ECLI:NL:RBMNE:2014:1003

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_783 en AWB-13-1727
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van zomer- en winterterrasvergunningen op een plein in de binnenstad van Amersfoort

Op 17 maart 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de verlening van zomer- en winterterrasvergunningen aan verschillende horecaondernemingen op een plein in de binnenstad van Amersfoort. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bij de verlening van de vergunningen het terrassenbeleid, zoals vastgelegd in de terrassennota, op een redelijke wijze had toegepast. De rechtbank leidde uit het beleid af dat er bij de totstandkoming van een terrassenindeling zoveel mogelijk overleg tussen de betrokken horecaondernemers moest plaatsvinden. In dit geval was er echter geen consensus bereikt over de terrassenindeling, waardoor de burgemeester genoodzaakt was om een indeling te kiezen die een zo groot mogelijk draagvlak onder de ondernemers had. De rechtbank oordeelde dat de procedure die de burgemeester had gevolgd zorgvuldig was en dat de belangen van de eisers voldoende waren meegewogen.

De rechtbank constateerde dat de eisers, die als horecaondernemingen betrokken waren bij de zaak, niet in hun beroep konden worden ontvangen voor bepaalde onderdelen, omdat zij geen bezwaar hadden gemaakt tegen eerdere besluiten. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de belangen van de eisers bij de terrassenindeling voldoende gewicht hadden gekregen. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de eisers dat de procedure niet transparant was en dat de terrassenindeling onevenredig was. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester de zomer- en winterterrasvergunningen op een zorgvuldige manier had verleend en dat de beroepen van de eisers ongegrond waren.

De uitspraak benadrukt het belang van overleg en consensus tussen horecaondernemers bij het vaststellen van terrassenindelingen, maar ook de ruimte die de burgemeester heeft om in het belang van de openbare orde en veiligheid beslissingen te nemen. De rechtbank bevestigde dat de burgemeester de bevoegdheid heeft om voorschriften te verbinden aan de vergunningen, zoals de terrasafmeting, en dat deze voorschriften in overeenstemming moeten zijn met de lokale regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 13/783 en UTR 13/1727

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2014 in de zaak tussen

1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 1], eiseres sub 1
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 2], eiseres sub 2
3.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 3], eiseres sub 3
eisers, alle te [vestigingsplaats]
(gemachtigde: mr. T.E.P.A. Lam)
en
1.
de burgemeester van de gemeente Amersfoort, verweerder sub 1,
2.
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder sub 2
(gemachtigde: mr. E.J. van Dijk)
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
1.
[Café 1], de vennootschap onder firma V.O.F. [VOF 1] en de vennootschap onder firma V.O.F. [VOF 2], alle te [vestigingsplaats] (gemachtigde: mr. M.B.Ph. Geeraedts)
2.
[A], uitbater van [restaurant], te [vestigingsplaats]
3.
[I], uitbater van [Café 2] te [vestigingsplaats]

Procesverloop

Bij besluiten van 16 juli 2012 en 24 augustus 2012 (de primaire besluiten 1) heeft verweerder sub 1 ten behoeve van horecaondernemingen [Café 1], [eiseres sub 1], [eiseres sub 2], [restaurant],
[Café 1], [VOF 2], [Café 3], [Café 2] [VOF 1] en [broodjeszaak] een zomerterrasvergunning verleend op het [Plein] te [vestigingsplaats] (het plein).
Daarnaast heeft verweerder sub 2 bij besluiten van 4 september 2012, 15 oktober 2012,
26 oktober 2012 en 9 november 2012 (de primaire besluiten 2) omgevingsvergunningen ten behoeve van horecaondernemingen [eiseres sub 2], [Café 1], [Café 2] [Café 1] en [eiseres sub 1] verleend voor het plaatsen van een multiparasolvoet op ieders terras op het plein.
Bij besluit van 20 december 2012 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder sub 1 de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten I ongegrond verklaard.
Bij het bestreden besluit 1 heeft verweerder sub 2 de bezwaren van eisers tegen de
primaire besluiten 2, voor zover het betreft de ten behoeve van eisers verleende omgevingsvergunningen, niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld. Deze beroepen zijn gezamenlijk geregistreerd onder zaaknummer UTR 13/783.
