ECLI:NL:RBMNE:2014:157

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
16.141407-13 en 16.661911-13 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stalking en gedragsaanwijzing in strafzaak tegen verdachte met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 januari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking van een jong meisje. De verdachte, geboren in Polen en thans verblijvende in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, heeft in de periode van 9 juli tot en met 19 juli 2013 herhaaldelijk berichten gestuurd via Whatsapp en Facebook naar het slachtoffer, ondanks dat zij hem had geblokkeerd en had aangegeven geen contact meer te willen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, met het oogmerk haar te dwingen iets te dulden en haar vrees aan te jagen. Daarnaast heeft de verdachte op 17 september 2013 een gedragsaanwijzing overtreden door contact te zoeken met het slachtoffer, wat hem was verboden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 oktober tot en met 19 oktober 2013 wederom het slachtoffer heeft belaagd door ongeveer 800 berichten te sturen en haar meermalen te bellen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van stalking en het overtreden van de gedragsaanwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een psychotische stoornis en heeft hem als volledig ontoerekeningsvatbaar beschouwd. De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging en is voor de duur van één jaar geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis, om de kans op recidive te verminderen. Tevens is de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16.141407-13 en 16.661911-13 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 januari 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Polen),
wonende te [adres 1] , [postcode] [woonplaats 1] ,
thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Zwolle.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden ter terechtzitting van 13 januari 2014. Ter terechtzitting is de verdachte verschenen, bijgestaan door mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F. Rethmeier en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten aanzien van parketnummer 16.141407-13 laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 15 februari 2013 tot en met 19 juli 2013 te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers
- heeft hij die [slachtoffer] een of meer Whatsapp berichten gestuurd:

op 9 juli 2013 en/of 10 juli 2013 een afbeelding met twee half ontklede mannen op 12 juli 2013: "hoe meer je me negeert, hoe meer je uit met perst en hoe meer je uit me perst des te grager ik je een keer wilt zien en hoe grager ik je wil zien des te vreemdere acties ik bedenk"

en/of
op 13 juli 2013: "You've blocked me on facebook so now you're going to die!"
en/of
- heeft hij een of meer berichten op haar facebook gezet:
op 15 juli 2013: "heb ik aan god gevraagd of ik me nog één keer op jou mocht aftrekken, op dit moment mag ik je niet disrespecteren. Hij stemde ermee in en gaf me de beste fantasie die ik ooit heb gehad, beste aftrekbeurt ever!"
op 16 juli 2013: "En afscheid nemen ook niet, want ik weet niet hoe ik je neer moet leggen. Dus lekkerding, het is niet te laat. Het is te vroeg" en/of
- heeft hij een of meer sms-berichten gestuurd:
op 6 juli 2013: "Ik zou je toch met rust laten?" en/of "je hebt geen idee hoe speciaal je voor me bent"
op 19 juli 2013: "Je denkt zeker dat ik dom ben hé? Stalken? Rapen?" en/of "Je bent mijn ware liefde [slachtoffer] ";
De verdachte is ten aanzien van parketnummer 16.661911-13 laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 september 2013 te [woonplaats 3] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 augustus 2013, van kracht voor de periode van 90 dagen, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland, inhoudende dat verdachte zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] en haar ouders en zich niet in de buurt van het adres [adres 2] te [woonplaats 2] en zich niet in de buurt van het adres [adres 3] te [woonplaats 3] te bevinden, immers heeft verdachte opzettelijk op 17 september 2013 (meermalen) telefonisch contact gezocht met [slachtoffer] en/of zich in de buurt van het adres [adres 3] te [woonplaats 3] bevonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 oktober 2013 t/m 19 oktober 2013 te [woonplaats 1] en/of te [woonplaats 1] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij verdachte:
-die [slachtoffer] (ongeveer) 800, althans veel, berichten gestuurd via facebook en/of
-die [slachtoffer] meermalen gebeld;
De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 16.141407-13 ten laste gelegde feit als feit 1 en hernummert de bij dagvaarding met parketnummer 16.661911-13 ten laste gelegde feiten 1 en 2 tot feiten 2 en 3.
