ECLI:NL:RBMNE:2014:1698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
C-16-321165 - HA ZA 12-517
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering schadevergoeding wegens onrechtmatige publicaties over wanbeleid bestuurder investeringsmaatschappij

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Duitse Investeringsmaatschappij Holland B.V. (DIM) schadevergoeding van de stichting CV in [M] wegens onrechtmatige uitlatingen op het internet. De uitlatingen betroffen beschuldigingen van wanbeleid en mismanagement van DIM, die door CV in [M] waren gepubliceerd in het kader van hun taak om beleggers te waarschuwen voor mogelijke risico's. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van CV in [M] niet onrechtmatig waren, omdat zij voldoende steun vonden in de beschikbare feiten over de misstanden bij een aan DIM gelieerde vennootschap, [X] Vastgoed. De rechtbank weegt hierbij de belangen van de betrokken partijen en het algemeen belang van transparantie in de financiële sector. De rechtbank concludeerde dat de publicaties van CV in [M] gerechtvaardigd waren en dat DIM geen recht had op schadevergoeding. De vorderingen van DIM werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/321165 / HA ZA 12-517
Vonnis van 14 mei 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUITSE INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ HOLLAND B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING CV IN [M],
gevestigd te Baarn,
gedaagde,
advocaat mr. drs. T.S. Jansen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna DIM en CV In [M] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte van DIM van 7 maart 2012
  • de conclusie van antwoord
  • het tussenvonnis van 13 juni 2012, waarbij een comparitie is gelast
  • de brief van DIM van 16 augustus 2012
  • de akte van CV in [M] van 30 augustus 2012
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 30 augustus 2012
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de rolbeslissing van 31 juli 2013
  • de akte van DIM van 25 september 2013
  • de antwoordakte van CV in [M] van 20 november 2013.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DIM is een investeringsfonds dat belegt in onroerend goed in Duitsland. Zij is een 100% dochter van [X] Vastgoed Holding B.V.
2.2.
CV in [M] stelt zich ten doel het behartigen van de belangen van vennoten in commanditaire vennootschappen. Haar bestuurder is [A]. Haar werkzaamheden bestaan onder meer uit het beheer en interim-management bij beleggingsfondsen in moeilijkheden in geval van disfunctioneren van (zittende) beheerders en het namens investeerders optreden indien schade dreigt te ontstaan of is ontstaan ten gevolge van (bestuurlijke) onregelmatigheden bij de betrokken
"beleggingsvehikels". Op haar website publiceert zij regelmatig artikelen over deze onderwerpen.
2.3.
De website van DIM vermeldde op enig moment onder meer:
"WELKOM
Duitse Investeringsmaatschappij streeft naar waardemaximalisatie van haar fondsen. Tevens zijn wij gefocust op het beperken van het risicoprofiel van onze fondsen. Dit doen wij door uitsluitend obligatiefondsen met een eerste hypothecaire zekerheid uit te geven. Duitse Investeringsmaatschappij neemt ook zelf deel in haar fondsen. Onze deelname in onze fondsen stellen wij achter op de overige obligatiehouders.
Per 8 september staat ons nieuwe obligatiefonds: Duitse Investeringsmaatschappij Holland BV open voor inschrijving. Het fonds belegt in aantrekkelijk onroerend goed gelegen op buitengewoon aantrekkelijke locaties in Duitsland, heeft een winstdelend karakter en biedt haar obligatiehouders een eerste hypotheek als zekerheid.
Ondanks het lage risicoprofiel van dit obligatiefonds ontvangt u tevens een aantrekkelijk rendement. Door de gekozen strategie en de zekerheden die dit fonds biedt vormt dit obligatiefonds een welkome aanvulling in uw beleggingsportefeuille.
Als aanvullende zekerheid participeert de initiatiefnemer voor € 170.000 mee en gaat akkoord dat haar obligatie achtergesteld is op de obligatiehouders. Tezamen met de eerste hypotheek en de overwaarde (dekking 126,5%) van de vastgoedportefeuille is uw inleg zorgvuldig beschermd.
(…)
Eerste hypothecaire zekerheid 8,6% tot 10,5% rendement
(…)".
2.4.