Bij besluiten van 16 november 2012 en 21 november 2012 (de primaire besluiten 3) heeft verweerder sub 1 ten behoeve van horecaondernemingen [VOF 1], [Café 1], [eiseres sub 2], [Café 1] en
[eiseres sub 1] een - tijdelijke - winterterrasvergunning op het plein voor de winterseizoenen 2012/2013 tot en met 2017/2018 verleend.
Bij besluit van 6 maart 2013 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder sub 1 de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten 3 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit 2 beroep ingesteld. Deze beroepen zijn gezamenlijk geregistreerd onder zaaknummer UTR 13/1727.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2014. Eisers zijn vertegenwoordigd door [C] en [D], bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder sub 1 en verweerder sub 2 hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, vergezeld door [E] en [F]. Derde-partijen [Café 1]
, [VOF 1] en [VOF 2] hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, vergezeld door [G], uitbater van [VOF 1], en
[H], uitbater van [VOF 2]. Verder zijn voornoemde [A] en [I] verschenen.

Overwegingen

1.
Het plein is gelegen in de binnenstad van Amersfoort.
2.
Eisers exploiteren horecaondernemingen onder de handelsnamen [eiseres sub 1]
, [eiseres sub 2] en [Café 1].
Ten aanzien van de beroepen onder UTR 13/783
3.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing
bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit 1 is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
4.
Verweerder sub 1 heeft aan de onder het procesverloop bij de primaire besluiten 1
genoemde horecaondernemingen een zomerterrasvergunning verleend voor een terras op het plein, waarin een voorschrift over de terrasafmeting is opgenomen. De locatie en de afmeting van het terras zijn weergegeven op de bij de primaire besluiten 1 gevoegde situatietekeningen. Verweerder sub 1 heeft voor de ten behoeve van de horecaondernemingen [Café 2]en [Café 1] verleende zomerterrasvergunningen ook als voorwaarde verbonden dat het terras tijdens de bloemenmarkt (vrijdagen van 09.00 tot 15.00 uur) zodanig wordt en blijft geplaatst dat een looppad van drie meter over het terras aanwezig is.
5.
De rechtbank moet de ontvankelijkheid van de beroepen ambtshalve beoordelen en
overweegt hiertoe als volgt.
6.
Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan geen beroep
worden ingesteld tegen een op bezwaar of in administratief beroep genomen besluit door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt of administratief beroep te hebben ingesteld tegen het oorspronkelijke besluit.
7.
De rechtbank stelt vast dat eiseres sub 1 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire
besluiten 1, waarbij zomerterrasvergunningen ten behoeve van eisers sub 2 en 3 zijn verleend. Niet is gebleken dat haar hiervan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. Gelet op artikel 6:13 van de Awb is eiseres sub 1 niet-ontvankelijk in haar beroep gericht tegen het bestreden besluit 1, voor zover daarbij een zomerterrasvergunning is verleend aan eisers sub 2 en 3.
8.
Ook stelt de rechtbank vast dat eiseres sub 2 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de
primaire besluiten 1, waarbij zomerterrasvergunningen ten behoeve van eisers sub 1 en 3 zijn verleend. Niet is gebleken dat haar hiervan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. Gelet op artikel 6:13 van de Awb is eiseres sub 2 niet-ontvankelijk in haar beroep gericht tegen bestreden besluit 1, voor zover daarbij een zomerterrasvergunning is verleend aan eisers sub 1 en 3.
9.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eiseres sub 3 geen bezwaar heeft gemaakt tegen de
primaire besluiten 1, waarbij zomerterrasvergunningen ten behoeve van eisers sub 1 en 2 zijn verleend. Niet is gebleken dat haar hiervan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. Gelet op artikel 6:13 van de Awb is eiseres sub 3 niet-ontvankelijk in haar beroep gericht tegen bestreden besluit 1, voor zover daarbij een zomerterrasvergunning is verleend aan eisers sub 1 en 2.
10.
Verder stelt de rechtbank vast dat op het adres, waar [broodjeszaak] was gevestigd,
inmiddels een nieuwe onderneming is gevestigd, waaraan verweerder sub 1 een zomerterrasvergunning op het plein heeft verleend. Niet is gebleken dat eisers thans nog belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepen tegen het
bestreden besluit 1, voor zover daarbij een zomerterrasvergunning is verleend aan [broodjeszaak]. In zoverre zijn de beroepen van eisers wegens het ontvallen van procesbelang niet-ontvankelijk.
11.
Over de omvang van de beroepen overweegt de rechtbank dat verweerder sub 1 bij
besluit van 13 juni 2013 (het primaire besluit 4) de bij besluit van 16 juli 2012 ten behoeve van [VOF 2] verleende zomerterrasvergunning heeft ingetrokken en dat hij een nieuwe zomerterrasvergunning heeft verleend, die deels ziet op het terras op het plein. Daarnaast heeft verweerder sub 1 bij besluit van 8 november 2013 (het primaire besluit 5) de bij besluit van 16 juli 2012 ten behoeve van [Café 3] verleende zomerterrasvergunning ingetrokken en heeft hij een nieuwe zomerterrasvergunning verleend. Eisers hebben tegen de primaire besluiten 4 en 5 bezwaren gemaakt. Verweerder sub 1 heeft de bezwaarschriften op grond van artikel 6:18, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank doorgezonden. Nu voor de bezwaren tegen de primaire besluiten 4 en 5 wordt verwezen naar de in dit beroep aangevoerde
beroepsgronden, worden de beroepen voor zover aan de orde mede te zijn gericht tegen de primaire besluiten 4 en 5.
12.
Hierna zal de rechtbank de beroepen voor het overige inhoudelijk beoordelen.
13.
Eisers bestrijden de terrassenindeling, die volgt uit het aan de zomerterras-
vergunningen verbonden voorschrift over de terrasafmeting in combinatie met de situatietekening.
14.
Verweerder sub 1 is op grond van artikel 2:10 D, vijfde lid, van de Algemene
Plaatselijke Verordening 2012 van de gemeente Amersfoort (APV) in samenhang met het derde lid van voornoemd artikel bevoegd om bij de verlening van een terrasvergunning voorschriften te verbinden over de afmetingen van het terras.
15.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder sub 1 bij het stellen van voorschriften bij een
terrasvergunning een beoordelingsmarge toekomt. Het is aan verweerder sub 1 om de verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 10 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX0748.
16.
Uit de stukken en wat op zitting is besproken, blijkt dat verweerder sub 1 bij de
aanwending van zijn bevoegdheid tot het verlenen van terrasvergunningen de door verweerder sub 2 vastgestelde ‘terrassennota 2009’ (terrassennota) analoog toepast. In de terrassennota staat in artikel 3.3, derde lid, vermeld dat voor de pleinen in de binnenstad het terrassenplan leidend is en dat dit in onderling overleg met de horecaondernemers is vastgesteld. De rechtbank acht dit beleid niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist, zodat verweerder sub 1 dit beleid in beginsel heeft kunnen toepassen.
17.
Eisers voeren aan dat er geen terrassenplan is. Voor een terrassenplan is, gelet op artikel
3.3, derde lid, van de terrassennota, vereist dat onder de horecaondernemers consensus bestaat over de terrasindeling. Hiervan is geen sprake, omdat eisers zich niet kunnen vinden in de terrasindeling. Nu in de terrassennota wordt verwezen naar de ‘Nadere regels Terrassen gemeente Amersfoort 2006’, had het terrassenplan er zelfs al moeten zijn op het moment van het vaststellen van deze nadere regels. Gelet op het ontbreken van een terrassenplan had verweerder sub 1 eerst beleid moeten vaststellen, voordat hij tot verlening van de zomerterrasvergunningen kon overgaan. In dit beleid dienden de criteria te worden vastgelegd, zodat inzichtelijk zou worden gemaakt hoe de verdeling van de terrassen in haar werk zou gaan. Volgens eisers heeft verweerder sub 1 ten onrechte nagelaten dergelijke beleidsregels te geven. Als gevolg hiervan is onduidelijk wat de uitgangspunten en criteria van verweerder sub 1 zijn geweest bij de terrassenindeling, aldus eisers.