In de tenlastelegging onder 1 is achter de laatste zin opgenomen de tekst ‘in een sexuele houding en/of’. De rechtbank heeft begrepen dat belaging ten laste is gelegd en dat voornoemd stuk tekst abusievelijk is opgenomen in de tenlastelegging. De rechtbank verbetert in de tenlastelegging deze kennelijke schrijffout. Ook andere schrijffouten in de tenlastelegging heeft de rechtbank verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 19 juli 2013 heeft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) aangifte gedaan van stalking. In het kader van die aangifte heeft de officier van justitie een gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering gegeven. In deze gedragsaanwijzing is onder meer bepaald dat verdachte geen contact mag hebben met aangeefster en haar ouders.
Op 17 september 2013 krijgt de politie een melding van [slachtoffer] dat verdachte bij haar studentenwoning in [woonplaats 3] staat en dat hij telefonisch contact met haar heeft opgenomen. Verbalisanten zien verdachte op 100 meter van de woning van aangeefster lopen en houden hem vervolgens aan.
Op 8 oktober 2013 heeft [slachtoffer] voor een tweede maal aangifte gedaan van stalking. Ten gevolge hiervan wordt verdachte op 8 oktober 2013 wederom aangehouden. Op 19 oktober 2013 krijgt de politie een melding van [slachtoffer] dat verdachte haar vanuit de penitentiaire inrichting te [woonplaats 1] driemaal heeft gebeld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en de onder 1 en 3 ten laste gelegde belaging wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] , de zich in het dossier bevindende Whatsapp-, Facebook- en sms berichten en de verklaringen van verdachte. De officier van justitie acht bewezen dat de belaging heeft plaatsgevonden in een kortere periode dan is ten laste gelegd, namelijk in de periode van 9 juli 2013 tot en met 19 juli 2013.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2013 waaruit blijkt dat de verbalisanten verdachte in de buurt van de studentenwoning van [slachtoffer] zien lopen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] en de zich in het dossier bevindende afdrukken van Facebook berichten en een screenprint van gemiste oproepen. De officier van justitie heeft daarbij gesteld dat het, gelet op de talloze specifieke verwijzingen in de Facebook berichten, onaannemelijk is dat iemand anders dan verdachte voormelde berichten heeft verstuurd. De officier van justitie heeft eveneens gesteld dat uit de melding van aangeefster en de verklaringen van verdachte blijkt dat hij vanuit de penitentiaire inrichting te [woonplaats 1] telefonisch contact heeft opgenomen met [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van de onder 1 ten laste gelegde periode, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de ten laste gelegde periode onder 1 heeft de raadsman betoogd dat de periode van 9 juli 2013 tot en met 19 juli 2013 bewezen verklaard kan worden.
De raadsman heeft voor wat betreft de onder 3 ten laste gelegde belaging vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij vanuit de penitentiaire inrichting per ongeluk aangeefster heeft gebeld. Eveneens kan gelet op de duur en de frequentie en de invloed van de telefoongesprekken niet gesproken worden van een stelselmatige inbreuk op het leven van aangeefster. Verdachte heeft immers slechts drie maal gebeld. Door de raadsman is voorts aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij in de periode van 6 oktober 2013 t/m 19 oktober 2013, Facebook berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer] .
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) in Nederland heeft belaagd. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Zoals hiervoor onder de inleiding genoemd is, heeft [slachtoffer] op 19 juli 2013 aangifte gedaan van belaging. [1] Aangeefster verklaarde dat verdachte haar sinds 22 juni 2013 stalkte. Hij stuurde meerdere malen tussen 9 juli 2013 en 19 juli 2013 berichten via Facebook en Whatsapp, terwijl [slachtoffer] had aangegeven dat zij de berichten onwenselijk vond. [slachtoffer] blokkeerde verdachte ook op Facebook zodat zij geen berichten van verdachte kon ontvangen. [slachtoffer] verklaart voorts dat zij afwisselend in [woonplaats 2] bij haar ouders verbleef of op kamers in [woonplaats 3] . [2] Op 20 juli 2013 heeft [slachtoffer] een klacht ingediend opdat verdachte vervolgd zou worden. [3]
Door de verdachte is tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 13 januari 2014 verklaard dat hij de in de tenlastelegging genoemde berichten heeft verstuurd naar [slachtoffer] , maar dat hij niet de intentie had om [slachtoffer] angst of vrees aan te jagen. [4]
Verdachte wist sinds 5 juli 2013 dat [slachtoffer] geen berichten meer van hem wilde ontvangen. Zij heeft verdachte namelijk ge-sms’t dat hij “respect moest hebben of anders op moest rotten”. [5] Ook blijkt uit het feit dat [slachtoffer] verdachte blokkeerde op Facebook, dat zij niet langer berichten van hem wilde ontvangen. Desondanks is verdachte via verschillende communicatiemiddelen doorgegaan met het versturen van berichten. Uit dit handelen blijkt het opzet van verdachte om op stelselmatige wijze inbreuk te maken op het privéleven van [slachtoffer] . Uit de inhoud van de diverse berichten leidt de rechtbank bovendien af dat verdachte zichzelf aan haar wilde opdringen en ook probeerde fysiek contact met haar te blijven houden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het oogmerk van verdachte gegeven dat [slachtoffer] zijn (fysieke) aanwezigheid moest dulden, terwijl hem bovendien genoegzaam bekend was dat zulks haar vrees aanjoeg.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen bewezen verklaard kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft belaagd in de periode van 9 juli 2013 tot en met 19 juli 2013. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde periode van 15 februari 2013 tot en met 8 juli 2013.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op 17 september 2013 te [woonplaats 3] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Aan verdachte is op 1 augustus 2013 een gedragsaanwijzing uitgereikt waaruit duidelijk blijkt dat hij zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] en haar ouders en dat hij zich niet in de buurt van de studentenwoning van [slachtoffer] in [woonplaats 3] en de woning van haar ouders te [woonplaats 1] mag bevinden. [6] Op 17 september 2013 zien twee verbalisanten verdachte op 100 meter van de woning van [slachtoffer] aan de [adres 3] te [woonplaats 3] staan. Eveneens zien de verbalisanten dat [slachtoffer] wordt gebeld door verdachte [7] . Door aldus te handelen heeft verdachte opzettelijk de gedragsaanwijzing overtreden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de periode van 6 oktober 2013 t/m 19 oktober 2013 [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) in Nederland heeft belaagd. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Facebookberichten
Op 8 oktober 2013 heeft [slachtoffer] voor een tweede maal aangifte gedaan tegen verdachte van stalking. Zij heeft verklaard dat zij tot en met 8 oktober 2013 800 berichten heeft ontvangen op Facebook. Zij verklaarde dat de berichten, die onder de naam ‘ [naam 1] ’ zijn verzonden, talloze verwijzingen bevatten naar onderhavige strafzaak, haarzelf en ervaringen uit het leven van verdachte. Eveneens heeft zij verklaard dat zij de manier van schrijven van verdachte herkende. [slachtoffer] heeft ten slotte verklaard dat haar leven en dat van haar familie lijdt onder de door haar ontvangen berichten. Zij geeft onder meer aan dat zij veel over de zaak en verdachte droomt en dat zij alles eng vindt. [8] Op 9 oktober 2013 heeft [slachtoffer] een klacht ingediend met het verzoek verdachte wegens belaging te vervolgen. [9]
In het dossier bevindt zich een groot aantal, in de periode van 6 tot en met 9 oktober 2013, naar [slachtoffer] gestuurde Facebook berichten. Deze berichten zijn alle verstuurd vanuit een Facebook-account op naam van [naam 1] . De berichten bevatten onder meer toespelingen op zelfmoord, loverboys, seksuele handelingen door de verstuurder met aangeefster, verkrachting en onderhavige strafzaak. In de berichten wordt daarnaast verwezen naar een beëindigde relatie met [naam 2] , het schrijven van een semi-autobiografisch boek, het opgroeien op een woonboot, een bezoek aan [woonplaats 3] en een aanhouding aldaar, de inbeslagname van een dildo en werkzaamheden in een kippenfabriek. [10]
Verdachte is naar aanleiding van de tweede aangifte op 9 oktober 2013 verhoord. Tijdens dit verhoor heeft verdachte onder meer verklaard dat hij een gesprek heeft gevoerd bij een uitzendbureau alwaar hem een baan werd aangeboden in een kippenfabriek. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van het verhoor bezig was met het schrijven van een semi-autobiografisch boek, dat [naam 1] zijn idool is en hij zich wel kan vinden in de door [naam 1] verstuurde berichten. [11] In zijn verhoor op 1 augustus 2013 heeft verdachte verklaard dat hij een dildo heeft verzonden naar [slachtoffer] . [12]
Uit voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte onder het pseudoniem ‘ [naam 1] ’ een zeer groot aantal berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer] . Gelet op de schrijfstijl van de berichten, de details en de specifieke verwijzingen naar gebeurtenissen uit het leven van verdachte en onderhavige strafzaak, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat een ander dan verdachte voornoemde berichten heeft verzonden.
