden, bestaande uit een dossier met sluitingsdatum 13 juni 2013 (doorgenummerde pagina’s 1-25) en een einddossier met sluitingsdatum 16 juni 2013 ( doorgenummerde paginanummers 1-6). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen (intakegesprek mw [slachtoffer]), pagina 10.
3.Proces-verbaal van bevindingen (intakegesprek mw [slachtoffer]), pagina 11.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], pagina 8.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], pagina 9.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte - vordering tot inbewaringstelling d.d. 18 juni 2013.