RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 07.660121-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 februari 2013
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 4 februari 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte niet is verschenen. Ter terechtzitting is verschenen
mr. I.V. Nagelmaker, die heeft verklaard door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.E.M. van de Ven en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 april 2012 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een supermarkt gevestigd aan de [adres]) heeft weggenomen een pak koekjes (merk Oreo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt "Dirk van den Broek", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2.
hij op of omstreeks 25 april 2012 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
3.
hij op of omstreeks 07 mei 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een kassiere van) het winkelbedrijf Vomar (filiaal [adres]) te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag (van 22,80 euro), in elk geval van enig goed of geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid uit (een schap van) voornoemde winkel twee, in ieder geval een, krat(ten) bier (merk: Dommelsch) heeft gepakt en/of (vervolgens) dit/deze krat(ten), alsof hij hiervan de eigenaar was, aan de kassiere heeft getoond en/of daarbij een kassabon heeft overlegd/gegeven (waarop stond vermeld dat bij voornoemde winkel twee, in
ieder geval een, krat(ten) bier (merk Dommelsch) is/zijn betaald/gekocht) en/of heeft verdachte (daarbij) aan voornoemde kassiere en/of aan een andere medewerk(st)er van voornoemd winkelbedrijf gevraagd waar hij, verdachte, dit/deze krat(ten) kon ruilen/retourneren, omdat hij het niet meer nodig had, althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij op of omstreeks 11 mei 2012 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk/type: Kpn Samsung galaxy, kleur: wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Media Markt (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2012 in de gemeente Almere opzettelijk een telefoon (merk/type: Kpn Samsung galaxy, kleur: wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Media Markt (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende(n) had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te
verlaten voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat/die goed(eren) anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft verzocht verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Aangever [Aangever 1] heeft namens supermarkt Dirk van den Broek, gevestigd aan de [adres] in Almere, aangifte gedaan van diefstal op 6 april 2012. Aangever gaf daarbij aan dat hij zag dat verdachte in het koekpad stond en een pak Oreo koekjes uit het schap pakte. Verdachte stopte de koekjes in zijn jas en bood deze niet ter betaling aan de kassa aan. Verdachte is achter de kassa aangehouden. De verdachte gaf op te zijn [verdachte].
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het klopte dat hij een pak koek had gestolen.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 6 april 2012 in Almere een pak Oreo koekjes heeft weggenomen bij supermarkt Dirk van den Broek.
Ten aanzien van feit 2
Op 25 april 2012 werd verdachte door de politie gecontroleerd op het Spoorbaanpad te Almere. Na navraag bij de meldkamer door de politie bleek dat verdachte ongewenst in Nederland verbleef.
In het dossier bevindt zich een beschikking van 26 mei 2009, waaruit volgt dat verdachte op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet ongewenst is verklaard.
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij illegaal in Nederland verbleef toen hij werd gecontroleerd door de politie op 25 april 2012.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde het volgende verweer gevoerd:
De beschikking van de Staatssecretaris van Justitie van 26 mei 2009, waarbij verdachte, die de Italiaanse nationaliteit heeft en derhalve EU burger is, ongewenst is verklaard, verwijst naar verschillende veroordelingen door de Nederlandse strafrechter. Deze veroordelingen betreffen echter in hoofdzaak winkeldiefstallen, zodat geen sprake is van persoonlijk gedrag van verdachte dat een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt, die een beperking -in de vorm van ongewenstverklaring- van de vrijheid van verkeer en verblijf van verdachte kan rechtvaardigen. Nu de ongewenstverklaring in strijd is met rechtstreeks werkende bepalingen van het recht van de Europese Unie, kan het onderdeel “op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift” niet bewezen worden verklaard. De raadsvrouw heeft hierbij verwezen naar een arrest van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 2 februari 2010, waarbij een Frans staatburger vrijgesproken werd van het delict van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij een strafrechtelijke vervolging ter zake van art. 197 Sr dient de rechter in voorkomende gevallen te onderzoeken of de ongewenstverklaring in strijd is met rechtstreeks werkende bepalingen van Europees gemeenschapsrecht (de Rechtbank thans: Unierecht) alsmede, indien ter zake verweer is gevoerd, van dat onderzoek in zijn uitspraak te doen blijken en gemotiveerd op dat verweer te beslissen. Het voorgaande geldt ook indien tegen de desbetreffende beschikking een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat of heeft opengestaan en de verdachte van deze rechtsgang geen gebruik heeft gemaakt. Voor een veroordeling is immers vereist dat komt vast te staan dat de ongewenstverklaring berust op enig wettelijk voorschrift. Zie terzake: Hoge Raad 13 juli 2010 LJN BL2854, r.o. 3.5.