Op 19 september 2011 vermeldde de website van CV in [M] onder meer:
"PAS OP: Duitse Investeringsmij Holland
De heer [naam], wel bekend van het debakel van de [X] Groep te Amersfoort, heeft een nieuw middel bedacht om de beleggers geld uit de zakken te kloppen: de Duitse Investerings Maatschappij Holland BV. Het gaat om een obligatiefonds op dezelfde voet als de Hypothecaire Vastgoed Obligatiefondsen van de [X] Groep. De [X] Groep ligt al ruim een jaar onder vuur van de beleggers wegens vergaand wanbeleid door de heer [naam].
Het fonds wil voor 2,26 mio investeren in appartementen in Duitsland. Het vastgoed is over 5 objecten verdeeld. Het fonds veel te klein is om de kosten te kunnen dragen. Het voorgespiegelde rendement van 8,6 - 10,5% per jaar zal hoogstwaarschijnlijk niet gehaald worden. De hypotheek die de beleggers wordt beloofd is niet meer waard dan het vastgoed. De waarderingen die [X] in het verleden gaf bleken veel te hoog te zijn.
Ons advies is hier verre van blijven. Wij menen dat de in het verleden (niet) behaalde resultaten hier wel degelijk een indicatie zijn van wat u in de toekomst mag verwachten: mismanagement en zelfverrijking van de aanbieder".
2.5.
Via de
"Adwords"-dienst van de internetzoekmachine Google heeft CV in [M] ervoor gezorgd dat bij het intypen van het zoekwoord
"duitse investeringsmaatschappij"een hyperlink naar de website van CV in [M] verscheen met als vermelding
"Grote problemen bij [X] fondsen Duitse Investeringmij: NIET DOEN".Na sommaties van DIM om deze hyperlinks te verwijderen, heeft CV in [M] een andere tekst geplaatst:
"[X] fondsen in moeilijkheden. NIET beleggen in [X]!".

3.De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1.
DIM vordert na vermindering van eis:
te verklaren voor recht dat CV in [M] jegens DIM onrechtmatig heeft gehandeld door eerdergenoemde uitlatingen op het internet te plaatsen, hyperlinks te sponsoren en een Adwords-campagne te voeren waarin DIM negatief wordt neergezet, en dat DIM jegens CV in [M] aanspraak kan maken op vergoeding van schade;
CV in [M] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 76.500,-- ter zake van schadevergoeding;
CV in [M] te veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen de kosten van de gelegde beslagen, alsmede tot betaling van
"de buitengerechtelijke kosten", te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2011, althans vanaf de datum van dagvaarding of vanaf een door de rechtbank vast te stellen datum;
CV in [M] te veroordelen in de nakosten.
3.2.
DIM legt aan haar vordering ten grondslag dat bovengenoemde uitlatingen van CV in [M] op het internet onzorgvuldig, beledigend en nodeloos grievend zijn. Deze uitingen zijn onjuist en er worden conclusies getrokken zonder feitelijke onderbouwing. CV in [M] heeft hiermee onrechtmatig jegens DIM gehandeld. Omdat CV in [M] niet reageerde op haar sommaties om deze uitingen te staken, was DIM genoodzaakt - teneinde verdere schade te voorkomen - een internetbedrijf in te schakelen dat ervoor heeft gezorgd dat de negatieve uitingen op Google zijn geblokkeerd. In het kader van een schikking tussen partijen naar aanleiding van een door DIM aangespannen kort geding, zijn de negatieve uitlatingen inmiddels van de website van CV in [M] verwijderd.
Als gevolg van deze uitlatingen heeft DIM schade geleden: vier investeerders, die hadden toegezegd in totaal een bedrag van € 70.000,-- in te leggen, hebben zich teruggetrokken. De factuur van het internetbedrijf bedroeg € 6.500,--. Aldus bedraagt de schade € 76.500,--.

4.Het verweer

4.1.
Samengevat voert CV in [M] als verweer het volgende aan.
[naam] is (enig) bestuurder van [X] Vastgoed Holding B.V., [X] Vastgoed B.V. en DIM. De aandelen in het kapitaal van [X] Vastgoed worden gehouden door de echtgenote van [naam], mevrouw [Y]. De aandelen in het kapitaal van [X] Vastgoed Holding worden (althans ten tijde van de oprichting van deze vennootschap) gehouden door [naam] en [Y] gezamenlijk.
