ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ8795

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
16/654831-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot jeugddetentie voor afpersing en diefstal met geweld

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 164 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De zaak betreft meerdere ernstige feiten, waaronder afpersing in vereniging, diefstal met geweld en het opzettelijk beroven van iemand van zijn vrijheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een leeftijdsgenoot heeft afgeperst en daarbij geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen tot de afgifte van bankpassen en een pincode, waarbij hij en zijn medeverdachten gebruik maakten van bedreiging met geweld, waaronder het tonen van een mes en een schaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de rapportage van Bureau Jeugdzorg in aanmerking genomen, waaruit blijkt dat de verdachte begeleiding nodig heeft om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft besloten om de jeugddetentie niet onvoorwaardelijk op te leggen, gezien de positieve stappen die de verdachte heeft gemaakt in zijn begeleiding. Daarnaast is er een werkstraf van 200 uren opgelegd, subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €2200,- toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op de strafbaarheid van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/654831-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 15 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1995]
wonende te [woonplaats], [adres]
Raadsman mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode 10 juni 2012 tot 2 juli 2012 te Baarn tezamen en in vereniging met een ander, met geweld, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen;
feit 2: op 1 maart 2012 te Baarn tezamen en in vereniging met anderen, met geweld, goederen heeft gestolen toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer 2] heeft afgeperst;
feit 3: op 1 maart 2012 te Baarn tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich ten aanzien van feit 1 op de aangifte van [slachtoffer 1], de getuigenverklaringen en de uitgelezen pingberichten. De officier van justitie baseert zich ten aanzien van feit 2 en feit 3 op de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat ten aanzien van feit 1 de zaak bol staat van verdachtmakingen, vermoedens en verklaringen van horen zeggen, maar dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is waaruit betrokkenheid van verdachte blijkt. Als het gaat om het versturen van pingberichten is er blijkens het dossier geen bericht afkomstig van verdachte. De overige feitelijkheden zijn toegespitst op het incident bij de Speeldoos. Hiervan is de verdediging van mening dat alleen aangever belastend heeft verklaard en dat deze verklaring onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Voorts stelt de verdediging dat ten behoeve van het medeplegen in onvoldoende mate is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking.
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde onder feit 2 en feit 3 gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 1
Aangever [slachtoffer 1] verklaart op 2 juli 2012 bij de politie dat hij zich ongeveer een maand geleden samen met vier vrienden, [aangever], [benadeelde], [A] en [B], bevond aan de Gerrit van der Veenlaan in Baarn ter hoogte van het station. Zij werden aangesproken door een jongen die aangever herkende als [medeverdachte ]. [medeverdachte ] was met een andere jongen die aangever herkende als [verdachte]. [verdachte] is 17 jaar oud en zit op de [naam] mavo. Aangever hoorde [medeverdachte ] zeggen dat hij had gehoord dat aangever en zijn vrienden in verdovende middelen dealden en dat hij hierdoor minder inkomsten had. Voor straf legde [medeverdachte ] aangever een boete op van €300,-. Aangever kreeg van [medeverdachte ] een week de tijd om het geld te regelen. [medeverdachte ] zei daarbij dat Baarn klein was en dat hij aangever toch wel een keer zou zien. [benadeelde] moest aan [medeverdachte ] een geldbedrag van € 400,- betalen. Aangever zag dat [benadeelde] door [medeverdachte ] onder druk werd gezet om te betalen. Aangever zag dat [verdachte] [benadeelde] een klap in het gezicht gaf. Op 22 juni 2012 was aangever samen met een aantal vrienden, onder wie [getuige 1] en [benadeelde], in het park tegenover de Speeldoos in Baarn. Hij zag twee scooters opdoemen. Hij zag dat een van de scooters werd bestuurd door [medeverdachte ]. Verder herkende hij [verdachte]. Aangever voelde zich op dat moment enorm in het nauw gedreven. Aangever hoorde dat [medeverdachte ] vroeg waarom hij niet op zijn ping had gereageerd. [medeverdachte ] zei hem om even mee te lopen. Aangever zag dat ook [verdachte] met hen mee liep. Zij liepen naar een lantaarnpaal in het park. Onder de lantaarnpaal controleerde [medeverdachte ] de zakken van aangever. Aangever voelde dat [medeverdachte ] zijn zakken doorzocht. Aangever zag en voelde dat [medeverdachte ] hem in het gezicht sloeg. Aangever voelde dat [verdachte], die bij [medeverdachte ] was, hem aan zijn kleding mee trok naar het donkerdere gedeelte in het park, achter de bosschages. Aangever voelde en zag dat hij door [medeverdachte ] en [verdachte] werd geslagen en gestompt. Aangever zag dat [medeverdachte ] met zowel zijn linker als zijn rechter tot vuist gebalde handen op hem in bleef slaan. Aangever zag en voelde dat [verdachte] het zelfde deed. Vervolgens voelde aangever dat [medeverdachte ] hem met kracht onderuit schopte.