18.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het plein de betrokken ondernemers er niet in
zijn geslaagd om samen tot een terrassenindeling te komen. Verweerder sub 1 heeft vervolgens ervoor gekozen om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, te weten Heerkens Consulting Ruimtelijke Ordening (Heerkens), om een voorstel te doen voor een herindeling van het plein. Dit voorstel diende tot stand te komen in overleg met de horecaondernemers, marktkooplieden, omwonenden en de betrokken gemeentelijke diensten. Verder heeft verweerder sub 1 aan Heerkens een aantal uitgangspunten voor de herindeling van het plein meegegeven, zoals het creëren van een natuurlijke afscheiding door de aanwezige bomen, het zo dicht mogelijk aansluiten bij de puien van de horecaondernemingen en het kunnen opstellen van multiparasols op de terrassen. Heerkens heeft vervolgens een praatprent opgesteld, die aan betrokkenen is voorgelegd en is besproken. Het voorstel van Heerkens tot de pleinindeling heeft geleid tot het verlenen van tijdelijke terrasvergunningen voor de zomer van 2011. Hierna heeft Heerkens een evaluatie uitgevoerd. Op grond van deze evaluatie heeft verweerder sub 1 zich op het standpunt gesteld dat een breed draagvlak bestond voor de terrassenindeling en is hij met enkele aanpassingen overgegaan tot verlening van de zomerterrasvergunningen.
19.
De rechtbank leidt uit het in de terrassennota neergelegde beleid, waarbij verweerder
sub 1 horecaondernemers vrijheid biedt bij het maken van een terrassenindeling, af, dat is beoogd om te bewerkstelligen dat bij het tot stand komen van een terrassenindeling van een plein zoveel mogelijk overleg plaatsvindt tussen de betrokken horecaondernemers. Het komt de rechtbank aannemelijk voor dat een in overleg met de betrokkenen vastgestelde terrassenindeling bijdraagt aan het tot stand komen van een indeling, die zoveel mogelijk recht doet aan de belangen van alle betrokkenen. Met betrekking tot de aldus gevolgde procedure brengt een redelijke uitleg van het terrassenbeleid, en in het bijzonder de in artikel 3.3, derde lid, van de terrassennota neergelegde bepaling dat het terrassenplan in onderling overleg met de horecaondernemers is vastgesteld, mee dat in het onderhavige geval, waarin de ondernemers er niet in zijn geslaagd in onderling overleg een terrassenplan op te stellen, dient te worden gekozen voor een terrassenindeling waarvoor onder de betrokken ondernemers een zo groot mogelijk draagvlak bestaat. Het op deze wijze invullen van het terrassenbeleid is onder de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank redelijk te achten. Met deze invulling van de beleidsregels wordt de met het beleid na te streven doelstelling bereikt, zodat hierin rechtvaardiging kon worden gevonden om het beleid aldus toe te passen. Verweerder sub 1 heeft dan ook bij het nemen van de individuele terrasbesluiten het door hem gehanteerde terrassenbeleid op deze wijze kunnen invullen. De beroepsgrond slaagt niet.
20.
Eisers voeren aan dat de door verweerder sub 1 gevolgde procedure bij het tot stand
komen van een terrassenindeling voor het plein niet transparant is geweest, zodat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest. Er heeft geen serieus overleg met hen plaatsgevonden. De interviews die Heerkens in het kader van de evaluatie met gemeenteambtenaren heeft gehouden, zijn niet aan eisers verstrekt. Bij het bestreden
besluit 1 heeft verweerder sub 1 slechts volstaan met het vermelden van de strekking van de adviezen van de marktmeester, de afdelingen stedelijk beheer en stedenbouw en de brandweer, waardoor eisers geen inzicht in deze adviezen hebben gekregen.
21.