Zowel DIM als [X] Vastgoed trekken gelden aan van het Nederlandse beleggende publiek waarmee onroerend goed wordt aangekocht. [X] Vastgoed initieert daartoe fondsen die obligatieleningen verstrekken of participaties in commanditaire vennootschappen en maatschappen uitgeven. Al deze fondsen hebben een vermogen van minder dan € 2,5 miljoen, waardoor zij niet onder de prospectusplicht vallen en dus beperkt onder AFM-toezicht staan.
In de CV-structuur wordt na aankoop van het vastgoed de juridische eigendom geleverd aan een specifiek daarvoor opgerichte stichting, de Stichting Vastgoedbelang Economische Eigenaren [X] (Stichting VER).
4.2.
Deze fondsenstructuur wordt vrijwel exact ook door DIM toegepast. Feitelijk is DIM een kopie van [X] Vastgoed met het enkele verschil dat er een andere vennootschap aandeelhouder is. De overeenkomsten zijn volgens CV in [M] treffend:
  • beide fondsen hebben een vermogen van minder dan € 2,5 miljoen, waardoor zij niet onder de prospectusplicht vallen en dus beperkt onder AFM-toezicht staan;
  • beide fondsen zijn aan hetzelfde adres in Amersfoort gevestigd;
  • beide fondsen trekken gelden aan van het Nederlandse beleggende publiek, waarmee onroerend goed (meer specifiek: appartementen) wordt aangekocht;
  • in beide fondsen worden er obligaties uitgegeven, met
  • de zekerheid wordt niet verstrekt aan de beleggers maar aan de juridische eigenaar van het vastgoed (de betreffende stichting);
  • ten behoeve van de fondsen wordt geen bankfinanciering aangetrokken;
  • de beheerorganisaties zijn identiek aan elkaar met [naam] als bestuurder van zowel DIM als [X] Vastgoed.
4.3.
De misstanden in [X] Vastgoed onder het beheer van [naam] zijn:
a. huurstromen komen niet op de daartoe bestemde bankrekeningen terecht en zijn niet te traceren; CV in [M] verwijst daartoe naar een door haar overgelegde brief van 14 juni 2011 van het bestuur van onder andere de Stichting VER [1] , waarin onder meer is vermeld:
"Met betrekking tot de Maatschap [K] en CV [adres] te Doorn) is medio mei 2011 gebleken dat de voorschotten van de huurpenningen over de maanden april en mei 2011 door de beherend makelaar niet meer zoals voorheen op een van de bankrekeningen van Stichting VER worden gestort. RV([X] Vastgoed, rechtbank)
is verantwoording gevraagd van de huurinkomsten en de aanwending daarvan, welke niet is verstrekt. Tevens is in de maand april 2011 aan RV verzocht om m.b.t. voornoemde maatschap en CV over het hele jaar 2010 huurspecificaties te overleggen; ook deze werden tot op heden niet verstrekt";
de financiële rapportages zijn verre van volledig: investeerders hebben sinds 2009 geen jaarrekeningen meer ontvangen en ook [X] Vastgoed zelf deponeert geen jaarrekeningen meer bij het handelsregister; ter onderbouwing heeft CV in [M] met betrekking tot [X] Vastgoed B.V. een uitdraai uit het handelsregister overgelegd [2] met een overzicht van deponeringen van de jaarstukken;
er is gestart met de bouw van vastgoed terwijl het betreffende fonds (CV Nieuwer Amstelstate) nog niet was volgestort; deze CV is wegens een tekort aan middelen in financiële problemen gekomen wat heeft geresulteerd in het uitoefenen van het retentierecht door de aannemer en de executoriale verkoop van het vastgoed; ter onderbouwing heeft CV in [M] een brief van 9 januari 2012 van de notaris mr. P.L.E.M. De Meijer overgelegd [3] ;
in afwijking met hetgeen in het prospectus is aangekondigd en in strijd met de leningsvoorwaarden van de financierende bank zijn er met HVO en HVO2 (tot de [X] Groep behorende besloten vennootschappen) hypothecaire leningen afgesloten;
uitoefening van het pandrecht op de huurvorderingen en door de bank dreiging met executie van het vastgoed van Maatschap [K] en [adres] CV, omdat [naam] verzuimde aan de verplichtingen aan de bank te voldoen; ter onderbouwing heeft CV in [M] een brief van de advocaat van de bank aan Stichting VER overgelegd van 30 augustus 2011;