De Staatssecretaris van Justitie grondt zijn beslissing om verdachte ongewenst te verklaren kort samengevat op het volgende. Verdachte is verslaafd aan heroïne en hij is meermalen veroordeeld door de strafrechter. Met zijn aan het gebruiken van heroïne en het plegen van strafbare feiten verbonden gedrag veroorzaakt verdachte met zeer grote regelmaat overlast. Dat levert een verstoring van de openbare orde op. Omdat er geen gedragsverbetering bij verdachte valt waar te nemen, bestaat recidivegevaar, dat een actuele bedreiging van de openbare orde vormt. Gelet op de recidive van verdachte heeft deze bedreiging bovendien een aanhoudend en structureel karakter hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat met zijn verblijfsbeëindiging een fundamenteel belang van de samenleving wordt gediend.
De rechtbank merkt op dat deze bedreiging niet denkbeeldig was, maar bewaarheid is door de delicten, die verdachte na het maken en uitreiken van de beslissing heeft gepleegd, ter zake waarvan hij veroordeeld is of thans veroordeeld wordt. Gelet hierop is voldaan aan de in het recht van de Europese Unie vastgelegde voorwaarden, in het bijzonder in artikel
27 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, om een burger van de Unie tot ongewenst vreemdeling te kunnen verklaren. Dat de veroordelingen van verdachte door de strafrechter hoofdzakelijk winkeldiefstallen betreffen doet daaraan niet af. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde stukken het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Aangever B. Muller heeft namens supermarkt de Vomar, gevestigd in Almere, aangifte gedaan van een strafbaar feit op 7 mei 2012. Aangever gaf daarbij aan dat hij op de camerabeelden van de winkel had gezien dat de verdachte zonder artikelen de winkel in kwam en later bij de kassa twee kratten bier wilde retourneren. Aangever zag dat de kratten bier in de winkelwagen stonden en dat deze kratten uit de winkel kwamen. De verdachte gaf op te zijn [verdachte]. Het ging om een bedrag van € 22,80.
Verbalisant Achterbergh heeft de camerabeelden van supermarkt de Vomar, gelegen aan de [adres] te Almere, bekeken. Op de beelden zag hij dat op 7 mei 2012 om 12.27 uur verdachte met een leeg winkelkarretje de supermarkt binnen ging. Om 12.28 uur was duidelijk te zien dat op de achterzijde van het winkelkarretje die verdachte bij zich had twee roodkleurige bierkratten stonden herkenbaar van het merk Dommelsch.
Om 12.29 uur was te zien dat verdachte met het karretje waar twee kratten bier opstonden bij de kassa aan kwam. Verdachte overhandigde een kassabon aan de medewerkster van de winkel.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 7 mei 2012 bij de Vomar met het kassabonnetje en twee kratten bier naar de kassa was gegaan. Hij had aan de kassière gevraagd waar hij het bier kon ruilen, omdat hij het bier niet meer nodig had.
Verdachte heeft ook verklaard dat hij de twee kratten bier de dag daarvoor had gekocht bij de Vomar en dat hij op 7 mei 2012 met deze gekochte kratten bier de winkel was binnen gegaan om te retourneren. Gelet op hetgeen op de camerabeelden is gezien door de verbalisant en de aangever acht de rechtbank deze verklaring van verdachte niet aannemelijk en ongeloofwaardig.
