ECLI:NL:RBMNE:2014:1192

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
26 maart 2014
Zaaknummer
C/16/342432 / HA ZA 13-294
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en erkenning van recht van voorkoop en nakoop met betrekking tot onroerend goed in Maarssen

In deze zaak vordert eiser, de heer van [naam], schadevergoeding van de Gemeente Stichtse Vecht wegens het niet naleven van het recht van voorkoop en het recht van nakoop op een perceel grond in Maarssen. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 22 januari 2014 vonnis gewezen in deze civiele procedure. Eiser stelt dat zijn vader in 1966 een perceel had kunnen kopen, maar dat de gemeente niet aan de aanbiedingsplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recht van voorkoop en het recht van nakoop rusten op het perceel, maar dat de gemeente niet in gebreke is gebleven. De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiser tot schadevergoeding is verjaard, aangezien de verjaringstermijn van twintig jaar is verstreken. Eiser had in 1999 aanspraak gemaakt op schadevergoeding, maar de rechtbank concludeert dat de verjaringstermijn al in 1987 was voltooid. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van de gemeente. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/342432 / HA ZA 13-294
Vonnis van 22 januari 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
eiser,
advocaat mr. M.P.J. Smakman,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE STICHTSE VECHT,
zetelend te Maarssen,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna[eiser] en Gemeente Stichtse Vecht worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenvonnis van 7 augustus 2013
-
het proces-verbaal van comparitie van 12 november 2013.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De heer van de [naam] (hierna: de heer van [naam]) heeft in december 1699 de Tien Morgen, een stuk grond dat zich in het huidige dorp Maarssen bevindt, verkocht en bij akte van 10 mei 1700 in eigendom overgedragen. Uit die akte blijkt van een op de Tien Morgen rustend recht van voorkoop van de heer van [naam] en zijn rechtsopvolgers.
Het recht van voorkoop houdt het volgende in. Bij verkoop van grond waarop het recht van voorkoop rust, heeft de verkoper de plicht om, vóórdat de koopovereenkomst met de koper wordt gesloten, de grond te koop aan te bieden aan degene die het recht van voorkoop heeft (hierna ook: de aanbiedingsplicht van de verkoper). Degene die het recht van voorkoop heeft, heeft vervolgens het recht om de grond te kopen tegen dezelfde koopprijs als de prijs die voor de in eerste instantie beoogde koper geldt.
Tot de Tien Morgen behoort een groot deel van een perceel (hierna: het perceel) dat gemeente Maarssen, een rechtsvoorganger van Gemeente Stichtse Vecht, in 1966 heeft gekocht en geleverd heeft gekregen. Het perceel is niet te koop aangeboden aan de vader van[eiser], destijds de heer van [naam].
Gemeente Maarssen heeft delen van het perceel verkocht en in eigendom overgedragen. Daarop zijn woningen gebouwd. De verkochte delen zijn niet te koop aangeboden aan de vader van[eiser]. Het deel van het perceel dat nog in eigendom van Gemeente Stichtse Vecht is - eerst kadastraal aangeduid met (gemeente Maarssen) [nummer], later met [nummer] en thans met [nummer] - bestaat op dit moment voornamelijk uit openbaar groen en wegen.
Bij notariële akte van 21 augustus 2002 is, ter uitvoering van een legaat van zijn vader, aan[eiser] de [naam] geleverd, waardoor hij daarvan heer is geworden, en een recht van nakoop met betrekking tot de Tien Morgen.
Het recht van nakoop houdt het volgende in. Bij verkoop van de grond waarop het recht van nakoop rust, heeft de koper de plicht om nadat de koopovereenkomst is gesloten, de grond te koop aan te bieden aan degene die het recht van nakoop heeft (hierna ook: de aanbiedingsplicht van de koper). Degene die het recht van nakoop heeft, heeft vervolgens het recht om de grond te kopen tegen dezelfde koopprijs als de prijs die voor de koper gold. Het recht van nakoop wordt ook wel het recht van naasting genoemd, het naastingsrecht.
De rechtbank Utrecht heeft een vordering van[eiser] om te verklaren voor recht dat het op het perceel rustende naastingsrecht door de gemeente dient te worden gerespecteerd en nageleefd, bij vonnis van 10 december 2003 afgewezen.[eiser]
[eiser] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen bij het gerechtshof Amsterdam. Het gerechtshof heeft een deskundigenbericht gelast (hierna: het deskundigenbericht). De deskundigen hebben onder meer het volgende geconcludeerd (
zie bladzijde 17 van het deskundigenbericht):
“De akte van 10 mei 1700 bevat een bedongen, zakelijk recht van voorkoop, dat in latere tijd tevens werd aangeduid als recht van voor- of nakoop en recht van nakoop, en dat in latere tijd eerder het karakter had van een recht van nakoop (naastingsrecht) dan het karakter van een recht van voorkoop. (…) Gerechtigd tot het recht (…) was de heer (of vrouwe) van [naam], dat wil zeggen de eigenaar (of eigenares) van de gelijknamige ambachtsheerlijkheid. Telkenmale dat (een gedeelte van) het betreffende perceel werd verkocht, moest de koop - (aanvankelijk) door de verkoper, c.q. (later) door de koper - worden aangeboden aan de gerechtigde.”
Bij arrest van 2 oktober 2012 (hierna: het arrest) heeft het gerechtshof Amsterdam het vonnis van 10 december 2003 van de rechtbank Utrecht vernietigd en voor recht verklaard
“dat het recht dat[eiser] heeft verkregen bij akte van 21 augustus 2002 voor zover rustend op het onroerend goed sectie C, Kadastraal gemeente Maarssen door de gemeente dient te worden gerespecteerd en te worden nageleefd”.