Aangever heeft een foto van de [verdachte] die hij in zijn aangifte bedoelt van de internetsite Hyves gehaald en deze aan de politie getoond. Deze foto bevindt zich in het dossier. Verdachte is deze foto ter zitting getoond en hij heeft verklaard dat hij de persoon op de desbetreffende foto is.
Getuige [benadeelde] heeft verklaard dat hij samen met aangever, [aangever] en [getuige 1] bij het NS station in Baarn was. Op dat moment kwamen twee jongens aan die hij kent als [medeverdachte ] en [verdachte]. [medeverdachte ] vertelde dat [benadeelde] weed haalde voor anderen en dat hem dat geld kostte. [benadeelde] kreeg daarom een boete en moest
€ 400,- betalen. [slachtoffer 1] kreeg een boete van € 300,- en [getuige 1] kreeg ook een boete van € 300,.[medeverdachte ] en [verdachte] kwamen heel agressief over. [benadeelde] voelde zich bedreigd. [benadeelde] kreeg plotseling een klap van [verdachte]. Een week later was [benadeelde] samen met [slachtoffer 1], [getuige 1] en nog wat jongens bij de Speeldoos toen er plotseling vier jongens aankwamen op twee scooters. Dat waren in ieder geval [medeverdachte ] en [verdachte]. [slachtoffer 1] moest meelopen met [medeverdachte ] en [verdachte]. [benadeelde] hoorde dat aangever [slachtoffer 1] in elkaar werd geslagen en dat hij en iedereen het kon horen. [benadeelde] belde diezelfde avond met [slachtoffer 1] die hem al huilend vertelde dat hij weg had kunnen lopen en dat zij hem op zijn kop aan het schoppen waren.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij bij de Speeldoos stond met een groep van ongeveer tien jongens, waaronder [slachtoffer 1] en [benadeelde]. Twee scooters kwamen op hen af rijden. Hij herkende [medeverdachte ] en [verdachte], Marokkaanse jongens uit Baarn. [medeverdachte ] is 19 jaar en [verdachte] is 17 jaar. [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte ] en [verdachte] zeggen dat je een boete moet betalen en dan steeds ergens afspreken waar je moet komen. Zij vragen dan steeds geld. Dit heeft ook bij [getuige 1] plaatsgevonden in januari of februari 2012. [medeverdachte ] en [verdachte] spraken hem toen ook aan en zeiden dat hij binnen een week een boete van
€ 300,- moest betalen. Bij de Speeldoos in Baarn werd [slachtoffer 1] direct door [medeverdachte ] en [verdachte] aangesproken en hij moest met hen meelopen. [medeverdachte ] en [verdachte] namen hem mee naar bosjes waar wat bomen staan en men uit het zicht kon staan van anderen. [getuige 1] hoorde dat er klappen werden gegeven en hoorde dreunen op zijn jas of lichaam. [getuige 1] hoorde aangever kreunen. Hij had het idee dat iedereen in de groep wel wist dat [slachtoffer 1] onder handen werd genomen vanwege het niet voldoen van betalingen of boetes zoals zij het noemen.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij onder meer met [benadeelde] en [getuige 1] bij het park tegenover de Speeldoos was. [medeverdachte ] en [verdachte] kwamen op een scooter aan bij de groep. Op een gegeven moment namen ze aangever mee. Even later kwamen ze zonder aangever terug. Zij waren ongeveer vijf à tien minuten weggeweest.
Medeverdachte [medeverdachte ] heeft verklaard dat hij aangever bij de Speeldoos in Baarn heeft aangesproken en heeft meegenomen. Medeverdachte heeft aangever twee trappen gegeven. Hij had in de pingberichten de druk opgevoerd dat aangever het geld moest regelen. Medeverdachte had gezegd en gepingd dat aangever een boete moest betalen.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Uit het voorgaande blijkt dat het verweer van de raadsman dat alleen aangever belastend heeft verklaard over het geweldsincident bij de Speeldoos feitelijke grondslag mist.
De rechtbank ziet daarnaast een duidelijk verband tussen de oplegging van de boete aan aangever bij het station in Baarn en het geweldsincident bij de Speeldoos. Dit verband blijkt uit de pingberichten die [medeverdachte ] aan aangever heeft gestuurd. Hoewel er geen aanwijzingen in het dossier zitten dat verdachte bij deze pingberichten betrokken is geweest, acht de rechtbank bewezen dat het verband tussen beide gebeurtenissen ook voor verdachte duidelijk moet zijn geweest, gelet op de modus operandi, zoals deze onder meer blijkt uit de verklaring van [getuige 1], inhoudende dat [medeverdachte ] en [verdachte] boetes opleggen en aangeven waar je moet komen om te betalen.
De rechtbank acht op grond van het hiervoor weergegeven bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
Aangezien verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de raadsman niet voor vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [slachtoffer 2].
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode 10 juni 2012 tot 02 juli 2012 te Baarn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen met een bedrag aan geld toebehorende aan [slachtoffer 1], tezamen en in vereniging met een ander als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en zijn mededader
- die [slachtoffer 1] mee laten lopen naar het park en de zakken van die [slachtoffer 1] doorzocht en
- vervolgens die [slachtoffer 1] meermalen tegen het lichaam geslagen en gestompt en
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht, althans het hoofd gestompt en
- die [slachtoffer 1] meermalen met kracht onderuit geschopt/getrapt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 01 maart 2012 te Baarn tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen bankpassen en een laptop en een mobiele telefoon en een geldbedrag van 1.000 euro toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van bankpassen en het ter beschikking stellen van een pincode toebehorende aan [slachtoffer 2]
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
- bij die [slachtoffer 2] in de auto zijn gestapt en
- de autogordel van die [slachtoffer 2] hebben aangetrokken en
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] hebben gehouden en
- een bottenschaar/wildschaar aan die [slachtoffer 2] hebben getoond en voorgehouden en gericht en
- die [slachtoffer 2] dreigend hebben toegevoegd dat ze geld wilden hebben en dat ze hem zouden vermoorden en
- de keel van die [slachtoffer 2] hebben dichtgeknepen;
3.
op 01 maart 2012 te Baarn en Soest en Amersfoort tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk nadat zij in de auto van die [slachtoffer 2] zijn gestapt,
- de autogordel van die [slachtoffer 2] aangetrokken en
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] gehouden en
- een bottenschaar/wildschaar aan die [slachtoffer 2] getoond en voorgehouden en gericht en
- die [slachtoffer 2] gedwongen naar zijn woning te rijden en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze geld wilden hebben en dat ze hem zouden
vermoorden en
- de keel van die [slachtoffer 2] dichtgeknepen,
in elk geval die [slachtoffer 2] hebben belet te gaan of staan waar hij wilde.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1: poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 164 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal meewerken aan begeleiding van de jeugdreclassering in het kader van de maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden ITB-Plus.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeufddetentie.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 en feit 3 bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd. Verdachte heeft reeds veel positieve stappen gemaakt en bij het opleggen van onvoorwaardelijke jeugddetentie zal de positieve ontwikkeling worden doorkruist.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met een mededader geprobeerd een leeftijdsgenoot af te persen. Verdachte en zijn mededader hebben hierbij het slachtoffer grote vrees aangejaagd, geslagen en geschopt om het slachtoffer zo geld afhandig te maken. Verdachte heeft voorts samen met twee mededaders een zwakbegaafde man beroofd van zijn geld, goederen en zijn vrijheid door gebruik van geweld en onder bedreiging van woorden, een mes en een schaar. Dit betreft ernstige feiten. Uit het dossier blijkt dat verdachte hiermee gevoelens van grote angst bij beide slachtoffers teweeg heeft gebracht. De rechtbank rekent het de jeugdige verdachte zwaar aan dat hij heeft deelgenomen aan deze brutale feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportage van Bureau Jeugdzorg d.d. 30 januari 2013. De heer A. Pijpker van Bureau Jeugdzorg heeft op de zitting van 1 februari 2013 een toelichting op dit rapport gegeven. Hieruit blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Binnen het onderzoek komt naar voren dat de risicofactoren zijn te constateren binnen de domeinen ‘relaties en vrije tijd’. De Jeugdreclassering is van mening dat verdachte op deze gebieden begeleiding behoeft om recidive te voorkomen. Geadviseerd wordt de maatregel Hulp en Steun op te leggen, waarvan zes maanden ITB-Plus. Daarnaast wordt een onvoorwaardelijk werkstraf geadviseerd.
