ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7967

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
07.660231-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor eendaadse samenloop van poging tot zware mishandeling en mishandeling meermalen gepleegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 15 juli 2012 in Almere betrokken was bij een gewelddadig voorval. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, mishandeling, en bedreiging, alsook van het opzettelijk beschadigen van twee voertuigen. Tijdens de terechtzitting op 4 februari 2013 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.H.N. Peters. De officier van justitie, mr. P. Poppe, presenteerde de vordering en de verdediging bracht hun standpunten naar voren. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de politie als bewijs gebruikt. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft mishandeld en bedreigd met een mes. De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kon herinneren wat er was gebeurd, maar de rechtbank oordeelde dat zijn gedrag ernstig was en dat hij verantwoordelijk was voor zijn daden. De rechtbank legde een werkstraf van 240 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 774,42. De rechtbank benadrukte de impact van het geweld op de slachtoffers en de financiële schade aan de voertuigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 07.660231-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats], [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 4 februari 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H.N. Peters, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Poppe en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) pers(o)on(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 1]
- (met kracht) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) naar achteren heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen) en/of
- op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- met een (stanley)mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, heeft gesneden /geprikt/ gestoken (door met dat mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, zwaaibewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1]),
en/of met dat opzet die [slachtoffer 2]
- met een (stanley)mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, in haar hand heeft gestoken/gesneden/geprikt en/of
- heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Almere opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
met dat opzet die [slachtoffer 1]
- (met kracht) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) naar achteren heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen) en/of
- op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- met een (stanley)mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, heeft gesneden/geprikt/ gestoken (door met dat mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, zwaaibewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1]),
en/of met dat opzet die [slachtoffer 2]
- met een (stanley)mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, in haar hand heeft gestoken/gesneden/geprikt en/of
- heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen,
waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Almere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend
- op die [slachtoffer 1] af gelopen en heeft hij, verdachte, een (stanley)mes in de richting van die [slachtoffer 1] gewezen/gehouden en/of
- met dat (stanley)mes om zich heen gaan zwaaien en/of
- (vervolgens) met dat (stanley)mes, achter die [slachtoffer 1] aan gerend en/of
heeft hij, verdachte, (daarbij) deze [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood, ik maak je dood, jongen" en/of "je gaat eraan [slachtoffer 1], je gaat eraan, je gaat dood jongen" en/of "Jij bent dood, jij bent dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2012 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk
- een personenauto (te weten een Renault Megane Grand Tour met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- een personenauto (te weten een Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 impliciet primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 met name op de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], het bij de aangevers geconstateerde letsel, de bevindingen van de politie en de verklaring van de verdachte. Ten aanzien van feit 3 baseert de officier van justitie zich met name op de verklaringen van de aangevers [benadeelde] en [slachtoffer], de verklaring van [slachtoffer 1] en de verklaring van de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde feit. De verdediging heeft daarbij gewezen op de in het ter zitting overgelegde schriftelijk pleidooi omschreven gronden.
Met betrekking tot de onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 15 juli 2012 in zijn woning aan de [adres] in Almere was. Buiten werd aangever door NN2 (de rechtbank begrijpt zoals hieronder weergegeven: de verdachte) vastgepakt bij zijn ochtendjas ter hoogte van zijn borstkas. Verdachte duwde hem naar achteren en daardoor viel aangever op de grond. Aangever zag dat verdachte met zijn hand naar de achterzak van zijn broek greep en vervolgens een mes in zijn hand had. Verdachte liep dreigend op aangever af en wees met het mes in de richting van aangever. Verdachte zwaaide wild om zich heen met het mes. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd. Hij is naar de overkant van de straat gerend. Verdachte kwam achter hem aanrennen, nog steeds zwaaiend met het mes. Aangever hoorde verdachte schreeuwen. Aangever is in de richting van een blauwe Renault Megane gerend, voorzien van kenteken [kenteken]. Verdachte en aangever renden meerdere rondjes om de auto heen. Verdachte sloeg op de auto en aangever zag dat verdachte aan de ruitenwisser van de Renault Megane trok. Verdachte had de ruitenwisser in zijn hand. Aangever was vervolgens in de richting van een witte auto, vermoedelijk een Fiat Panda gerend. Verbalisant heeft in het proces-verbaal van verhoor opgemerkt dat dit voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken].
