ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1439

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/16/13/476 F
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een opgeheven vennootschap onder firma

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot faillietverklaring van een vennootschap onder firma (v.o.f.) die per 5 april 2011 was opgeheven. De verzoeksters, bestaande uit drie stichtingen, hebben het verzoek ingediend, waarbij zij zich beroepen op het feit dat de vennootschap en haar vennoten in een toestand verkeren waarin zij hebben opgehouden te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift op 12 april 2013 was ingediend en dat de vennoten op de zitting niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat het enkele feit dat de v.o.f. is opgeheven, niet in de weg staat aan de faillietverklaring, aangezien niet is gebleken dat de vereffening van de vennootschap is voltooid. Dit is in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad, die in een eerdere uitspraak heeft geoordeeld dat een faillietverklaring mogelijk is, zelfs als de vennootschap is ontbonden, zolang er geen bewijs is dat de vereffening is afgerond. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er summier bewijs is van de betalingsonmacht van de vennootschap en haar vennoten, en dat de verzoeksters een vorderingsrecht hebben.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en de vennootschap in staat van faillissement verklaard. De curator is belast met de taak om de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen te openen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.H.F. van Vugt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/13/476 F
vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken,
in de zaak van:
de stichtingen
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,
gevestigd te Amsterdam,
STICHTING AANVULLINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID, en
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,
beiden gevestigd te Harderwijk,
hierna: de verzoeksters,
advocaat: mr. E.T. van den Hout,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[bedrijf]., opgeheven per 5 april 2011,
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de vennootschap,
alsmede haar vennoten:
2. [vennoot 1]
wonende te [woonplaats],
hierna: vennoot 1,
3. [vennoot 2],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna: vennoot 2.
Verloop van de procedure
Het verzoekschrift tot faillietverklaring is op 12 april 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De griffier van deze rechtbank heeft de vennoten bij brief van 12 april 2013 kennis gegeven dat zij binnen veertien dagen na de dag van dagtekening van die brief een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kunnen indienen. De vennoten hebben geen verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend.
Het verzoekschrift is behandeld in raadkamer van deze rechtbank van 7 mei 2013. Namens de vennootschap en haar vennoten is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.
Beoordeling van het verzoek
Nu niet is gesteld of gebleken dat het centrum van de voornaamste belangen van de vennootschap zich in een andere lidstaat bevindt dan die waarin het hoofdkantoor van de vennootschap is gelegen, gaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 3 van de EU Insolventieverordening uit van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
Het (enkele) feit dat de vennootschap, zo blijkt uit het bij het verzoekschrift gevoegde uittreksel van de Kamer van Koophandel, is ontbonden per 5 april 2011, staat aan haar faillietverklaring niet in de weg, nu niet is gebleken dat haar vereffening is voltooid (HR 22 december 2009, LJN: BK 3574).
Na summier onderzoek is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de vennootschap alsmede haar vennoten in de toestand verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen. Ook van het vorderingsrecht van de verzoeksters is summierlijk gebleken.
Het verzoek zal met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 1, 2, 4, 6, en 14 van de Faillissementswet worden toegewezen.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart
1. de vennootschap onder firma
[bedrijf]., opgeheven per 5 april 2011, voorheen gevestigd te [vestigingsplaats], voorheen feitelijk gevestigd [adres], [postcode] [vestigingsplaats], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder dossiernummer [nummer],
alsmede haar vennoten:
2. [vennoot 1]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Polen), wonende [adres], [postcode] [woonplaats],
3. [vennoot 2],
geboren 30 juni 1980 te [geboorteplaats] (Polen), thans zonder bekende woon- of verblijfplaats,
in staat van faillissement;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank, mr. R.J. Verschoof,
en stelt aan tot curator mr. R. Reumkens, advocaat te IJsselstein (Ut);
geeft de curator last tot het openen van de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2013 te 15.00 uur.