ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2122

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16-656380-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en klinische opname

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en diefstal met geweld. De verdachte heeft op 12 oktober 2012 ingebroken in een winkel en goederen gestolen uit een supermarkt, waarbij hij dreigde met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, waaronder verslaving aan cannabis, cocaïne en alcohol, en dat hij ook zwakbegaafd is met borderline kenmerken. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd en heeft hem een gevangenisstraf van 262 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk. Dit voorwaardelijke deel is gekoppeld aan bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische opname in een forensische instelling. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de verdachte in een geschikte kliniek wordt geplaatst om terugval in druggebruik te voorkomen. De rechtbank heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gelast, zodat de hulp en begeleiding snel kunnen beginnen. De uitspraak is gedaan in het belang van zowel de maatschappij als de verdachte, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Sector strafrecht
Locatie Utrecht
parketnummer: 16/656380-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.
Raadsvrouw mr. M. van der Salm, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 24 januari 2013 en 26 maart 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 12 oktober 2012 heeft ingebroken in een winkel;
feit 2: op 12 oktober 2012 goederen uit een winkel heeft gestolen waarbij verdachte heeft gedreigd met geweld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 januari 2013.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
De door de rechtbank aangeduide bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummers van het proces-verbaal nummer[nummer]en zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Ten aanzien van feit 1:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 januari 2013;
- het proces-verbaal van aangifte van[aangever 1], pagina 78 en 79;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 oktober 2012, pagina 82 tot en met 85.
Ten aanzien van feit 2
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 januari 2013;
- het proces-verbaal van aangifte van[aangever 2], pagina 49 t/m 51;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1], pagina 52 t/m 56;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], pagina 57 t/m 60.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
-ten aanzien van feit 1:
op 12 oktober 2012 te Zeist, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkel gevestigd aan de [adres] heeft weggenomen twee rekken met daarin een hoeveelheid krasloten, toebehorende aan boek- en tijdschriftenhandel/winkel [bedrijf] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, te weten het inslaan van een etalageruit van voornoemde winkel;
- ten aanzien van feit 2:
op 12 oktober 2012 te Zeist, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een supermarkt gevestigd aan de [adres] heeft weggenomen een (plexiglazen) box/standaard gevuld met een hoeveelheid krasloten, toebehorende aan Jumbo supermarkten, welke diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (kassa-/servicebaliemedewerkster van die Jumbo supermarkt), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 1] een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, heeft laten zien;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2: diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
F. Jonker, gezondheidszorg psycholoog, die op 17 januari 2013 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport volgt dat bij verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, in de zin van een cannabis-, cocaïne-, en alcoholafhankelijkheid. Daarnaast is verdachte lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid, een borderline stoornis en theatrale karaktertrekken. Volgens de deskundige zijn deze psychische problematiek en beperkingen van invloed geweest op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 133 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, en daarbij de bijzondere voorwaarden dat verdachte mee zal werken aan een klinische opname en behandeling, zich zal houden aan een meldingsgebod en zich zal laten behandelen voor zijn verslavingsgedrag, een en ander conform het advies van de reclassering.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie. De verdediging heeft daarbij opgemerkt dat de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk dient te zijn aan de tijd de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, danwel, in het belang van verdachte, hooguit enkele dagen langer.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft bij een supermarkt een box met krasloten gestolen en daarbij een medewerkster een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp getoond.
Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers die daar nog geruime tijd de gevolgen van kunnen ondervinden. Voorts veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft ook ingebroken in een winkel en daar twee rekken met krasloten weggenomen. Dergelijke feiten veroorzaken financiële schade en overlast bij de benadeelden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- het strafblad van verdachte waaruit volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld;
- het omtrent verdachte uitgebrachte psychologisch rapport opgemaakt door F. Jonker d.d. 17 januari 2013, waarin de deskundige adviseert om verdachte te laten behandelen binnen een forensische verslavingskliniek met hoog beveiligingsniveau, waar gelijktijdig aan verslaving en psychiatrische problemen wordt gewerkt;
- het omtrent verdachte uitgebracht reclasseringsadvies van het Centrum Maliebaan (hierna te noemen: Victas) d.d. 15 januari 2013, opgemaakt door E.A.M. van Rie, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een klinische opname, een behandelverplichting en een meldingsgebod.
