200504837/1.
Datum uitspraak: 10 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te Nijmegen,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/1726 van de rechtbank Arnhem van 5 april 2005 in het geding tussen:
de burgemeester van Nijmegen.
Bij besluit van 12 mei 2003 heeft de burgemeester van Nijmegen (hierna: de burgemeester) aan [vergunninghoudster] te Nijmegen een terrasvergunning verleend, strekkende tot het jaarlijks gedurende het tijdvak 1 maart tot 1 november onder voorwaarden op het trottoir voor het perceel [locatie] te Nijmegen mogen plaatsen van windschermen, parasols, tafels en stoelen.
Bij besluit van 13 oktober 2003 heeft de burgemeester het daartegen door de vergunninghoudster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 mei 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door de vergunninghoudster ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover daarbij het bezwaar van de vergunninghoudster tegen het aan haar terrasvergunning verbonden voorschrift, inhoudende dat het terras van 9.00 uur tot 23.00 uur geopend mag zijn, ongegrond is verklaard, en bepaald dat de burgemeester met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit dient te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 7 juli 2004 heeft de burgemeester, gevolg gevend aan deze uitspraak, het bezwaar van de vergunninghoudster gegrond verklaard, het besluit van 12 mei 2003 gedeeltelijk herroepen en de openingstijden van het terras aldus gewijzigd dat het terras geopend mag zijn tussen 09.00 uur en 01.00 uur.
Bij uitspraak van 5 april 2005, verzonden op 19 april 2005, heeft de rechtbank het daartegen door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 juli 2004 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 mei 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 30 juni 2005 heeft de vergunninghoudster, daartoe in de gelegenheid gesteld, haar zienswijze gegeven.
Bij brief van 18 juli 2005 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partij gezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2005, waar namens appellanten [gemachtigden] zijn verschenen. De burgemeester heeft zich niet doen vertegenwoordigen. Voorts is namens vergunninghoudster [gemachtigde] verschenen.
2.1. In hoger beroep komen appellanten alleen op tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 april 2005 voor zover de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. Zij betogen dat de rechtbank, nadat zij het besluit van 7 juli 2004 heeft vernietigd wegens het hanteren van een te beperkt afwegingskader bij de beoordeling van de vraag of een beperkend voorschrift ten aanzien van de sluitingstijd van het terras gerechtvaardigd is, ten onrechte uit een oogpunt van proceseconomie met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), de rechtsgevolgen van dat besluit in stand heeft gelaten.
2.2. De burgemeester heeft tegen het oordeel van de rechtbank dat ten grondslag ligt aan de vernietiging van het besluit van 7 juli 2004 geen hoger beroep ingesteld. Nu het door appellanten ingestelde hoger beroep zich niet tegen dit oordeel richt, moet van de juistheid daarvan worden uitgegaan.
2.3. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het besluit van 7 juli 2004 in stand gelaten, omdat naar haar oordeel de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door appellanten - in aanvulling op de overlast als gevolg van het stemgeluid van het terraspubliek - gestelde overlast, zo daarvan al sprake is, geen aanleiding vormt voor het stellen van een beperkend voorschrift ten aanzien van de sluitingstijd in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening van Nijmegen. Voorts heeft de rechtbank aan het in stand laten van de rechtsgevolgen ten grondslag gelegd dat voor het overige door appellanten geen omstandigheden zijn aangevoerd - en de rechtbank is daarvan ook anderszins niet gebleken - op grond waarvan gezegd zou moeten worden dat sprake is van een vorm van publieksgebonden hinder die mogelijk, wegens verstoring van de openbare orde of aantasting van het woon- en leefklimaat een rechtvaardiging zou kunnen vormen voor het stellen van een beperkend voorschrift wat betreft de sluitingstijd.
2.4. Voor in stand laten van de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit is volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer uitspraak van 9 september 2005 in zaak no. 200505035/1, ter voorlichting van partijen aangehecht) slechts plaats, indien nog slechts één besluit rechtens mogelijk is en wel van dezelfde strekking en inhoud als het vernietigde besluit.
2.5. Bij het stellen van voorschriften bij een terrasvergunning komt de burgemeester een beoordelingsmarge toe. Het is aan de burgemeester om de verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen, of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
Gelet op de beoordelingsmarge die de burgemeester heeft en de terughoudende toets die de rechter in verband daarmee zal dienen aan te leggen, is anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen plaats voor het oordeel dat nog slechts één besluit rechtens mogelijk is. Het is dan ook aan de burgemeester om in een nieuwe beslissing op bezwaar een belangenafweging te maken, zulks met inachtneming van het navolgende.
2.6. Gelet op de - in rechte onaantastbare - uitspraak van de rechtbank van 7 mei 2004 dient de burgemeester zich bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar te beperken tot de vraag of wegens andere feiten of omstandigheden dan de geluidsoverlast die appellanten stellen te ondervinden door het stemgeluid van het terraspubliek, het voorschrift omtrent de sluitingstijd van het terras kan worden gehandhaafd. Voorts dient de burgemeester daarbij rekening te houden met hetgeen de Afdeling heeft overwogen over inrichtinggebonden geluidhinder in haar uitspraak van 26 april 2006 in zaak no.
200507103/1.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak komt, voor zover aangevallen, wegens onjuiste toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb voor vernietiging in aanmerking.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 april 2005, AWB 04/1726, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten;
III. gelast dat de gemeente Nijmegen aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 207,00 (zegge: tweehonderdzeven euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van der Smissen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2006