ECLI:NL:RBMNE:2014:1552

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
16-661332-13 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van laptops

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2014 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte, geboren in Afghanistan en woonachtig in Groot-Brittannië, was eerder veroordeeld voor opzetheling. De officier van justitie had op 6 maart 2014 een vordering ingediend om het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. Tijdens de zitting op 3 april 2014 werd deze vordering gewijzigd, waarbij het bedrag werd vastgesteld op € 1.300,-, gebaseerd op de verkoop van 26 laptops die de verdachte had gekocht en verkocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een voordeel van € 50,- per laptop had behaald, wat resulteerde in een totaal van € 1.300,- voor de 26 verkochte laptops. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit, zoals vastgesteld in het eerdere vonnis van 14 februari 2014, voldoende bewijs biedt voor het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661332-13 (ontneming)
Datum vonnis: 17 april 2014
Verkort vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
bij verstekgewezen op vordering van de officier van justitie op grond van artikel 36e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende te [adres] te [woonplaats] (Groot Brittannië).

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/661332-13, waaruit blijkt dat verdachte op 14 februari 2014 door deze rechtbank is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – opzetheling;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 3 april 2014;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Veroordeelde is niet verschenen.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie van 6 maart 2014 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van
€ 4.975,-.
Ter terechtzitting van 3 april 2014 heeft de officier van justitie haar vordering gewijzigd, in die zin dat zij thans vordert het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat te stellen op € 1.300,-. De officier van justitie baseert dit bedrag op het voordeel dat veroordeelde heeft verkregen uit de verkoop van de laptops. Verdachte heeft verklaard dat hij 70 laptops heeft gekocht. Bij de doorzoeking in zijn bedrijf zijn 44 laptops aangetroffen. Veroordeelde heeft verklaard dat hij de rest heeft verkocht. Veroordeelde heeft derhalve 26 laptops verkocht. Uit zijn verklaring volgt dat hij de laptops voor € 350,- per stuk heeft verkocht. De inkoopprijs was € 300,-. Per laptop heeft veroordeelde derhalve een voordeel verkregen van € 50,- en in totaal voor de verkoop van 26 laptops € 1.300,-.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan blijkt uit het door de meervoudige kamer van deze rechtbank gewezen vonnis in de strafzaak van 14 februari 2014 en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Bij de bepaling van het wederrechtelijk genoten voordeel hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten:
- Veroordeelde heeft verklaard dat hij 70 laptops heeft gekocht voor een bedrag van € 300,- per stuk;
- Op 8 februari 2013 zijn bij een doorzoeking in het bedrijf van veroordeelde 44 laptops aangetroffen;
- Veroordeelde heeft verklaard dat hij de rest van de laptops, derhalve 26 laptops, heeft verkocht;
- Veroordeelde heeft verklaard dat hij de laptops heeft verkocht voor een bedrag van € 350,- per stuk;
- Veroordeelde heeft derhalve € 50,- voordeel genoten per verkochte laptop;
Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel wordt derhalve gesteld op: 26 x € 50,- =
€ 1.300,-

3.De beslissing

Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 1.300,-.
Legt op aan veroordeelde de verplichting tot betaling van € 1.300,- (dertienhonderd euro) aan de Staat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. de Stigter, voorzitter en mrs. G. Perrick en C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2014.