Verdachte kwam weer achter aangever aan rennen. Hij had nog steeds het mes in zijn hand. Aangever en verdachte hebben een aantal rondjes om de Fiat gerend. Aangever zag dat verdachte van deze Fiat de buitenspiegel vernielde. De vriendin van aangever kwam uit hun woning lopen en verdachte liep richting zijn vriendin. Verdachte zwaaide wild om zich heen met het mes. De vriendin van aangever bewoog haar handen naar haar gezicht.
Aangever zag dat verdachte het mes in de richting van zijn vriendin bewoog.
Aangever heeft voorts verklaard dat verdachte hem tijdens het vechten had geslagen. Verdachte had hem geraakt op zijn hoofd. Doordat verdachte met het mes in de richting van aangever zwaaide had aangever een schram op zijn linkerpols opgelopen. Aangever had ook een bult op zijn hoofd.
Verbalisant [verbalisant], die de aangifte van [slachtoffer 1] opnam, zag bij [slachtoffer 1] een schram van ongeveer drie centimeter op de linkerpols en een grote bult op zijn hoofd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de foto’s in het dossier, waarop het letsel op de linkerpols en schaafwonden op de benen van aangever staan afgebeeld. De rechtbank stelt vast dat op de foto van de pols van [slachtoffer 1] een snijwond is te zien.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 15 juli 2012 in haar woning aan de [adres] in Almere was. Ze hoorde een hoop geschreeuw. Buiten zag ze dat haar partner rondjes rende om een aantal auto’s en dat een licht getinte jongen achter hem aanrende. Ze zag dat deze persoon iets in zijn hand had. Haar partner en de jongen bleven rennen. Die jongen schreeuwde “ik maak je dood, ik maak je dood, jongen”. De jongen kwam op aangeefster aflopen en ze zag dat hij een mes in zijn hand had. De jongen kwam met het mes gericht op haar aflopen. Op het moment dat aangeefster haar handen naar haar hoofd bracht zag ze dat de jongen met dat mes een stekende beweging maakte in haar richting. Aangeefster voelde een venijnig sneetje aan haar linkerhand. De jongen duwde haar, waardoor zij achterover op de grond viel. Aangeefster zag dat de jongen terugliep naar haar partner. Ze hoorde de jongen zeggen “je gaat eraan [slachtoffer 1], je gaat eraan, je gaat dood, jongen, je gaat dood, jongen”. Haar partner en de jongen bleven achter elkaar aanrennen.
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaarde dat zij zich zeer bedreigd had gevoeld. Door het incident had zij letsel aan haar linkerhand bekomen. Dit letsel gaf haar pijn en ongemak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de foto in het dossier, waarop het letsel op de linkerhand van aangeefster staat afgebeeld.
Aangever [benadeelde] heeft bij de politie verklaard dat hij op 15 juli 2012 vanuit zijn woning aan de [adres] te Almere naar buiten keek en zijn overbuurman en een getinte Surinaamse man achter elkaar aan om auto’s heen zag rennen. Hij hoorde de man naar de buurman schreeuwen “ik maak je dood”. De man begon van de auto [benadeelde], een witte Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken] , onderdelen af te trekken. Er was al een spiegel van de auto afgetrokken. De man trok de achterruitwisser van de auto en sloeg daarmee tegen de auto en het dak. Vervolgens brak hij de antenne eraf. Door het slaan met de antenne was er lakschade en een deuk op het dak ontstaan en lakschade op de linkerdeur, de linkerspiegel en de motorkap. [benadeelde] zag dat de man door de politie werd aangehouden.
