In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2014, stond de verdachte terecht voor de vernieling van een ruit en een voordeur, toebehorende aan de benadeelde partij. De feiten vonden plaats op 12 november 2012, waarbij de verdachte met een baksteen een ruit vernielde en met een schroevendraaier de voordeur beschadigde. Tijdens de zitting op 3 april 2014 verscheen de verdachte in persoon, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M.R. van Ginneken. De officier van justitie vorderde een werkstraf, terwijl de verdediging pleitte voor een mildere straf, gezien het positieve traject dat de verdachte volgde.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de vernieling van de voordeur, maar achtte de vernieling van de ruit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had dit feit bekend. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 2 dagen, gelijk aan het voorarrest, en besloot af te wijken van de eis van de officier van justitie, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het positieve traject van de verdachte.
Daarnaast werd de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 1250,- had geëist, gedeeltelijk in het gelijk gesteld. De rechtbank kende een schadevergoeding van € 200,- toe voor de vernieling van de ruit, te vermeerderen met wettelijke rente. De overige vordering werd niet-ontvankelijk verklaard. Tot slot werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gedeeltelijk gelast, omgezet in een werkstraf van 60 uren.