Telefoongesprekken
Door de verdediging is betwist dat ten aanzien van de drie gevoerde telefoongesprekken sprake is van een stelselmatige inbreuk op het leven aangeefster, zoals is bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Eveneens is betwist dat verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op het leven van aangeefster.
Volgens bestendige jurisprudentie is van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer sprake als het slachtoffer deze storing niet wenst. Dit betekent niet dat er een ‘aanmerkelijke’ inbreuk moet zijn op de privacy van het slachtoffer. De subjectieve gevoelens van het slachtoffer zijn hier niet van doorslaggevend belang. Stelselmatigheid betekent volgens de Memorie van Toelichting met een bepaalde intensiteit, duur en/of frequentie. De Hoge Raad heeft in 2005 geoordeeld dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder de inbreuk plaatsvindt en de invloed op het persoonlijke leven van het slachtoffer relevant zijn voor de beoordeling. [13]
Op 19 oktober 2013 heeft aangeefster [slachtoffer] bij de politie gemeld dat zij die dag driemaal, op verschillende tijdstippen, is gebeld door het nummer [telefoonnummer] . [slachtoffer] verklaarde dat zij elke keer had opgenomen en elke keer de stem van verdachte had gehoord en herkend. Zij hoorde verdachte zeggen dat hij eigenlijk niet wilde bellen en dat zij moest sterven. Tijdens het derde telefoongesprek zei verdachte dat hij niet naar de rechtszaak zou gaan en voornemens was naar Polen te emigreren. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij erg is geschrokken van voormelde telefoongesprekken. Zij heeft verklaard dat zij dacht dat zij veilig was nu verdachte gedetineerd zat. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 13 januari 2013 verklaard dat hij in detentie een notitieboek had waarin 4 telefoonnummers stonden. Verdachte heeft op enig moment één van de nummers gebeld en toevalligerwijs [slachtoffer] te spreken gekregen. [15]
Uit de melding van [slachtoffer] blijkt dat verdachte haar op 19 oktober 2013 driemaal heeft gebeld. Nadat verdachte haar een eerste maal had gesproken heeft hij desondanks nog tweemaal gebeld. Gelet op voorgaande acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte niet de bedoeling had contact op te nemen met [slachtoffer] .
Uit voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op het privéleven van [slachtoffer] . Onder 1 is bewezen dat verdachte [slachtoffer] in de periode van 9 tot en met 19 juli heeft belaagd. Verdachte heeft in de periode van 6 tot en met 8 oktober 2013 via Facebook andermaal een zeer groot aantal berichten verstuurd naar [slachtoffer] . Op 19 oktober 2013 heeft verdachte vervolgens drie keer telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer] . Dat de telefoongesprekken 11 dagen na de tussen 6 en 8 oktober verstuurde berichten zijn gevoerd, doet niet aan af aan het feit dat de verstuurde berichten en telefoongesprekken, in hun onderlinge samenhang bezien, als een stelselmatige inbreuk kunnen worden beschouwd. De aard en inhoud van voornoemde contacten en de frequentie daarvan hebben geleid tot veel angst en vrees bij [slachtoffer] . Verdachte is meermalen door aangeefster gewezen op de onwenselijkheid van het door hem gezochte contact. Tevens werd aan verdachte reeds op 1 augustus 2013 medegedeeld dat het hem verboden was contact op te nemen met [slachtoffer] . Ook is verdachte door de politie meermalen gewezen op de angst en vrees die bij [slachtoffer] is ontstaan naar aanleiding van de door verdachte verstuurde berichten. Verdachte is desondanks doorgegaan met het veelvuldig sturen van berichten en het opnemen van telefonisch contact met [slachtoffer] . Uit dit handelen blijkt het opzet van verdachte om op stelselmatige wijze inbreuk te maken op het privéleven van [slachtoffer] .
