ECLI:NL:RBMNE:2014:1559
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Intrekking exploitatievergunning horeca door burgemeester wegens slecht levensgedrag leidinggevenden
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap onder firma [bedrijf] en de burgemeester van de gemeente Utrecht. De burgemeester had op 29 augustus 2013 de exploitatievergunning van [bedrijf] ingetrokken en de aanvraag voor bijschrijving van een leidinggevende geweigerd. Dit besluit was gebaseerd op verschillende bestuursrechtelijke overtredingen die de exploitatie van het horecabedrijf direct raakten. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. A. Anakhrouch, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij betoogden dat de incidenten die aan de intrekking ten grondslag lagen van onvoldoende gewicht waren om te concluderen dat de leidinggevenden van slecht levensgedrag waren.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de burgemeester zich op het standpunt heeft gesteld dat eisers niet voldeden aan de eis van artikel 7 van de Horecaverordening Utrecht 2013, die vereist dat leidinggevenden niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de stelling dat er geen strafbare feiten waren gepleegd, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen die de exploitatie direct raken, zoals het ontbreken van een leidinggevende en personeel tijdens controles, van groot belang zijn voor de beoordeling van het levensgedrag.
De rechtbank concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er sprake was van slecht levensgedrag, gezien de herhaalde overtredingen en het gebruik van softdrugs in het horecabedrijf. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de intrekking van de exploitatievergunning, waarbij zij benadrukte dat de burgemeester gehouden was om de vergunning in te trekken op basis van de vastgestelde feiten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen.