In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder gewoontewitwassen. De rechtbank heeft het niet-ontvankelijkheidsverweer van de raadsvrouw verworpen, omdat de politie bevoegd was om bijzondere opsporingsbevoegdheden in te zetten. De rechtbank kon echter niet vaststellen wie het gronddelict had gepleegd, waardoor de kwalificatie-uitsluiting niet van toepassing was. De verdachte werd veroordeeld voor gewoontewitwassen, waarbij hij meermalen geldbedragen heeft verworven die afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon aantonen dat de geldbedragen uit legale bronnen afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, waaronder het telen van hennep en het voorhanden hebben van wapens, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap had van deze activiteiten. De rechtbank heeft een werkstraf van 120 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechtmatige eigenaar gelast.