De rechtbank acht op grond van voornoemd bewijs het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Aangever [Aangever 2] heeft namens de Mediamarkt, gevestigd aan de [adres] te Almere, aangifte gedaan van diefstal op 11 mei 2012. Aangever gaf daarbij aan dat hij zag dat een man een telefoon pakte van het merk Samsung en dat de man de alarmen eraf haalde. De man liep richting de kassa en hij liep de kassa voorbij zonder de telefoon te betalen. Aangever trof de Samsung telefoon aan in de jaszak van de man. De Samsung telefoon was eigendom van de Mediamarkt. Het betrof een KPN Samsung Galaxy, kleur wit. De man gaf op te zijn genaamd [verdachte].
Getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij op 11 mei 2012 van zijn leidinggevende hoorde dat er een man in de winkel liep met een telefoontoestel. De man zou schichtig om zich heen kijken. Getuige zag dat de man een verpakking in zijn jaszak had. De man ging in de rij staan om af te rekenen. Opeens liep hij de kassa voorbij. In de ophoudruimte zag getuige direct dat er een mobiele telefoon in de jaszak van de man zat. De man gaf de telefoon aan de heer Koshrawi. Getuige zag dat de verpakking beschadigd was. De mobiele telefoon zat nog in het doosje.
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van aangever [Aangever 2] en getuige [getuige] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 mei 2012 in Almere een telefoon van de Media Markt heeft weggenomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 06 april 2012 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een supermarkt gevestigd aan de [adres] heeft weggenomen een pak koekjes (merk Oreo), toebehorende aan supermarkt "Dirk van den Broek".
2.
op 25 april 2012 in de gemeente Almere, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
3.
op 07 mei 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen, een kassière van het winkelbedrijf Vomar (filiaal [adres]) te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van 22,80 euro, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk uit een schap van voornoemde winkel twee kratten bier (merk: Dommelsch) heeft gepakt en vervolgens deze kratten, alsof hij hiervan de eigenaar was, aan de kassière heeft getoond en daarbij een kassabon heeft overlegd (waarop stond vermeld dat bij voornoemde winkel twee kratten bier (merk Dommelsch) zijn betaald) en heeft verdachte daarbij aan voornoemde kassière gevraagd waar hij, verdachte, deze kratten kon ruilen/retourneren, omdat hij het niet meer nodig had, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
op 11 mei 2012 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk/type: Kpn Samsung galaxy, kleur: wit), toebehorende aan het winkelbedrijf Media Markt (filiaal [adres]).
Van het onder de feiten 1, 2, 3 en 4 primair meer of anders tenlastegelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van feit 1 en feit 4 primair:
Telkens: diefstal.
Ten aanzien van feit 2:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Ten aanzien van feit 3:
Poging tot oplichting.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten.
Verdachte heeft goederen gestolen bij twee winkels. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder opleveren voor de gedupeerde bedrijven. Diefstallen kosten winkels, en daardoor ook het publiek, jaarlijks veel geld. Verdachte heeft hier nimmer bij stilgestaan en kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen gewin.
Daarnaast heeft verdachte geprobeerd om kratten bier bij de Vomar te retourneren die hij net daarvoor uit het schap had gepakt en dus niet eerder had gekocht/betaald. Indien hij in zijn opzet geslaagd zou zijn, zou verdachte met zijn doortrapte handelen ook deze winkel financiële schade toegebracht hebben. Het vertrouwen van het aldaar werkzame winkelpersoneel heeft hij op ernstige wijze geschonden. Kennelijk heeft verdachte zich van deze gevolgen totaal geen rekenschap gegeven.
Tot slot is verdachte als ongewenst vreemdeling in Nederland gebleven, terwijl hij wist dat hij niet in Nederland mocht zijn.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat verdachte eerder meermalen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Daaronder bevinden zich veel veroordelingen voor diefstallen en oplichting, mede tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Alles overziende en rekening houdend met de richtlijnen van het LOVS die op strafbare feiten als thans bewezenverklaard van toepassing zijn, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende sanctie is. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.
12 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45, 57, 197, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder de feiten 1, 2, 3 en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. M. Iedema en
M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2013.
Mr. Ferschtman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.