Naar het oordeel van de rechtbank is de door verweerder sub 1 gevolgde procedure
zorgvuldig geweest. Uit het dossier volgt dat verschillende overleggen hebben plaatsgevonden, waarbij eisers zijn betrokken. Verweerder sub 1 heeft bij zijn besluitvorming de door eisers naar voren gebrachte voorstellen betrokken. Dat deze voorstellen niet allemaal zijn verwerkt in de uiteindelijke terrassenindeling, maakt niet dat de procedure onzorgvuldig is geweest. Daarbij acht de rechtbank van belang dat, zoals ook volgt uit hetgeen onder rechtsoverweging 15 is overwogen, de ruimte van eisers om invloed uit te oefenen op de invulling van de bevoegdheid van verweerder sub 1 tot het verlenen van een terrasvergunning beperkt is, zeker nu verweerder sub 1 gelet op het voorgaande de terrassenindeling niet (langer) aan de ondernemers zelf heeft kunnen overlaten. Mede in het licht hiervan was verweerder sub 1 dan ook niet gehouden om aan eisers de interviews en adviezen te verstrekken. Daarbij komt dat de adviezen van de marktmeester, de afdelingen stedelijk beheer en stedenbouw en de brandweer interne adviezen betreffen, die verweerder sub 1 ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit 1. Bij het bestreden besluit 1 is voldoende bekendheid aan de strekking van deze adviezen gegeven, zodat eisers door het instellen van beroep in de gelegenheid zijn geweest om hierop te reageren. De beroepsgrond slaagt niet.
22.
Eisers voeren verder aan dat verweerder sub 1 de zomerterrasvergunningen niet heeft
mogen verlenen, omdat de terrassenindeling, gelet op de gevelgrootte en bedrijfsvolume van de verschillende ondernemingen, onevenredig is. [eiseres sub 2] is één van de grootste ondernemingen van het plein, maar heeft in verhouding tot de omvang een klein terras gekregen. De terrassen van de ondernemingen van eisers sub 2 en sub 3 zijn slecht bereikbaar. De terrassenindeling biedt ook weinig mogelijkheden om in de toekomst uit te breiden.
23.
De rechtbank overweegt dat uit het evaluatierapport van Heerkens volgt dat de
horecaondernemers over het algemeen tevreden zijn over de terrassenindeling. Ter zitting hebben de derde-partijen bevestigd dat zij zich kunnen vinden in de terrassenindeling. Van onevenredig nadelige effecten voor eisers is de rechtbank niet gebleken. Hoewel de terrassen van [eiseres sub 1] en [Café 1] in vergelijking tot de in 2006 vergunde situatie relatief gezien niet substantieel groter zijn geworden, is het terras van [eiseres sub 2]
relatief gezien aanzienlijk groter geworden. De rechtbank betrekt daarbij ook dat de terrassen van andere horecaondernemers op het plein ook niet allemaal relatief gezien substantieel groter zijn geworden. Verweerder sub 1 heeft ter zitting erop gewezen dat de mogelijkheid bestaat dat de indeling in de toekomst door de komst van nieuwe horecaondernemers wordt gewijzigd. Verweerder sub 1 heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat aan de hier bedoelde belangen van eisers bij de terrassenindeling voldoende gewicht is toegekend en dat de bezwaren van eisers niet in de weg behoefden te staan aan de verlening van de zomerterrasvergunningen. De beroepsgrond slaagt niet.
24.
Eisers betogen ten slotte dat een looppad over het terras van [Café 1]
tijdens de vrijdagmarkt niet noodzakelijk is. Dit hebben zij onderbouwd met een rapport van [naam], waaruit volgt dat het looppad nauwelijks wordt gebruikt. Dat dit looppad over één van hun terrassen loopt, getuigt volgens eisers van willekeur.
25.
De rechtbank overweegt dat verweerder sub 1 heeft toegelicht dat het looppad ten tijde
van de vrijdagmarkt dient om een verbinding te hebben met de andere markten en om aan de zijde van de Lieve Vrouwestraat uit veiligheidsoogpunt tijdens de markt een doorgang te hebben. Wat er ook zij van de stelling dat het pad nauwelijks wordt gebruikt, verweerder
sub 1 heeft zich, gelet op zijn toelichting, op het standpunt mogen stellen dat het looppad noodzakelijk is. Van willekeur, zoals eisers hebben gesteld, is niet gebleken. Daarbij wordt betrokken dat het looppad niet alleen over het terras van eiseres sub 3 gaat, maar ook over het terras van een andere horecaondernemer. De beroepsgrond slaagt niet.