er zijn beslagen gelegd onder de Stichting VER op het vastgoed van Rivierenstate CV en Utrechtse heuvelrug II CV in verband met de vordering van de Belastingdienst die was ontstaan doordat [X] Vastgoed ten onrechte een bedrag van € 1,3 miljoen aan omzetbelasting in vooraftrek had genomen. Gelet op de verschillende beslagen en vorderingen van derden is het hoogst onwaarschijnlijk dat de investeerders hun inleg retour ontvangen, laat staan dat zij het hun door [X] Vastgoed voorgespiegelde rendement zullen behalen. Het vastgoed van Nieuwer Amstelstate CV is inmiddels verkocht middels een executoriale veiling waardoor de investeerders hun investering geheel kwijt zijn; ter onderbouwing heeft CV in [M] een brief van de Belastingdienst van 10 juni 2011 overgelegd, waarin onder meer is vermeld:
"De inspecteur heeft mij te kennen gegeven dat de naheffingsaanslag het directe gevolg is van een onjuiste aangifte omzetbelasting. Uw cliënt heeft btw teruggevorderd en ook gekregen, waarop geen aanspraak bestond. Was dit niet gebeurd dan was er geen sprake geweest van het te betalen bedrag. Daarmee is komen vast te staan dat de oorzaak ligt in het feit van een onjuiste aangifte en niet een ongunstig economisch klimaat. Uw cliënt komt dan ook niet in aanmerking voor de kredietcrisisfaciliteiten" [4] .
4.4.
Verder wijst CV in [M] nog op een constructie waarbij met [Z] BVBA ten behoeve van de CV's een optieovereenkomst werd gesloten. Op basis van die overeenkomst heeft [Z] op of rond de einddatum van het fonds de verplichting om vastgoed te kopen tegen een vooraf overeengekomen prijs, welke prijs (aanzienlijk) hoger zou liggen dan de aankoopwaarde. Deze optieovereenkomst is de potentiële investeerders voorgehouden als een (koopprijs)garantie. Anders dan op de website van [X] Vastgoed wordt gesuggereerd vormt deze overeenkomst echter geen garantie om op de einddatum een rendement van 120% te behalen. Uit deze overeenkomst volgt namelijk dat [Z] niet is gehouden het vastgoed af te nemen (althans niet tegen de overeengekomen prijs), indien dit niet vrij van huurders is. Gezien de strikte bescherming van huurders onder het Nederlandse recht zal daarom vrijwel altijd de lagere prijs worden betaald.
[X] Vastgoed heeft haar investeerders echter wel aanzienlijke optiepremies aan [Z] laten betalen, in totaal ongeveer € 500.000,--. Bovendien is [Z] geen onafhankelijke derde. De aandelen in het kapitaal worden gehouden door de echtgenote van [naam]. Bovendien heeft het echtpaar de aan [Z] toekomende financiële middelen aangewend voor de financiering van hun woonhuis door een hypotheeklening van € 400.000,-- aan te gaan. Deze vorm van belangenverstrengeling is niet aan de vennoten meegedeeld.
4.5.
Ondanks het feit dat de door [X] Vastgoed, met [naam] als directeur, geïnitieerde investeringsfondsen financieel in zwaar weer verkeren en [naam] niet in staat is gebleken het gegarandeerde rendement te realiseren, is hij met tussenkomst van een andere vennootschap (DIM) een nieuw investeringsvehikel gestart.
Gezien deze historie van [naam] is er geen enkele reden om DIM als betrouwbare partner met veel ervaring en deskundigheid te presenteren. Het had op de weg van DIM gelegen om de potentiële belegger inzicht te geven in de situatie bij de andere door hem beheerde fondsen. CV in [M] heeft daarom op de voor haar gebruikelijke wijze een publicatie op haar website geplaatst, waarin zij ingaat op de betrokkenheid van [naam]. Zij heeft dit gedaan als uitoefening van haar taak om tegenwicht te bieden aan de misleidende, althans onvolledige en louter positieve berichtgeving door DIM.
4.6.
Tot zover het in de conclusie van antwoord gevoerde verweer van CV in [M].

5.De beoordeling

5.1.