Net als ten aanzien van de stalking in de periode van 9 tot en met 19 juli 2013 is de rechtbank ook ten aanzien van de aan [slachtoffer] verzonden berichten en de met haar gezochte contacten in de periode van 6 tot en met 19 oktober 2013 van oordeel dat uit de inhoud en de frequentie daarvan blijkt dat verdachte zichzelf (opnieuw of nog steeds) aan haar wilde opdringen en ook probeerde fysiek contact met haar te blijven houden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het oogmerk van verdachte gegeven dat [slachtoffer] zijn (fysieke) aanwezigheid moest dulden, terwijl hem bovendien genoegzaam bekend was dat zulks haar vrees aanjoeg.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 9 juli tot en met 19 juli 2013 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers
- heeft hij die [slachtoffer] Whatsapp berichten gestuurd:
op 9 juli 2013 een afbeelding met twee half ontklede mannen
op 12 juli 2013: "hoe meer je me negeert, hoe meer je uit met perst en hoe meer je uit me perst des te grager ik je een keer wilt zien en hoe grager ik je wil zien des te vreemdere acties ik bedenk"
en
op 13 juli 2013: "You've blocked me on facebook so now you're going to die!"
en
- heeft hij berichten op haar Facebook gezet:
op 15 juli 2013: "heb ik aan god gevraagd of ik me nog één keer op jou mocht aftrekken, op dit moment mag ik je niet disrespecteren. Hij stemde ermee in en gaf me de beste fantasie die ik ooit heb gehad, beste aftrekbeurt ever!"
op 16 juli 2013: "En afscheid nemen ook niet, want ik weet niet hoe ik je neer moet leggen. Dus lekkerding, het is niet te laat. Het is te vroeg"
en
- heeft hij die [slachtoffer] sms-berichten gestuurd:
op 6 juli 2013: "Ik zou je toch met rust laten?" en "je hebt geen idee hoe speciaal je voor me bent"
op 19 juli 2013: "Je denkt zeker dat ik dom ben hé? Stalken? Rapen?" en "Je bent mijn ware liefde [slachtoffer] ".
2.
hij op 17 september 2013 te [woonplaats 3] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 augustus 2013, van kracht voor de periode van 90 dagen, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland, inhoudende dat verdachte zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] en haar ouders en zich niet in de buurt van het adres [adres 2] te [woonplaats 2] en zich niet in de buurt van het adres [adres 3] te [woonplaats 3] te bevinden, immers heeft verdachte opzettelijk op 17 september 2013 telefonisch contact gezocht met [slachtoffer] en zich in de buurt van het adres [adres 3] te [woonplaats 3] bevonden.
3.
hij in de periode van 6 oktober 2013 t/m 19 oktober 2013 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij verdachte:
-die [slachtoffer] (ongeveer) 800, berichten gestuurd via Facebook en
-die [slachtoffer] meermalen gebeld.
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1 en 3, telkens:
Belaging.
Onder 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
De feiten zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

7.STRAFBAARHEID VAN DE DADER

De rechtbank heeft kennis genomen van de pro justitia rapportage van D.C.W.H. Naus, psychiater, van 11 december 2013 en van de pro justitia rapportage van P.E. Geurkink, forensisch psycholoog, van 10 januari 2014. In de rapporten wordt – onder meer – het volgende geconstateerd.
Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten een psychotische stoornis met als voornaamste kenmerk een erotomane waan die lijkt te zijn geluxeerd door een combinatie van zijn reeds eerder vastgestelde ADHD, het overmatig cannabisgebruik, de levensfaseproblematiek en een toenemend gevoel van mislukken door mislukte studies. Tevens is er sprake van een depressieve stoornis waarbij momenteel nog niet duidelijk is of deze het gevolg is van een psychotische stoornis of dat er sprake is van een losstaande stoornis. Bij verdachte is niet vastgesteld dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De deskundigen stellen beiden vast dat het leven van verdachte in de periode van de ten laste gelegde feiten volledig in het teken stond van zijn psychotische stoornis en in wisselende mate van zijn depressieve stoornis. Verdachte had als onderdeel van zijn psychotische stoornis een erotomane waan waardoor hij de stellige overtuiging had dat aangeefster verliefde gevoelens voor hem bleef houden. Het feit dat verdachte geen respons kreeg van aangeefster of werd afgewezen was in strijd met zijn waanbeleving. Dit maakte verdachte woedend en machteloos, hetgeen heeft geleid tot de hem ten laste gelegde feiten. Gelet op deze overwegingen adviseren Naus en Geurkink verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van psychiater en psycholoog over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare.
Op grond van voormelde rapportages en het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN EEN MAATREGEL

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van een jong meisje. Belaging is een ernstig feit, nu het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. Zij ondervinden door de belaging in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. Dat deze angstgevoelens en het gevoel van onveiligheid ook in onderhavige strafzaak veroorzaakt zijn, is tijdens de terechtzitting gebleken uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] .
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de voormelde rapportage van psychiater D.C.W.H. Naus en psycholoog P.E. Geurkink. Hieruit volgt dat verdachte een psychotisch toestandsbeeld heeft, ongeremd is, geen ziektebesef heeft en impulsief is, waardoor gesteld kan worden dat zonder behandeling van de psychotische stoornis de kans op recidive met betrekking tot het stalking gedrag als hoog moet worden ingeschat. De verwachting is dat wanneer verdachte adequaat medicamenteus behandeld zal worden, zijn psychose en ook zijn erotomanie zullen verbleken, de impulscontrole en het ziektebesef en -inzicht zullen toenemen en daarmee het recidiverisico sterk zal afnemen. De deskundigen hebben daarom geadviseerd om verdachte krachtens artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrische instelling voor de duur van een jaar, bij voorkeur in de buurt van de woonplaats van verdachte. Verondersteld wordt dat met de behandeling voor de duur van een jaar het recidiverisico duurzaam zal dalen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare.
Nu bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens bestond en de veiligheid voor zichzelf en/of anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde delicten, zulks eist, zal de rechtbank de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelasten.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn op dinsdag 8 oktober 2013 een notebook (Clevo P150HM) en een computerliniaal in beslag genomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de teruggave van de notebook en de computerliniaal gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de notebook en de computerliniaal dienen te worden geretourneerd aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde notebook en computerliniaal, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37, 39, 57, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten niet strafbaar;
-
ontslaat de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast dat de verdachte
wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van een jaar;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een notebook (Clevo P150HM) en een computerliniaal.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mrs. D.A.C. Koster en K.G. van de Streek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Arends, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2014.

Voetnoten

1.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer PL2525 2013052945-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , p. 2 en 3.
2.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevinden nummer PL2527 2013052945-6 en de bijbehorende bijlagen, inhoudende de beschrijvingen van de door [slachtoffer] ontvangen berichten.
3.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer PL2520 2013052945-3, inhoudende de klacht van [slachtoffer] .
4.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 13 januari 2014.
5.Zie bijlage 3 bij het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL2527 2013052945-6.
6.Zie de gedragsaanwijzing opgemaakt op 1 augustus 2013.
7.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen nummer PL02BB 201304658-2, inhoudende het aantreffen van verdachte in [woonplaats 3] , p. 1 en 2.
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer PL2527 2013075287-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , p. 1 en 2.
9.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer PL2527 2013075287-7, inhoudende de klacht van [slachtoffer] .
10.Zie bijlage 1 bij het proces-verbaal van bevindingen nummer PL2527 2013075287-6.
11.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer PL2525 2013075287-8, inhoudende de verklaring van verdachte, p. 3, 5 en 6.
12.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer PL2527 2013052945-9, inhoudende de (bekennende) verklaring van verdachte, p. 5.
13.HR 15 november 2005 NbSr 2005/476.
14.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen nummer PL2525 2013078435-2, inhoudende een beschrijving van een telefonische verklaring van [slachtoffer] , p.1.
15.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 13 januari 2014.