ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ5802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16-100149-01
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling en continuering van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging

In de zaak met parketnummer 16/100149-01 heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de verdachte. De officier van justitie had op 28 november 2012 gevorderd om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bestudeerd, waaronder adviezen van deskundigen en rapportages van de reclassering. De psychiater-manager van Kade 17, E.C. van Lith, heeft in een e-mail van 14 februari 2013 aangegeven dat de verdachte sinds 9 juli 2012 in zorg is bij Kade 17 en dat er een beperkt inzicht is in zijn problemen. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte goed functioneert binnen de geboden structuur, maar dat er een risico bestaat dat hij zijn medicatie niet zal blijven gebruiken als de terbeschikkingstelling wordt opgeheven. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen als redenen aangevoerd om de terbeschikkingstelling te verlengen. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging onderzocht, maar concludeert dat het nog te vroeg is om deze stap te zetten. De rechtbank heeft de reclassering verzocht om de komende maanden te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor de verdachte, met inachtneming van zijn medicatie-inname en huisvesting. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de terbeschikkingstelling van de verdachte met één jaar te verlengen en de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te continueren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie: Utrecht
Parketnummer: 16/100149-01
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 18 maart 2013
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [1981],
verblijvende te [woonplaats], [adres]
advocaat mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht
heeft de officier van justitie op 28 november 2012 de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 28 november 2012, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] voornoemd met één jaar;
- het arrest van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 21 augustus 2002, waarbij [verdachte] is veroordeeld voor zware mishandeling gepleegd met voorbedachte rade en ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is gaan lopen op 5 januari 2003;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 27 december 2011, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van één jaar en waarbij de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd;
- de voortgangsverslagen van Reclassering Nederland omtrent [verdachte], opgesteld door R. Jens, van 17 april 2012 en 2 juli 2012;
- een advies van Reclassering Nederland omtrent [verdachte], opgemaakt door R. Jens, d.d. 30 oktober 2012, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te verlengen met één jaar;
- een Pro Justitia rapport d.d. 21 november 2012 van J.M.J.F. Offermans, psychiater, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te verlengen met één jaar;
- het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Utrecht d.d. 17 december 2012;
- de beslissing van de rechtbank Utrecht d.d. 28 december 2012, waarbij het onderzoek is heropend en vervolgens geschorst teneinde Offermans - voornoemd - en een deskundige verbonden aan Kade 17 te horen.
2 De procesgang
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 4 maart 2013 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is [verdachte] gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
Voorts zijn de deskundigen J.M.J.F. Offermans, psychiater, en R. Jens, reclasseringsmedewerker, gehoord.
3 Het standpunt van de deskundigen
Het standpunt van Reclassering Nederland blijkt uit het onder 1 genoemde advies van 30 oktober 2012. In dat advies is omtrent [verdachte] het navolgende geconcludeerd.
[verdachte] heeft zich netjes aan de gestelde voorwaarden gehouden en heeft goed contact met de reclassering en zijn begeleiders van de SBWU.
Hij functioneert bij de SBWU-voorziening goed. Duidelijk is dat hij blijvend afhankelijk is van de professionele structuur en duidelijkheid die hier geboden worden. Er is voldoende toezicht en er wordt voldoende structuur geboden door zijn begeleiders. [verdachte] functioneert naar behoren dankzij deze begeleiding en dankzij de noodzakelijke (antipsychotica) medicatie. Hij zal wellicht zijn leven lang een beroep moeten blijven doen op een beschermde woonvorm. Daarnaast zal er toezicht moeten zijn op de behandeling en begeleiding van zijn psychiatrisch toestandsbeeld.
[verdachte] heeft echter een gebrekkig ziekte/probleem besef en de kans is groot dat hij, zodra de terbeschikkingstelling wegvalt, zijn medicatiegebruik zal staken met alle gevolgen van dien. De reclassering acht het noodzakelijk dat zij toezicht blijft uitoefenen op het functioneren van betrokkene en naleving van de voorwaarden, genoemd in het maatregelenrapport van 24 augustus 2011 en de beslissing van de rechtbank van 27 december 2011.
De reclassering is van mening dat het huidige terbeschikkingstelling-kader (voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging) de beste waarborg biedt dat [verdachte] gebruik blijft maken van de voorzieningen van de SBWU en zijn noodzakelijke (depot) medicatie blijft gebruiken.
Daarom adviseert de reclassering de rechtbank, om redenen zoals ook bij de risicoanalyse beschreven, de terbeschikkingstelling met voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging met 1 jaar te verlengen. Het komend jaar kan eventueel worden onderzocht of het strafrechtelijke kader vervangen zou kunnen worden door een civielrechtelijk kader verzorgd door Kade 17.
Het standpunt van J.M.J.F. Offermans, psychiater, blijkt uit het door hem op 21 november 2012 uitgebracht advies. In dat advies is omtrent [verdachte] het navolgende geconcludeerd.
[verdachte] heeft baat gehad bij de behandeling door de Pompekliniek en later bij de begeleiding door de SBWU en ambulante contacten met De Waag en vervolgens Kade 17. Het vervolg op de klinische behandeling in een transmurale setting (SBWU) met woonbegeleiding en ook de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling heeft gezorgd voor een stapsgewijze opbouw van vrijheden, waarbinnen [verdachte] goed functioneert in zijn werk en op zijn woonplek, medicatietrouw is gebleven en zich heeft weten te onthouden van middelengebruik. Van belang zal zijn deze positieve ontwikkelingen voort te zetten. Daarnaast dient echter gewaarschuwd te worden voor het risico om [verdachte] te overschatten in zijn (beperkte) mogelijkheden. Er lijkt sprake van een grote druk - zowel vanuit [verdachte] als zijn familie - om de terbeschikkingstelling achter zich te laten en verder te gaan met een zoveel mogelijk ‘huisje-boompje-beestje’ bestaan. De ernst van zijn aandoening (schizofrenie) impliceert echter dat stapjes vooruit met een grote mate van geleidelijkheid dienen plaats te vinden, waarbij tevens relevant is dat het betrokkene bijna volledig ontbreekt aan ziektebesef en volledig aan ziekte-inzicht en dat hij zichzelf voortdurend overschat. Dit kan bij onvoldoende zorg tot gevolg hebben dat betrokkene niet meer de noodzaak van (anti-psychotisch) medicatiegebruik inziet en ook zou kunnen denken dat incidenteel of bescheiden middelengebruik ‘geen kwaad’ kan.
Geadviseerd wordt de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling met nog een jaar te continueren, waarbij gedurende dit jaar de mogelijkheid van een Rechterlijke Machtiging (RM) onderzocht en eventueel in gang gezet kan worden.
Van E.C. van Lith, psychiater-manager Kade 17, is een e-mail van 14 februari 2013, gericht aan de officier van justitie, ter terechtzitting overgelegd. Deze deskundige geeft aan dat [verdachte] sinds 9 juli 2012 in zorg is bij Kade 17. Volgens de deskundige heeft [verdachte] een beperkt zicht op zijn problemen en zijn beperkingen. Hij laat zich bemoeienis deels aanleunen zonder daar zelf de noodzaak van in te zien. Dat maakt ook dat een geheel vrijwillige behandeling niet aan de orde is. Op termijn lijkt een geleidelijke overgang van de terbeschikkingstelling naar een civiel rechtelijk kader (voorwaardelijke RM) wel haalbaar. Met daarbij de kanttekening dat Kade 17 pas ruim een half jaar [verdachte] in zorg heeft en de ervaring leert dat dan nog wel terughoudendheid past als gekeken wordt naar de toekomst.
Ter terechtzitting d.d. 4 maart 2013 heeft deskundige Offermans zijn advies nader toegelicht.
De deskundige heeft zijn in het advies neergelegde standpunt over het ziekte-besef en het ziekte-inzicht van [verdachte] herhaald. In zijn huidige woonsetting zoekt [verdachte] nog veel contact en steun, hetgeen niet op autonomie wijst.
Bij een voorwaardelijke RM zal er minder toezicht zijn, omdat de reclassering dan wegvalt.
Naar de mening van de deskundige is het nog te vroeg om nu al over te gaan naar een voorwaardelijke RM. Daartoe zal het komende jaar moeten blijken dat [verdachte] autonomer wordt. Voorts zal hij moeten inzien dat begeleid/beschermd wonen het maximaal haalbare is. Het risico van zelfstandig wonen is dat [verdachte] vereenzaamt, als gevolg van het psychiatrisch beeld en de verstandelijke beperkingen.
[verdachte] stopt met het innemen van zijn medicatie, is het risico op recidive matig tot hoog.
Deskundige Jens heeft ter terechtzitting van 4 maart 2013 verklaard dat hij van mening blijft dat het belangrijk is dat [verdachte] beschermd blijft wonen. Hij krijgt op dit moment dagelijks zijn medicatie uitgereikt door de begeleiding en éénmaal per drie weken krijgt hij een medicatiedepot per injectie bij Kade 17.
Desgevraagd heeft deskundige Jens aangegeven dat, indien de rechtbank zou overgaan tot een verlenging van de terbeschikkingstelling, de reclassering vervolgens - als het goed gaat met [verdachte] - in overleg zal treden met Kade 17 over de haalbaarheid van een (voorwaardelijke) RM. Uiteindelijk zal Kade 17 dan de RM aanvragen.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar gevorderd, alsmede continuering van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
5 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft er op gewezen dat [verdachte] toekomstverwachtingen heeft. Hij wil naar Marokko voor familiebezoek en wil aldaar trouwen met de vrouw die door zijn familie is uitgezocht, om vervolgens naar naar Nederland terug te keren. De risicofactoren zijn al jaren onveranderd. Ten aanzien van de belangrijke risicofactor, zijnde de inname van de medicatie door [verdachte], heeft de verdediging aangegeven dat [verdachte] zich goed voelt bij de voorgeschreven medicatie en hij die zal blijven innemen. De verdediging heeft de rechtbank verzocht alle belangen zorgvuldig te wegen, alvorens een beslissing te nemen op de vordering van de officier van justitie.
6 De beoordeling
Zoals de rechtbank al in de beslissing van 28 december 2012 heeft overwogen, is de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd.
De rechtbank vindt het, gelet op de van de deskundigen verkregen informatie zoals weergegeven in rubriek 3, nog te vroeg om de terbeschikkingstelling thans te beëindigen.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling van [verdachte] wordt verlengd met één jaar, gelet op de aard van het indexdelict en de rapportages over [verdachte].
In het komende jaar dient de mogelijkheid van een voorwaardelijke RM onderzocht te worden, waarbij met name aandacht zal moeten worden besteed aan (voorwaarden in verband met):
- medicatie inname;
- huisvesting (voortzetting SBWU en/of zelfstandige woning);
- andere mogelijkheden wat betreft begeleiding (eventueel ook in overleg/samenwerking met de familie van [verdachte]).
De rechtbank verzoekt de reclassering om de komende maanden te starten met het onderzoek naar de mogelijkheden ter zake en daarbij Kade 17, en voor zover mogelijk ook de familie van [verdachte], te betrekken.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [verdachte] voor de tijd van één jaar en continueert de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Deze beslissing is gegeven door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier A. Heijboer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 maart 2013.
De griffier en mr. Brouwer zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mee te ondertekenen.