Bij repliek (punt 17) heeft DIM gesteld dat de verwachte prognoses met betrekking tot [X] Vastgoed uit zijn gebleven in verband met de economische crisis en het slechte financiële klimaat. Voor het overige heeft zij volstaan met de stelling dat er geen bewijs is voor de door CV in [M] gestelde misstanden. Zij is echter niet concreet ingegaan op hetgeen CV in [M] heeft aangevoerd. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat de hiervoor in 4.3 en 4.4 omschreven verwijten feitelijk juist zijn.
5.2.
Voorts stelt de rechtbank het volgende voorop.
Voor beantwoording van de vraag of een publicatie onrechtmatig is, staan in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar. Aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan. Welke van deze belangen in een gegeven geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden van het geval (HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU3917, (Politieke Vereniging Leefbaar Delft)). Hierbij moeten tegen elkaar worden afgewogen (HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210 (Hemelrijk)):
enerzijds de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor DIM en anderzijds de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die de publicatie van CV in [M] aan de kaak beoogt te stellen;
de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
de inkleding van de verdenkingen gezien in verhouding tot de voorgaande factoren;
e mate van (de in het gegeven geval vereiste) zorgvuldigheid van het door CV in [M] aan een publicatie ten grondslag gelegde onderzoek.
5.3.
Met betrekking tot deze gezichtspunten overweegt de rechtbank het volgende.
a.
De aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor DIM enerzijds en anderzijds de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die de publicatie van CV in [M] aan de kaak beoogt te stellen
5.4.
DIM wijst erop dat de door haar gewraakte publicaties
"behoorlijke aantijgingen"zijn, met name gelet op de kwalificaties
"vergaand wanbeleid",
"debakel van de [X] Groep", en
"mismanagement en zelfverrijking".
5.5.
Deze aantijgingen zijn inderdaad als zeer vergaand aan te merken. Op grond van hetgeen hiervoor in 5.1 is beslist, zijn deze door CV in [M] gestelde verwijten met betrekking tot [X] Vastgoed in ieder geval feitelijk juist en rechtvaardigen deze met betrekking tot [X] Vastgoed de door CV in [M] gebruikte kwalificaties. Naar het oordeel van de rechtbank behoeft het geen nadere toelichting dat de in 4.3 en 4.4 vermelde feiten zijn aan te merken als vergaand wanbeleid en mismanagement. Dat sprake is (geweest) van zelfverrijking volgt uit het feit dat aan [Z] BVBA toekomende financiële middelen door [naam] zijn aangewend voor de financiering van zijn eigen woonhuis.
5.6.
DIM stelt echter dat de gang van zaken rond [X] Vastgoed niet gelijkgesteld mag worden met die rond DIM. Het is volgens DIM juist dat beide fondsen een vermogen hebben van minder dan € 2,5 miljoen (waardoor zij niet onder de prospectusplicht vallen), dat beide fondsen aan hetzelfde adres te Amersfoort zijn gevestigd, en dat beide fondsen gelden aantrekken van het Nederlands beleggende publiek waarmee onroerend goed wordt aangekocht. Volgens DIM is het grote verschil tussen de twee fondsen echter dat DIM belegt in reeds gebouwd onroerend goed in Duitsland, en [X] Vastgoed in nog niet gebouwd onroerend goed in Nederland. Dit betekent volgens haar dat investeerders van DIM vanaf het eerste moment gegarandeerde rente ontvangen op hun investering, naar de rechtbank begrijpt omdat dit onroerend goed reeds verhuurd was en dus huuropbrengsten opleverde.
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank komt aan dit verschil tussen de werkwijze van [X] Vastgoed en DIM in het kader van het onderhavige geschil niet teveel gewicht toe. Uit de hiervoor in 4.3 en 4.4 met betrekking tot [X] Vastgoed vastgestelde feiten blijkt immers dat op veel punten gehandeld is in strijd met hetgeen was overeengekomen/toegezegd. Zo zijn huurbetalingen niet op de daartoe bestemde bankrekening terechtgekomen en niet te traceren, en heeft [X] Vastgoed vervolgens geweigerd daarover opheldering te verschaffen.
5.8.
