ECLI:NL:RBMNE:2014:1922

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
16-661628-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld en verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2014, stond de verdachte terecht voor winkeldiefstal met geweld. De verdachte had op 16 juni 2013 een biefstuk gestolen bij de Albert Heijn in Utrecht. Tijdens de aanhouding verzette hij zich en gebruikte hij geweld tegen de medewerkers van de winkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in een instelling, zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal en het geweld. De verdachte was aanwezig bij de zittingen op 30 december 2013 en 11 maart 2014, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. van Harskamp.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was. De officier van justitie achtte de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak eiste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal en het geweld, en dat zijn psychische gesteldheid een rol speelde in zijn handelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 47 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De uitspraak benadrukt de impact van dergelijke delicten op de slachtoffers en de winkel, en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661628-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 maart 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te[geboorteplaats] op [1981],
thans verblijvende in het [instelling],
[adres] te[woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 december 2013 en 11 maart 2014. De verdachte is ter terechtzitting van 30 december 2013 in persoon verschenen. Ter terechtzitting van 11 maart 2014 is verdachte niet verschenen. De verdachte heeft zich op de terechtzittingen laten bijstaan door mr. M. van Harskamp, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 16 juni 2013 schuldig heeft gemaakt aan diefstal (met geweld) van een biefstuk bij de Albert Heijn.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de tenlastegelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdediging heeft primair vrijspraak gevorderd van het tenlastegelegde geweld en de bedreiging met geweld. De raadsvrouw heeft daartoe in het bijzonder aangevoerd dat de verdachte van zich af heeft bewogen omdat hij zich bedreigd en aangevallen voelde. Voorts heeft verdachte geen opzet gehad om een ander pijn te doen. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat gezien de geestelijke gesteldheid van verdachte zijn gedragingen niet aan hem zijn toe te rekenen, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs [1]
Verdachte heeft op 16 juni 2013 bij de Albert Heijn een biefstuk gestolen. [2] Verdachte heeft bij de rechter-commissaris bekend de winkeldiefstal te hebben gepleegd [3] . Hij heeft verklaard dat hij de biefstuk wilde hebben omdat hij anders geen eten had. [4]
Aangever [slachtoffer 1] (service-medewerker bij de Albert Heijn) heeft bij de politie het volgende verklaard:
“Ik zag dat de verdachte een vleesproduct in zijn hand had. Ik zag dat hij naar kassa 12 liep. Ik zag dat de verdachte het vleesproduct ineens niet meer in zijn handen had. Ik zag dat de verdachte alleen een blikje cola afrekende. Achter de kassa’s heb ik de verdachte aangesproken. Ik hoorde hem zeggen dat hij het vleesproduct ergens boven in een schap had gelegd. Ik heb gezegd dat ik samen met hem wilde kijken of het vleesproduct ook werkelijk in de schappen lag. Ik zag dat de man agressief werd. [5]
Ik zag dat de verdachte naar buiten probeerde te glippen. Ik hoorde dat de man begon te schelden. Toen de bedrijfsleidster bij ons kwam staan hoorde ik dat zij aan de verdachte vroeg om mee te lopen naar boven om de beelden te bekijken. Ik zag dat mijn bedrijfsleidster haar hand omhoog bracht om daarmee de woorden “naar boven” te ondersteunen. Ik zag dat de verdachte de hand van mijn bedrijfsleider wegsloeg. Ik duwde de verdachte de winkel in. Ik voelde dat de man zich verzette. Ik voelde en zag dat de verdachte om zich heen begon te slaan. Ik voelde dat de verdachte weg probeerde te komen. Ik voelde en zag dat de verdachte mij met zijn rechtervuist in mijn schaamstreek sloeg. Hij sloeg daarop nog een keer in mijn buik. Ik voelde dat de verdachte twee keer tegen mijn knie schopte. Ik hoorde later van de bedrijfsleidster dat een vrouw haar een vleesproduct overhandigde waarvan zij zei dat deze uit zijn zak was gevallen tijdens het gevecht. Ik zag dat het een kogelbiefstuk was, ter waarde van 7,21 euro. [6]
Naast aangever waren [slachtoffer 2] (bedrijfsleidster bij Albert-Heijn) en [slachtoffer 3] (medewerker bij Albert Heijn) bij het incident betrokken.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte haar hand heeft weg geslagen. Vervolgens ontstond er een worsteling met de verdachte. De verdachte sloeg wild om zich heen waarbij hij haar collega’s raakte. Uiteindelijk kregen zij de verdachte met drie personen de winkel binnen. Tijdens de worsteling zag zij dat onder de jas van de verdachte een pakje vlees op de grond viel. [7]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij hoorde dat de verdachte tegen [slachtoffer 1] (de rechtbank leest: aangever [slachtoffer 1]) zei: “ik ga jullie wat aandoen als jullie me niet met rust laten”. Hij zag dat de verdachte meerdere keren tegen de borst van [slachtoffer 1] duwde. Hij zag dat [slachtoffer 1] de verdachte beetpakte, waarop hijzelf ook de verdachte beetpakte. Hij voelde dat verdachte meermaals met zijn linkerarm tegen [slachtoffer 1] sloeg. Hij heeft verklaard dat het vervolgens worstelen werd en het hen gelukte om de verdachte onder controle te houden en naar de grond te brengen. [8]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat de door verdachte jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gepleegde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm geweld opleveren, ongeacht of dit pijn of letsel tot gevolg heeft gehad. Voorts overweegt de rechtbank dat de gedragingen van verdachte in combinatie met de door hem geuite bewoordingen jegens [slachtoffer 1] een bedreiging met geweld oplevert.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich tegen zijn aanhouding heeft verzet en dat het geweld is begaan c.q. de bedreiging is geuit tijdens dit verzet. De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat het door verdachte gebruikte geweld en de door hem geuite bedreiging er op gericht waren om het gestolene te verzekeren, dan wel zijn vlucht mogelijk te maken.