3.Het geschil

[eiser] vordert, samengevat, naar de rechtbank begrijpt:
-
Gemeente Stichtse Vecht te veroordelen de schade aan hem te vergoeden die de heer van [naam] in de periode van 1966 tot heden heeft geleden ten gevolge van het niet naleven van het op het perceel rustende recht in die zin dat gemeente Maarssen bij aan- en verkopen van (delen van) het perceel niet heeft voldaan aan de aanbiedingsplicht, vermeerderd met rente,
-
deskundigen te benoemen die het schadebedrag vaststellen,
-
voorwaardelijk, namelijk voor het geval de rechtsvordering tot schadevergoeding is verjaard, te verklaren voor recht dat het schadebedrag kan worden verrekend met koopsommen die de heer van [naam] in de toekomst bij koop van (delen van) het perceel betaalt,
-
Gemeente Stichtse Vecht te gelasten om, op straffe van verbeurte van een dwangsom, binnen 14 dagen na dit vonnis:
i. i) de huidige eigenaren van delen van het perceel te berichten dat destijds aan hen is verkocht zonder melding te maken van het recht van de heer van [naam],
ii)[eiser] een lijst te verstrekken van alle aan- en verkopen van (delen van) het perceel vanaf 16 december 1966 tot heden,
- Gemeente Stichtse Vecht te veroordelen in de kosten van dit geding.
Gemeente Stichtse Vecht voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

[eiser] voert de volgende grondslag voor zijn vordering tot vergoeding van schade aan. Op het perceel rust zowel het recht van voorkoop als het recht van nakoop waardoor bij (ver)koop van (delen van) het perceel zowel de verkoper als de koper een aanbiedingsplicht heeft. Op grond van het recht van nakoop had de gemeente Maarssen in haar hoedanigheid van koper de plicht het gekochte perceel binnen korte tijd na de koop in 1966 aan de vader van[eiser], destijds de heer van [naam], te koop aan te bieden. Op grond van het recht van voorkoop had en heeft de gemeente Maarssen in haar hoedanigheid van verkoper de plicht nadien te verkopen delen van het perceel eerst aan de heer van [naam] te koop aan te bieden. Gemeente Maarssen heeft aan die plichten niet voldaan en daardoor onrechtmatig gehandeld. Door dit handelen is schade geleden. Het perceel zou in 1966, indien door gemeente Maarssen aangeboden, door de vader van[eiser] zijn gekocht met het oog op projectontwikkelingswinst.
Het beroep van[eiser] op een recht van voorkoop kan hem niet baten, reeds omdat dat recht niet kenbaar kan zijn geweest aan gemeente Maarssen. De verdelingsakte van 29 september 1897, de bij het kadaster geregistreerde akte waarvan volgens[eiser] (de notaris van) gemeente Maarssen bij (ver)koop van (delen van) het perceel bij het kadaster nota had moeten nemen, vermeldt immers uitsluitend een recht van nakoop. Aan[eiser] zelf en voordien aan zijn vader is overigens ook alleen een recht van nakoop op de Tien Morgen geleverd; dit blijkt uit de leveringsakte van 21 augustus 2002.
Het recht van nakoop impliceert een aanbiedingsplicht van de koper (zie onder 2.6) De aanbiedingsplicht rustte dus alleen op gemeente Maarssen in haar hoedanigheid van koper na de koop van het perceel in 1966. In het midden kan echter blijven of de heer van [naam], doordat gemeente Maarssen niet aan die plicht heeft voldaan, schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Gemeente Stichtse Vecht beroept zich in dit verband terecht op verjaring.
Op grond van artikel 3:310 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Volgens[eiser] is die gebeurtenis het niet voldoen aan de aanbiedingsplicht door gemeente Maarssen binnen korte tijd na de koop in 1966, waardoor zijn vader, die het perceel zou hebben gekocht, projectontwikkelingswinst heeft gederfd. Indien veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat die korte tijd na de koop in 1966 in 1967 eindigde, is de verjaring van de rechtsvordering tot vergoeding van schade al in 1987 voltooid.
Niet is gesteld of gebleken dat de verjaring tijdig is gestuit;[eiser] stelt dat eerst in 1999 aanspraak is gemaakt op vergoeding van schade. Het beroep van[eiser] op verlenging van de verjaringstermijn op grond van, naar de rechtbank begrijpt, artikel 3:321 lid 1, aanhef en onder f, BW verwerpt de rechtbank.[eiser] heeft dit beroep onvoldoende onderbouwd. Hetzelfde geldt voor het betoog van[eiser] dat Gemeente Stichtse Vecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep op verjaring toekomt.[eiser]
[eiser] vordert voorwaardelijk, namelijk voor het geval de rechtsvordering tot schadevergoeding is verjaard, te verklaren voor recht dat het vast te stellen vorderingsrecht ter zake van vergoeding van schade kan worden verrekend met koopsommen die de heer van [naam] in de toekomst bij koop van (delen van) het perceel betaalt. De aan deze vordering verbonden voorwaarde is vervuld, zodat de vordering moet worden beoordeeld.
Artikel 6:131 BW bepaalt dat een bevoegdheid tot verrekening niet eindigt door verjaring van de rechtsvordering. De bevoegdheid tot verrekening moet echter, anders dan[eiser] kennelijk meent, al bestaan vóórdat de verjaringstermijn eindigt. Dit blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 6:131 BW
(Zie Toelichting Meijers, Parlementaire Geschiedenis boek 6, blz. 503).De gevorderde verklaring voor recht moet reeds hierom stranden.[eiser] wil immers verrekenen met toekomstige schulden, schulden die dus ontstaan na voltooiing van de verjaringstermijn (in 1987).
[eiser] vordert Gemeente Stichtse Vecht te gelasten de huidige eigenaren van delen van het perceel te berichten dat destijds aan hen is verkocht zonder melding te maken van het recht van de heer van [naam]. Ook deze vordering is niet toewijsbaar. Zonder deugdelijke toelichting, die[eiser] niet heeft gegeven, valt niet in te zien waarom Gemeente Stichtse Vecht jegens[eiser] is gehouden dit te doen; niet is gesteld of gebleken dat dit uit het recht van nakoop voortvloeit.
Hetzelfde geldt voor de vordering tot het verstrekken van een lijst van alle aan- en verkopen van (delen van) het perceel sinds de koop van het perceel in 1966.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van[eiser] moeten worden afgewezen.[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Stichtse Vecht worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.493,00

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vorderingen af,
veroordeelt[eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Stichtse Vecht tot op heden begroot op € 1.493,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
veroordeelt[eiser], onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Gemeente Stichtse Vecht volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.C. de Vaan, bijgestaan door mr. H.G. van Soolingen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2014.
1
1 HvS