26.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder sub 1 aan de
zomerterrasvergunningen de voorwaarde over de terrasafmeting heeft kunnen verbinden, zoals hij heeft gedaan.
27.
Eisers voeren geen specifieke beroepsgronden aan tegen het bestreden besluit 1, voor
zover dat ziet op de verlening van omgevingsvergunningen voor het plaatsen van een multiparasolvoet op het terras op het plein. Hetgeen eisers naar voren hebben gebracht, leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat verweerder sub 2 ten onrechte de bezwaren, voor zover gemaakt tegen de ten behoeve van eisers verleende omgevingsvergunningen, niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat verweerder sub 2 voor het overige de omgevingsvergunningen had moeten weigeren.
28.
De beroepen zijn voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 voor het overige en
tegen de primaire besluiten 4 en 5 ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ten aanzien van de beroepen onder UTR 13/1727
29.
Verweerder sub 1 heeft aan de onder het procesverloop bij de primaire besluiten 3
genoemde horecaondernemingen een winterterrasvergunning voor de winterseizoenen 2012/2013 tot en met 2017/2018 verleend voor een terras op het plein, waarin een voorschrift over de terrasafmeting is opgenomen. De locatie en de terrasafmeting zijn weergegeven op de bij de primaire besluiten 3 gevoegde situatietekeningen.
30.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de beroepen stelt de rechtbank vast dat eisers
sub 2 en 3 geen bezwaar hebben gemaakt tegen de primaire besluiten 3, waarbij een winterterrasvergunning ten behoeve van eiseres sub 1 is verleend. Niet is gebleken dat hun hiervan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. Gelet op artikel 6:13 van de Awb zijn zij niet-ontvankelijk in hun beroep gericht tegen bestreden besluit 2, voor zover daarbij een winterterrasvergunning is verleend aan eiseres sub 1.
31.
Eisers hebben de verlening van de winterterrasvergunningen bestreden met dezelfde
beroepsgronden als die hiervoor ten aanzien van het beroep onder UTR 13/783 zijn besproken, daarmee betogende dat verweerder sub 1 niet tot het verbinden van de voorwaarde over de terrasafmeting heeft mogen besluiten.
32.
De rechtbank is, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor over de zomerterrasvergunningen
is overwogen, van oordeel dat verweerder sub 1 aan de winterterrasvergunningen de voorwaarde over de terrasafmeting heeft kunnen verbinden, zoals hij heeft gedaan.
33.
De beroepen voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2 zijn voor het overige
ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
UTR 13/783
  • verklaart het beroep van eiseres sub 1 tegen bestreden besluit 1, voor zover daarbij een zomerterrasvergunning is verleend aan eisers sub 2 en 3, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van eiseres sub 2 tegen bestreden besluit 1, voor zover daarbij een zomerterrasvergunning is verleend aan eisers sub 1 en 3, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van eiseres sub 3 tegen bestreden besluit 1, voor zover daarbij een zomerterrasvergunning is verleend aan eisers sub 1 en 2, niet-ontvankelijk;
  • verklaart de beroepen van eisers tegen het bestreden besluit 1, voor zover
daarbij een zomerterrasvergunning is verleend aan [broodjeszaak], niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen van eisers voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 voor het
overige en tegen de primaire besluiten 4 en 5 ongegrond;
UTR 13/1727
- verklaart de beroepen van eisers sub 2 en 3 tegen het bestreden besluit 2, voor
zover daarbij een winterterrasvergunning is verleend aan eiseres sub 1, niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen van eisers voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2 voor het
overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, en mr. T. Pavićević en
mr. K.J. Veenstra, leden, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2014.
(de griffier is verhinderd
deze uitspraak mede te ondertekenen)
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.