De rechtbank acht – gelet op het voorgaande – de tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 16 juni 2013 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een kogelbiefstuk (ter waarde van 7,21 euro), toebehorende aan Albert Heijn, welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte (meermalen) (met kracht)
- tegen de hand van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en
- tegen de borst van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en
- met de tot vuist gebalde hand tegen de schaamstreek en de buik
van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- tegen de knie van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft toegevoegd: "ik ga jullie wat aandoen, als jullie me niet met rust laten”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad hetzij aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
psycholoog M.H. Enklaar. Uit de door de gedragsdeskundige opgestelde rapportage blijkt
dat hoewel er enige aanwijzingen zijn voor psychische problematiek, het gezien de korte
duur van het contact onmogelijk is om een uitspraak te doen over de aan- dan wel
afwezigheid van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van betrokkenes
geestesvermogens.
Aanleiding voor dit onderzoek was het consult strafrechtspleging d.d. 21 juni 2013, in welk
kader verdachte op 18 juni 2013 werd gezien door een psychiater. Deze constateerde dat
verdachte contact weigerde, zodat psychologische/psychiatrische screening niet goed
uitvoerbaar was. De psychiater vermeldt in het consult dat er zowel sprake kan zijn van
verzet uit persoonlijkheidsproblematiek als van verzet uit achterdocht bij psychotische
symptomatologie.
Deskundige M. Belaert, casemanager van verdachte bij Altrecht, is ter terechtzitting op 11
maart 2014 gehoord. Uit zijn verklaring blijkt dat verdachte na zijn aanhouding erg verward
was en dat verdachte mogelijk ten tijde van het laste gelegde psychotisch was.
Voorts is op grond van de stukken gebleken dat verdachte vanuit de PI Nieuwegein op basis
van een rechterlijke machtiging is overgeplaatst naar het [instelling].
De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat gezien de omstandigheid dat verdachte na zijn aanhouding kennelijk verward was en vervolgens op basis van een rechterlijke machtiging is opgenomen, zijn psychische gesteldheid zijn handelen op 16 juni 2013 (mogelijk) heeft beïnvloed. De rechtbank overweegt verder dat echter niet is gebleken dat verdachte geen enkel inzicht had in zijn handelen, dan wel de consequenties van zijn handelen in het geheel niet kon overzien.
De rechtbank zal op grond van het voorgaande verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het ten laste gelegde feit beschouwen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (geheel) uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak en subsidiair tot ontslag van alle rechtsgevolgen gepleit. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Tevens heeft hij tijdens de aanhouding geweld gebruikt en één van de betrokken medewerkers bedreigd met geweld. Dergelijke feiten leveren naast schade vaak veel hinder voor de gedupeerde winkel en gevoelens van onveiligheid voor de betrokken medewerkers mee.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 januari 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld;
- een Pro Justitia rapportage d.d. 16 juli 2013, opgemaakt door psycholoog M.H. Enklaar;
- een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 24 februari 2014, waaruit volgt dat betrokkene is opgenomen in het kader van een rechterlijke machtiging en dat het sindsdien beter met hem gaat. Er is een plan van aanpak bij GGZ gericht op psychiatrische problemen en vervolgens begeleide huisvesting. De behandeling verloopt voorspoedig;
- de verklaring van deskundige M. Belaert, zoals afgelegd ter terechtzitting op 11 maart 2014.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad hetzij aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
47 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft op het -reeds geschorste- bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Wijna, voorzitter,
mrs. M.C. Oostendorp en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 16 juni 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een kogelbiefstuk (ter waarde van 7,21 euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of
vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte (meermalen) (met kracht)
- tegen de hand van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of
- met zijn (linker)elleboog tegen de kin van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of
- tegen de borst van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
- ( met de tot vuist gebalde hand(en)) tegen/in de schaamstreek en/of de buik
van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen de knie van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt en/of
en / of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
- die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft toegevoegd: "ik ga jullie wat aandoen, als jullie me niet met rust laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Regio Utrecht, met dossiernummer PL091A 2013133360 doorgenummerde pagina’s 1-37.
2.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] namens AH, p. 16.
3.Verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 19 juni 2013.
4.Verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 27 juni 2013.
5.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] namens AH, p. 17.
6.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] namens AH, p. 18.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige N. Boussaskat, p. 23
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige H.M. Mohamed, p. 22