Met betrekking tot de toegezegde hypothecaire zekerheid stelt DIM dat deze bij [X] Vastgoed was gebaseerd op onroerend goed dat uiteindelijk niet (af) is gebouwd, terwijl bij DIM ten behoeve van de investeerders een hypotheek is gevestigd op reeds gerealiseerd onroerend goed. Volgens DIM is de zekerheid daarmee van een andere orde.
De rechtbank volgt DIM hierin niet. Hypothecaire zekerheid is immers niet verstrekt aan investeerders zelf, maar aan de juridisch eigenaar van het onroerend goed, de Stichting VER. Bij een eventueel faillissement van de Stichting VER zal de zekerheid voor investeerders hoogstwaarschijnlijk zijn verdampt. DIM heeft er nog op gewezen dat de Stichting VER een onafhankelijke stichting is, maar dat is in dit verband - nu iedere nadere toelichting ontbreekt - niet relevant.
5.9.
Ten slotte [5] stelt DIM dat [naam] inderdaad bestuurder is van DIM alsmede van [X] Vastgoed, maar dat met betrekking tot hem nog nooit wanbeleid is vastgesteld. Uit hetgeen hiervoor in 5.5 is overwogen volgt dat deze stelling niet juist is.
5.10.
Op grond van het voorgaande was naar het oordeel van de rechtbank voor CV in [M] voldoende aanleiding om, gelet op de gang van zaken bij [X] Vastgoed, te waarschuwen voor een ander door [naam] geïnitieerde investeringsmogelijkheid, te weten DIM.
5.11.
CV in [M] heeft de ernst van de te verwachten gevolgen voor DIM niet betwist, en ook overigens zijn deze aannemelijk: het was te verwachten dat op zijn minst enige investeerders op grond van deze berichten zouden afhaken.
5.12.
Anderzijds was sprake van een groot algemeen belang. Uit de hiervoor in 2.3 geciteerde website blijkt dat DIM een zeer positieve voorstelling van zaken gaf met betrekking tot het te verwachten rendement, terwijl anderzijds de gemiddelde particuliere investeerder waarschijnlijk niet op de hoogte was van de misstanden met betrekking tot [X] Vastgoed en van de rol van [naam] daarin. In dit verband is de door CV in [M] gekozen wijze van publiceren, via het internet, (relatief) goedkoop en effectief.
5.13.
DIM heeft verder aangevoerd dat CV in [M] had behoren te kiezen voor een voor DIM minder schadelijke weg, namelijk door de AFM te benaderen. De rechtbank volgt DIM hierin niet, reeds omdat aannemelijk is dat een melding bij de AFM pas effect sorteert nadat investeerders hun betalingen reeds hebben gedaan. Bovendien blijkt uit de door CV in [M] genoemde beschikking van de AFM van 17 juni 2012 [6] dat een aan DIM gelieerde stichting een dwangsom opgelegd heeft gekregen omdat zij weigerde informatie over DIM aan de AFM te verschaffen. DIM heeft hiertegen slechts aangevoerd [7] dat de informatie slechts te laat is aangeleverd bij de AFM, maar zij heeft dit standpunt verder in het geheel niet onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Dat deze beslissing van de AFM dateert van na de publicatie van CV in [M], en volgens DIM daarom niet mag meewegen, is in dit verband niet relevant. Nu vaststaat dat DIM heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek door de AFM, kan zij niet (tegelijkertijd) zich erop beroepen dat CV in [M] zich tot de AFM had moeten wenden.
5.14.
Volgens DIM heeft CV in [M] de publicatie enkel ter behartiging van haar eigen belangen geplaatst. DIM vermoedt dat CV in [M] een winstoogmerk heeft en dat Lantsheer door het plaatsen van het bericht meer leden wilde aantrekken [8] . Op haar website biedt CV in [M] immers aan om als beherend vennoot van een CV of maatschapsbestuurder te worden aangesteld tegen betaling van een beheervergoeding, eventueel aangevuld met een succesafhankelijke component. Ondanks het feit dat CV in [M] een stichting is, vermoedt DIM dat de winst door Lantsheer wordt aangewend ter behartiging van zijn eigen belangen, en dat deze winstuitkeringen geen ideële of sociale strekking hebben, zoals dat vereist is bij een stichting. DIM verwijst daartoe naar een vermelding met betrekking tot Lantsheer op blacklistratings.com.
5.15.
