ECLI:NL:RBMNE:2014:1551

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
16-661967-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [A], geboren in 2001. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen in de periode van 26 tot en met 27 april 2013. De verdachte heeft ontkend dat hij de beschuldigingen heeft gepleegd, maar de rechtbank heeft op basis van de verklaringen van het slachtoffer en andere bewijsmiddelen geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige heeft gezoend, zijn tong in haar mond heeft gestoken en haar borsten en vagina heeft betast. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijtbetuiging en het feit dat hij een blanco strafblad heeft. De rechtbank heeft ook de impact van de feiten op het slachtoffer en haar gezin meegewogen.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, [A], tot schadevergoeding van € 1.950,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661967-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 april 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
Geboren op [1941] te [geboorteplaats],
Wonende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 26 tot en met 27 april 2013 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [A], geboren op [2001], die mede bestaan hebben uit het seksueel binnendringen van het lichaam (
primair), dan wel ontucht heeft gepleegd met iemand beneden de 16 jaar (
subsidiair).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht daarbij de ontuchtige handelingen met de gedachtestreepjes 1, 2, 3 en 5 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Voorts is er geen wettig en overtuigend bewijs voor het in de mond brengen van zijn tong en daarmee bewegingen maken en voor het aan de borsten zuigen en/of likken, omdat dit slechts volgt uit de verklaring van [A]. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte derhalve van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[A] heeft verklaard dat zij op bed lag toen de buurman [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) binnen kwam. Hij begon aan haar te zitten bij haar plasser en haar borsten. [2] Hij kuste haar op haar mond en toen ging zijn tong in haar mond, in het gat. [3]
Uit de akte van geboorte blijkt dat [A] op [2001] is geboren. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 of 27 april 2013 bij de familie [naam] heeft gegeten. Hij ging op een gegeven moment naar boven. [A] lag in bed. [5] Hij ging op de rand van haar bed zitten en gaf haar een zoen op haar mond. [6] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [A] normaal gesproken met getuite lippen kuste, maar dat het dit keer een echte zoen was. Hij zoende haar harder dan anders. Terwijl hij haar zoende stak hij zijn hand onder haar bloesje en streelde eerst haar ene en vervolgens haar andere borst. Hij is vervolgens met zijn hand in de pyjamabroek van [A] gegaan en heeft zijn hand tussen haar benen gestoken. Hij legde zijn hand op haar schaamheuvel en heeft deze gestreeld en betast. [7]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ontkend het slachtoffer een tongzoen te hebben gegeven. De rechtbank gaat voorbij aan deze ontkennende verklaring van verdachte en overweegt daartoe als volgt. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte haar op haar mond kuste en dat zijn tong er toen in ging. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij daarmee bedoelt dat zijn tong in haar mond ging, in het gat. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer op haar mond heeft gezoend en dat dit een echte zoen was, anders dan het normale nachtkusje met getuite lippen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij tijdens het zoenen aan haar borsten heeft gezeten en met zijn hand in haar pyjamabroek is gegaan. De rechtbank vindt in de aard van deze handelingen en de seksuele lading daarvan en de verklaring van verdachte dat de zoen anders was dan het normale nachtkusje, ondersteuning voor de duidelijke verklaring van het slachtoffer op dit punt. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zijn tong in de mond van het slachtoffer heeft gebracht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Subsidiair
in de periode van 26 tot en met 27 april 2013 te [woonplaats], met [A], geboren op
[2001], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, ontuchtig
- die [A] op haar mond gezoend en
- zijn tong in de mond van die [A] gebracht en
- de vagina van die [A] betast en
- de borsten van die [A] betast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft nadrukkelijk verzocht geen gevangenisstraf op te leggen. Voor bepaling van de strafmaat heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte spijt heeft betuigd, een blanco strafblad heeft en de kans op recidive nihil is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig buurmeisje waar hij geregeld over de vloer kwam en waarmee hij een vertrouwensband had. De ouders van het slachtoffer zagen verdachte als een goede vriend. Hij heeft door het plegen van deze handelingen de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en heeft inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat zijn buurmeisje en haar familie in hem moesten kunnen stellen. Bovendien hebben deze handelingen in het eigen huis en op de eigen kamer van het slachtoffer plaatsgevonden, terwijl dit een veilige plek voor haar zou moeten zijn. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke zedendelicten daarvan langdurig geestelijke schade (kunnen) ondervinden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer blijkt dat dit feit ook een grote impact heeft gehad op het hele gezin. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie d.d. 26 februari 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte direct nadat hij met zijn handelen werd geconfronteerd heeft bekend, zich onder klinische behandeling heeft gesteld voor zijn alcoholverslaving, zich heeft teruggetrokken uit zijn werkzame bestaan en spijt heeft betuigd, hetgeen bij de rechtbank oprecht over is gekomen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte verantwoording neemt voor zijn handelen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het de verdachte betreffende reclasseringsrapport van 8 januari 2014. Uit dit rapport blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Verdachte toont zich reflectief ten opzichte van zichzelf en heeft zich verdiept in de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachte toont berouw, heeft zijn alcoholverslaving aangepakt en ontkent seksuele gevoelens voor kinderen te hebben. De reclassering heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Reclasseringsinterventies zijn niet geïndiceerd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte dan ook opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest (twee dagen) en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 58 dagen met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [A] heeft een vordering ingediend ter hoogte van
€ 1.950,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [A], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder subsidiair bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze – nu het bedrag niet is betwist - op € 1.950,- (negentienhonderd vijftig euro), te weten aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 24c, 36f, 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van subsidiair:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
60 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
58 dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren opnieuw aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [A] toe tot € 1.950,- (zegge negentienhonderd vijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [A] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat € 1.950,- (zegge negentienhonderd vijftig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 29 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. de Stigter, voorzitter,
mrs. G. Perrick en C.A.M. van Straalen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 april 2013 te [woonplaats],
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [A], geboren op
[2001], die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren
had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben
bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, immers heeft hij, verdachte
- die [A] op haar mond gezoend en/of
- zijn tong in de mond van die [A] geduwd en/of gebracht en/of met zijn
tong (draaiende) bewegingen gemaakt in haar mond en/of
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van die [A] gebracht en/of de
vagina van die [A] betast en/of
- aan de borsten van die [A] gezogen en/of gelikt en/of
- de borsten van die [A] betast en/of vastgepakt;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 april 2013 te [woonplaats],
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [A], geboren op
[2001], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft
hij, verdachte, ontuchtig
- die [A] op haar mond gezoend en/of
- zijn tong in de mond van die [A] geduwd en/of gebracht en/of met zijn
tong (draaiende) bewegingen gemaakt in haar mond en/of
- de vagina van die [A] betast en/of
- aan de borsten van die [A] gezogen en/of gelikt en/of
- de borsten van die [A] betast en/of vastgepakt;
art 247 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0981 2013128014 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 juli 2013, p. 43.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 juli 2013, p. 44.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een akte van geboorte van [A], opgemaakt te [geboorteplaats] d.d. [2001], p. 8.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 15 oktober 2013, p. 82.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 15 oktober 2013, p. 83.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting van 3 april 2014.