E.A.M. van Rie heeft ter zitting aangegeven dat het IFZ haar op 25 maart jl. heeft bericht dat verdachte geplaatst kan worden in de Woenselse Poort, een afdeling van de Forensisch Psychiatrische Kliniek De Grote Beek te Eindhoven. De Woenselse Poort is voor verdachte, gelet op zijn verslavingen en psychiatrische problematiek, een geschikte plek. Verdachte is daar geaccepteerd zonder een intake gesprek. Er is echter een wachtlijst van maximaal drie maanden. De duur van de klinische opname dient maximaal 12 maanden te bedragen. Verdachte zal, indien de rechtbank verdachte een klinische behandeling oplegt, in afwachting van de klinische opname, geplaatst worden op een overbruggingsplek. Het is daarbij van groot belang dat verdachte in het kader van de overbrugging in een voor hem geschikte kliniek wordt geplaatst en niet in een reguliere opvang. Verdachte zal in dat laatste geval naar alle waarschijnlijkheid terugvallen in druggebruik.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij geholpen wil worden en bereid is mee te werken aan een klinische behandeling. Verdachte lijkt oprecht een nieuwe en positieve wending aan zijn leven te willen geven.
De rechtbank zal aan verdachte een iets langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, om zodoende de reclassering en het IFZ de gelegenheid te bieden voor verdachte een geschikte overbruggingsplek te vinden, in afwachting van zijn plaatsing in De Woenselse Poort. De rechtbank acht het in het belang van de maatschappij en verdachte wenselijk dat verdachte, in afwachting van zijn opname in De Woenselse Poort, niet geplaatst wordt in een relatief - open opvanglocatie waar hij makkelijk in aanraking kan komen met alcohol en/of drugs, daar verdachte in dat geval naar alle waarschijnlijkheid terug zal vallen in druggebruik en mogelijk het plegen van strafbare feiten. Een tijdelijke plek in een (zoveel mogelijk gesloten) kliniek zou het meest geschikt zijn voor verdachte als overbrugging naar opname in De Woenselse Poort.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 272 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf, groot 90 dagen, voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf maakt begeleiding en behandeling van verdachte, zoals dit door Victas is geadviseerd, mogelijk en heeft voorts tot doel te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig zal maken.
De rechtbank gelast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, omdat dit ten gunste van verdachte is en het voor verdachte van belang is dat de hulp en begeleiding snel in gang wordt gezet, hetgeen verdachte ook heeft bevestigd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2: diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 262 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
*dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet houden aan de aanwijzingen hem gegeven door of namens de reclassering. Daartoe moet verdachte zich binnen drie dagen volgend op zijn ontslag uit de penitentiaire inrichting melden bij de reclassering van Victas, Tolsteegsingel 2a te Utrecht en moet verdachte zich blijven melden zo frequent als Victas dit gedurende de proeftijd nodig acht. In geval van een opname in een 24 uurs setting aansluitend op zijn detentie, geldt dat veroordeelde zich eveneens dient te houden aan het meldingsgebod, echter met dien verstande dat hij zich dient te melden bij Victas binnen drie dagen na beëindiging van de opname. In het geval dat verdachte eenzijdig de opname afbreekt, dient hij zich diezelfde dag te melden bij Victas;
* dat verdachte zich zal laten behandelen voor zijn verslavingsgedrag bij de Forensische Poli van Victas of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering van Victas, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem gegeven door of namens die instelling/behandelaar;
* dat verdachte zich zal laten opnemen en mee zal werken aan zijn behandeling in De Woenselse Poort, of een soortgelijke instelling, gedurende de termijn van twaalf maanden of zoveel korter als de leiding van die inrichting in overleg met Victas wenselijk acht;
* dat verdachte zich, ter overbrugging van de wachtlijst van de Woenselse Poort, zich zal laten opnemen en mee zal werken aan zijn behandeling in een nader en in overleg met Victas - door het IFZ aan te wijzen “overbruggingsplaats”.
De rechtbank acht wenselijk en noodzakelijk dat verdachte, gelet op de grote kans op terugval in druggebruik en daarmee de kans op recidive, in een voor hem geschikte overbruggingskliniek wordt geplaatst, en niet in een (reguliere) opvang waar verdachte in aanraking kan komen met drugs- en/of alcohol(gebruikers).
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het toezicht op de naleving daarvan, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf. (Hiervan is een aparte beschikking opgemaakt).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. C.A.M. van Straalen-Coumou, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een winkel
(gevestigd aan de [adres]) heeft weggenomen een of meer
rek(ken) met daarin een hoeveelheid krasloten, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan boek- en tijdschriftenhandel/winkel [bedrijf] in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ( te
weten het inslaan, althans forceren, van een (etalage)ruit van voornoemde
winkel);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Zeist, althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een
supermarkt gevestigd aan de [adres]) heeft weggenomen een
(plexiglazen) box/standaard gevuld met een hoeveelheid krasloten, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo supermarkten, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer 1] (kassa-/servicebaliemedewerkster van die
Jumbo supermarkt), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen,
althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, heeft laten zien en haar
daarbij heeft heeft "Kijk ik heb een pistool bij me" en/of "Kijk dit is wat
ik bij me heb", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht