ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ1487

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/655413-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2013 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de veroordeelde. De rechtbank heeft de beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek tot tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, ingediend door de raadsman van de veroordeelde, mr. H.G.J. Ligtenberg. De rechtbank heeft gelet op de voortgangsrapportage van de inrichting en de toelichting van de deskundige J. Haitjema, die aangaf dat er een nieuw trajectbepalingsoverleg zou plaatsvinden en dat er een herindicatie zou worden aangevraagd bij het IFZ.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde vooruitgang heeft geboekt binnen het traject en dat verdere begeleiding en behandeling noodzakelijk zijn voor een verantwoorde terugkeer in de maatschappij. De officier van justitie heeft ook gepleit voor voortzetting van de ISD-maatregel, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat er op dat moment geen omstandigheden waren die een voortijdige beëindiging van de maatregel rechtvaardigden.

Het verzoek van de raadsman om een datum voor een nieuwe tussentijdse toetsing te bepalen, is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de voortgang in de inrichting tot dusver adequaat was en dat er geen noodzaak was voor een tussentijdse toetsing, maar dat de raadsman in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen indien daar aanleiding toe is. De beslissing is genomen op basis van artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de maatregel tot plaatsing in de ISD voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Locatie Utrecht
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/655413-12
Datum uitspraak: 7 februari 2013
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Wolvenplein te Utrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 25 mei 2012 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar en waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het openbaar ministerie binnen 9 maanden dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
- een voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel van de PI Utrecht, locatie Wolvenplein d.d. 7 januari 2013, opgemaakt door J. Haitjema, individueel trajectbegeleider Wolvenplein en - namens de directeur - J. Drenth, plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de P.I. Utrecht, locatie Wolvenplein, omtrent de stand van uitvoering van het plan van opvang van de veroordeelde en inhoudende het advies tot voortzetting van de ISD maatregel.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 24 januari 2013, waarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie,
- de veroordeelde,
- de raadsman van de veroordeelde, mr. H.G.J. Ligtenberg, advocaat te Utrecht,
- de deskundige, J. Haitjema, individueel trajectbegeleider ISD.
OVERWEGINGEN:
Uit het voortgangsverslag d.d. 7 januari 2013 volgt dat veroordeelde aanvankelijk werd geplaatst op de motivatieafdeling ISD, waar hij werd ervaren als een coöperatief persoon, die goed in staat bleek zelfstandig te functioneren. Veroordeelde behoefde geen correcties, toonde veel inzet en motivatie. Veroordeelde heeft met goed gevolg, ook op eigen initiatief, deelgenomen aan diverse modules. In augustus 2012 werd een plaatsing in de Forensische verslavingskliniek Piet Roorda te Apeldoorn geadviseerd. In september 2012 werd (evenwel) door het IFZ een indicatiestelling voor de Forensische Verslavingsafdeling (FVA) Weerlanden te Den Haag afgegeven. In december 2012 gaf voornoemde FVA - om tot op heden onbekende redenen - een negatief besluit ten aanzien van een opname van veroordeelde.
Om het risico op delictgedrag te verminderen, dient veroordeelde een behandeling te volgen die gericht is op zijn impulsieve en prikkelzoekende persoonlijkheid. Deze behandeling heeft thans nog niet plaatsgevonden. Indien de ISD-maatregel thans wordt beëindigd, is de kans op recidive zeer hoog.
Ter terechtzitting heeft J. Haitjema aangegeven dat er nog diezelfde middag een nieuw trajectbepalingsoverleg plaats zou vinden. Vervolgens zal er advies aan het IFZ worden uitgebracht voor een herindicatie en voor een dubbele intake bij FPA Roosenburg en De Wier. Gelet op de ontstane vertraging zal er bij het IFZ op aangedrongen worden om het advies met voorrang te behandelen. Daarbij is door de deskundige nog aangegeven dat met het IFZ inmiddels de afspraak is gemaakt dat, indien het indicatiebesluit afwijkt van het gegeven advies, daarover een terugkoppeling plaats zal vinden
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.
De veroordeelde heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij graag het gehele traject wil doorlopen.
De raadsman heeft eveneens om voortzetting van de ISD-maatregel verzocht.
De raadsman heeft aangevoerd dat veroordeelde weet dat hij kwetsbaar is en blijft voor de verleiding van druggebruik en baat heeft bij een klinische behandeling. Derhalve is een goede afstemming van het verdere traject in het belang van veroordeelde. De raadsman heeft derhalve de rechtbank verzocht een datum voor een nieuwe tussentijdse toetsing van de ISD maatregel te bepalen.
De rechtbank overweegt dat de veroordeelde vooruitgang heeft geboekt binnen het traject en is van oordeel dat een verdere begeleiding en behandeling zoals voorgesteld in de voortgangsrapportage van de inrichting en door de deskundige zal bijdragen aan een verantwoorde terugkeer van de veroordeelde in de maatschappij.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er op dit moment geen omstandigheden zijn die het voortijdig beëindigen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders rechtvaardigen.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot het bepalen van een datum voor een herhaalde tussentijdse toetsing af. De rechtbank ziet daartoe geen noodzaak gezien het verloop van de maatregel en de toelichting ter zitting van J. Haitjema over het verdere verloop van het traject. De inrichting heeft tot dusver de voortgang in behoorlijke mate bewaakt en heeft, na de negatieve intake bij Weerlanden, op adequate wijze een nieuwe koers uitgezet. Indien daar in de loop van het traject aanleiding toe ontstaat, kan de raadsman een verzoek tot een nieuwe tussentijdse toetsing indienen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank verstaat dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [veroordeelde] voornoemd, wordt voortgezet.
Aldus gedaan door mr. S. Wijna, voorzitter, en mrs. H.A. Brouwer en. C.A.M. van Straalen, rechters, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 7 februari 2013.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.