CV in [M] brengt hier tegenin [9] dat zij als doelstelling heeft het behartigen van de belangen van beleggers in niet-beursgenoteerde fondsen en het in opdracht van de beleggers beheren van deze fondsen. Logischerwijze vraagt zij voor werkzaamheden een vergoeding, waarvan de hoogte afhankelijk is van het soort werkzaamheden. Die vergoeding kan een variabele component hebben. Dit neemt met name voor beleggers een gedeelte van het financiële bezwaar weg om met bepaalde acties mee te doen. Met de opbrengst van de werkzaamheden bestrijdt CV in [M] de kosten die zij heeft gemaakt, waaronder kantoorhuur en salarissen. De website blacklistratings.com is volgens CV in [M] een initiatief van twee personen die eigenaar waren van een appartement van een pand, van de VVE waarvan Lantsheer enige tijd bestuurslid was. Deze personen zijn met betrekking tot het appartement procedures gestart tegen een veelheid van partijen, waaronder de VVE. Alle procedures zijn door de VVE gewonnen. CV in [M] heeft ter onderbouwing een productie overgelegd.
5.16.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld is DIM op dit verweer van CV in [M] niet ingegaan, zodat haar verdachtmaking van CV in [M] geen doel treft. Zij heeft ten onrechte volstaan met de suggestie dat Lantsheer een eigenbelang nastreeft. Dat CV in [M] tegen betaling opkomt voor de belangen van beleggers legt bij de beoordeling van de (on)rechtmatigheid van de publicatie, gelet op de hiervoor vermelde misstanden, geen gewicht ten nadele van CV in [M] in de schaal.
b.
de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vond in het toen beschikbare feitenmateriaal
5.17.
Uit hetgeen hiervoor in 5.1 is overwogen en beslist, volgt dat ten tijde van de publicatie de verdenkingen voldoende steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal.
Dat de bij antwoord en dupliek door CV in [M] overgelegde stukken, met name de beslissingen van de DNB en de AFM, dateren van na de publicatie op de website van CV in [M] en dat deze daarom niet bij de beoordeling van het verweer van CV in [M] kunnen worden betrokken, behoeft daarom geen bespreking.
c.
de inkleding van de verdenkingen gezien in verhouding tot de voorgaande factoren
5.18.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de toonzetting van de publicatie als scherp worden aangemerkt, en de wijze van publicatie zeer breed (nl. via het internet). Gelet op de ernst van de misstanden binnen [X] Vastgoed, en de omstandigheid dat deze voor CV in [M] een aanwijzing mochten zijn dat ook bij DIM dergelijke misstanden zouden kunnen optreden, kunnen deze omstandigheden echter niet bijdragen aan het oordeel dat de publicaties jegens DIM onrechtmatig zijn.
d.
de mate van (de in het gegeven geval vereiste) zorgvuldigheid van het door CV in [M] aan een publicatie ten grondslag gelegde onderzoek
5.19.
Dit gezichtspunt hoeft geen aparte bespreking, nu DIM de door CV in [M] gestelde misstanden binnen [X] Vastgoed inhoudelijk niet heeft betwist.
5.20.
Op grond van bovenstaande omstandigheden en overwegingen is rechtbank van oordeel dat de publicatie(s) door CV in [M] met betrekking tot DIM niet onrechtmatig zijn.
5.21.
CV in [M] heeft gesteld dat de publicatie op haar website moet worden aangemerkt als een perspublicatie, om welke reden aan de vrijheid van meningsuiting een zwaarder belang wordt gehecht. DIM heeft betwist dat de publicatie als een perspublicatie moet worden beschouwd.
Gelet op het voorgaande kan de beantwoording van deze vragen in het midden worden gelaten.
5.22.
De vorderingen van DIM zullen worden afgewezen. DIM zal in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op € 4.183,-- (2 x tarief € 1.421,-- en (in verband met de vermindering van eis) 1,5 x tarief € 894,--).

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt DIM in de proceskosten, aan de zijde van CV In [M] tot op heden begroot op € 4.183,--,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2014. [10]

Voetnoten

1.prod. 7 cva
2.prod. 8 cva
3.prod. 9 cva
4.prod. 12 cva
5.cvr pag. 10
6.cvd punt 2.29
7.akte punt 19
8.cvr punt 24 en 36
9.cvd punt 3.12 e.v.
10.type: PK