De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke jeugddetentie. Gelet op het feit dat verdachte positieve stappen maakt in de begeleiding met de Jeugdreclassering en in het eindexamenjaar zit zal de rechtbank ervan af zien deze op te leggen en volstaan met de door de officier gevorderde onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank 164 dagen voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde verbinden. Met deze voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit voortzetting van de begeleiding door de Jeugdreclassering mogelijk, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht, nu er zonder de begeleiding van de jeugdreclassering ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom ook de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar verklaren. De rechtbank acht het noodzakelijk een zwaardere werkstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd om recht te doen aan de ernst van de feiten en zal verdachte veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1606,34, waarvan € 856,34 voor materiële schade en € 750,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces. Tevens heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2200,-, waarvan € 1400,- voor materiële schade en € 800,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces.
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde] in zijn vordering nu de vordering niet ziet op feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], te weten € 1400,- voor materiële schade en € 800,- voor immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en heeft bepleit tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet worden afgewezen voor zover deze ziet op het geld dat is weggenomen uit de portemonnee nu uit het dossier niet blijkt hoeveel geld er uit de portemonnee is weggenomen. De verdediging is van mening dat het bedrag voor de laptop dient te worden gematigd. Uit het dossier blijkt dat de laptop niet werkte toen deze werd weggenomen. De verdediging is van mening dat het overige deel van de vordering kan worden toegewezen.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering nu het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet aan verdachte is ten laste gelegd. De benadeelde partij kan desgewenst haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De behandeling van de vordering van [slachtoffer 2] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag van € 2200,- (tweeëntwintighonderd euro), te weten € 800,- voor immateriële schade en € 1400,- voor materiële schade voldoende aannemelijk is gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf de dag waarop de schade is ontstaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Verdachte is niet gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen indien dit bedrag door één of meer mededaders is betaald.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77a, 77aa, 77g, 77gg, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 282, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 180 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 164 dagen, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan (een van) de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
*zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
*ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
*medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
*zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Hulp en Steun, waarvan zes maanden ITB-Plus, worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg.
Beveelt dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 200 uren.
Beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 100 dagen;
Benadeelde partijen
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2200,- (tweeëntwintighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2], aan de Staat € 2200,- (tweeëntwintighonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, met dien verstande dat indien dit bedrag al door één of meer mededaders is betaald, verdachte hiervan gevrijwaard is. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door jeugddetentie van 32 dagen vervangen. De toepassing van die jeugddetentie heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Vanwersch en D.A.C. Koster, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 februari 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode 10 juni 2012 tot 02 juli 2012 te Baarn, althans
arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of
meerdere bedrag(en) aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn
mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of
(één of meer van) zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] één of meer pingbericht(en) gestuurd met bedreigende
en/of intimiderende teksten en/of
- die [slachtoffer 1] mee laten lopen naar het park en/of de zakken van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben bevoeld en/of doorzocht en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (meermalen) tegen het lichaam geslagen
en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht, althans het hoofd gestompt
en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) met kracht onderuit geschopt/getrapt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2012 te Baarn, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer
bankpas(sen) en/of een laptop en/of een mobiele telefoon en/of een geldbedrag
van (ongeveer) 1.000 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en /
of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en /
of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot
de afgifte van één of meer bankpas(sen) en/of het ter beschikking stellen van
een pincode, in elk geval van enige gegevens, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- bij die [slachtoffer 2] in de auto is/zijn gestapt en/of
- de autogordel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben aangetrokken en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de keel van die
[slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of
- een bottenschaar/wildschaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan/op
die [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend heeft/hebben toegevoegd dat ze geld wilden hebben
en/of dat ze hem zouden vermoorden en/of
- de keel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben dichtgeknepen;
3.
hij op of omstreeks 01 maart 2012 te Baarn en/of Soest en/of Amersfoort,
althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de
vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- (nadat hij/zij in de auto van die [slachtoffer 2] is/zijn gestapt) en/of
(vervolgens) de autogordel van die [slachtoffer 2] aangetrokken en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de keel van die
[slachtoffer 2] gehouden en/of
- een bottenschaar/wildschaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan/op
die [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen naar zijn woning te rijden en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze geld wilden hebben en/of dat ze hem zouden
vermoorden en/of
- de keel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben dichtgeknepen,
in elk geval die [slachtoffer 2] heeft/hebben belet te gaan of staan waar hij wilde.