De door de politie aangehouden verdachte bleek te zijn [verdachte]. De politie relateert dat toen zij ter plaatse kwamen zij zagen dat de verdachte aan auto’s aan het trekken was en ruitenwissers van auto’s trok. De verbalisanten hoorden verdachte schreeuwen “jij bent dood, jij bent dood”. Toen verdachte door de politie werd vastgepakt en op de grond was gelegd hoorde de politie hem schreeuwen “ik heb een stanleymes in mijn rechterachterzak”. Later werd op straat een stanleymes aangetroffen.
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij op 15 juli 2012 in zijn woning aan de [adres] was en buiten zag dat een man en de buurman rondjes rond zijn auto gingen rennen. Zijn auto stond geparkeerd voor zijn woning en betrof een donkerblauwe Renault Megane Grand Tour voorzien van kenteken [kenteken]. De man trok de dakantenne van de auto en hij trapte tegen de spiegel aan. Van omstanders hoorde aangever dat de man ook met een mes in zijn autobanden had gesneden. Aangever zag dat over de hele auto krassen zaten, de dakantenne was beschadigd, de ruitenwisser voor was totaal afgebroken en de zijspiegel was er helemaal afgetrapt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 15 juli 2012 een black-out had gehad en zich niet meer kon herinneren wat hij had gedaan. Hij had die dag een discussie gehad met zijn vriendin. Daarna had hij gedronken en was hij de deur uit gegaan. Wat hij zich daarna weer kon herinneren was dat hij werd aangehouden. Verdachte verklaarde dat hij heel erg was geschrokken van wat er was gebeurd en dat hij veel spijt had van wat hij had gedaan.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs bewezen dat verdachte zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft geduwd, alsmede dat hij aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte met een mes heeft staan zwaaien naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat verdachte daarbij stekende bewegingen heeft gemaakt naar zowel die [slachtoffer 1] als die [slachtoffer 2]. Door die stekende bewegingen met dat mes is [slachtoffer 1] in zijn pols gesneden en is [slachtoffer 2] in haar hand vlakbij haar pols geprikt. De pols is een zeer kwetsbaar deel van het lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de pols de belangrijke slagader zit. Het steken met een mes naar personen, zoals verdachte heeft gedaan, levert naar het oordeel van de rechtbank dan ook een poging tot zware mishandeling op. In combinatie met het duwen en slaan acht de rechtbank ook de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewezen.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en mishandeling. Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, is sprake als eenzelfde feit, in meer dan één strafbepaling valt. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan sprake.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [benadeelde], alsmede de bevindingen van de politie, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 juli 2012 in Almere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.`
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Ten aanzien van beide feiten verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte gezwaaid heeft met een mes. In die zin is sprake van eendaadse samenloop.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1], [benadeelde] en [slachtoffer] tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 juli 2012 in Almere de Renault Megane van [slachtoffer] en de Fiat Cinquecento [benadeelde]t heeft beschadigd.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 15 juli 2012 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan personen genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- heeft vastgepakt en vervolgens naar achteren heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen en
- op het hoofd heeft geslagen en
- met een stanleymes heeft gesneden door met dat mes zwaaibewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1],
en met dat opzet die [slachtoffer 2]
- met een stanleymes in haar hand heeft geprikt en
- heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen,
terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid;
en
op 15 juli 2012 te Almere opzettelijk mishandelend personen genaamd [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2], met dat opzet die [slachtoffer 1]
- heeft vastgepakt en vervolgens naar achteren heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 1] is gevallen en
- op het hoofd heeft geslagen en
- met een stanleymes heeft gesneden door met dat mes zwaaibewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1],
en met dat opzet die [slachtoffer 2]
- met een stanleymes in haar hand heeft geprikt en
- heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen,
waardoor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
2.
op 15 juli 2012 te Almere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend
- op die [slachtoffer 1] af gelopen en heeft hij, verdachte, een stanleymes in de richting van die [slachtoffer 1] gehouden en
- met dat stanleymes om zich heen gaan zwaaien en
- vervolgens met dat stanleymes achter die [slachtoffer 1] aan gerend en
heeft hij, verdachte, daarbij deze [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood, ik maak je dood, jongen" en/of "je gaat eraan [slachtoffer 1], je gaat eraan, je gaat dood jongen" en/of "Jij bent dood, jij bent dood”.
3.
op 15 juli 2012 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk
- een personenauto (te weten een Renault Megane Grand Tour met kenteken [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer], en
- een personenauto (te weten een Fiat Cinquecento met kenteken [kenteken]), toebehorende aan [benadeelde],
heeft beschadigd.
Van het onder feit 1 impliciet primair, feit 1 impliciet subsidiair, feit 2 en feit 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Eendaadse samenloop van:
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
En
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Eendaadse samenloop van:
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
en
Mishandeling, meermalen gepleegd
en
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, neermalen gepleegd.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde straf een te zware sanctie is en dat een werkstraf dan wel een voorwaardelijke gevangenisstraf meer passend is in deze zaak. De raadsman heeft daarbij verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte een first-offender is en het feit dat verdachte berouwvol is en een excuusbrief aan de slachtoffers heeft geschreven.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Met name het geweld dat verdachte heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] rekent de rechtbank hem zwaar aan. De uitbarsting van verdachte en het geweld waarmee zij uit het niets rond middernacht werden geconfronteerd moet een enorme impact hebben gehad op deze slachtoffers. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dit soort feiten nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren en ook nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden.
Verdachte heeft diezelfde nacht ook twee auto’s beschadigd door (onder meer) de ruitenwissers van de auto’s te trekken en spiegels van de auto’s te trappen. Verdachte heeft hiermee de eigenaren van deze auto’s flinke financiële schade berokkend.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 8 januari 2013 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank houdt hiermee rekening in het voordeel van verdachte.
De rechtbank houdt tevens in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat verdachte voor de zitting een excuusbrief aan de slachtoffers heeft geschreven. Ook ter zitting heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Hij heeft spijt betuigd en komt naar de indruk van de rechtbank oprecht berouwvol over.
Mevrouw R. Meindertsma, reclasseringswerkster bij Tactus Verslavingszorg, heeft in haar rapport van 29 oktober 2012 naar voren gebracht dat het recidiverisico laag is en dat verdachte zelf in staat is om problemen op een adequate manier aan te pakken. Een reclasseringstoezicht als stok achter de deur heeft daarom geen meerwaarde. De reclassering adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigen. Gelet op het blanco strafblad van verdachte en zijn proceshouding acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter op dit moment een te forse sanctie. De rechtbank zal verdachte daarom een onvoorwaardelijke straf in de vorm van een werkstraf opleggen. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal dit een werkstraf van de wettelijk maximale duur zijn. Daarnaast acht de rechtbank, ondanks dat sprake is van een laag recidiverisico, een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Dit om verdachte te doordringen van de ernst van hetgeen hij heeft gedaan en om hem er in de toekomst van te weerhouden (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
10 DE BENADEELDE PARTIJ
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 774,42.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de door de benadeelde partij ingediende vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat uit het bij de vordering gevoegde schadeformulier niet blijkt welke schade aan de auto precies door verdachte is veroorzaakt. Zo staan de afgebroken spiegel en de afgebroken ruitenwisser niet op het formulier vermeld. De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte wel bereid is om de door de benadeelde partij geleden schade te vergoeden en dat hij zich wat dat betreft refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[benadeelde] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 3 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 774,42, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank overweegt nog dat op het bij de vordering gevoegde schadeformulier als oorzaak van de schade staat vermeld “molest/vandalisme”. Daarmee is het verband tussen het gevorderde schadebedrag en het door verdachte gepleegde strafbare feit naar het oordeel van de rechtbank gegeven. Dat niet apart staat vermeld dat ook de ruitenwisser en de spiegel zijn afgebroken doet daar niet aan af.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 45, 55, 57, 61, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De strafbepalingen, die bij de straftoemeting worden toegepast, zijn art. 285, art. 302 en art. 350 van het Wetboek van Strafrecht.
13 BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 impliciet primair, 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 impliciet primair, feit 1 impliciet subsidiair,
feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 774,42 (zegge: zevenhonderdvierenzeventig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 3 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 15 juli 2012, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 774,42 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Iedema, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en
M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2013.
Mr. Ferschtman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.