ECLI:NL:RBMNE:2013:BY9457

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/701518-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van het onttrekken van vier kinderen aan het opzicht door de kinderrechter

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het onttrekken van vier minderjarigen aan het wettelijk gezag. De zaak kwam ter terechtzitting op 8 januari 2013, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Essen. De tenlastelegging omvatte het onttrekken van kinderen die onder toezicht stonden van Stichting Bureau Jeugdzorg, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken zou zijn geweest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de feitelijke handelingen te bewijzen. De verdachte had een alibi en er waren twijfels over de identificatie van de verdachte als gebruiker van een telefoonnummer dat in verband werd gebracht met de onttrekking. De rechtbank concludeerde dat er een reële mogelijkheid bestond dat de verdachte niet aanwezig was op de plaatsen waar de onttrekking plaatsvond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan, en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. De voorlopige hechtenis van de verdachte was reeds opgeheven, waardoor daar in het vonnis niet meer op behoeft te worden beslist. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. H.H. Balk als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701518-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 januari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats] (Irak),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres],
ten tijde van de terechtzitting gedetineerd voor deze zaak te P.I. Utrecht – locatie HvB Wolvenplein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 januari 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw, mr. M.J. van Essen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met een of meer anderen in de periode van 20 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2012 een minderjarige, die onder toezicht was gesteld van Stichting Bureau Jeugdzorg en uit huis was geplaatst door de rechter, opzettelijk heeft onttrokken aan het bevoegd opzicht door haar naar Bulgarije te (laten) vervoeren en, als dat niet kan worden bewezen, hij die minderjarige samen met anderen heeft onttrokken aan de nasporing van de autoriteiten en
feit 2: samen met een of meer anderen in de periode van 20 augustus 2012 tot en met 22 augustus 2012 drie minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaren nog niet hadden bereikt, welke allen onder toezicht waren gesteld van Stichting Bureau Jeugdzorg en uit huis waren geplaatst door de rechter, met gebruikmaking van geweld opzettelijk heeft onttrokken aan het bevoegd opzicht, door hen naar Bulgarije te vervoeren en, als dat niet kan worden bewezen, hij die minderjarigen samen met anderen heeft onttrokken aan de nasporing van de autoriteiten.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde niet bewezen en heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde, zowel in de primaire als de subsidiaire variant.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Verdachte verklaart op de bewuste dag niet de drager te zijn geweest van de telefoon met het nummer [telefoonnummer] en daarvoor zijn voldoende aanwijzingen in het dossier. Voorts kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat het verdachtes auto was die bij de ten laste gelegde feiten is gebruikt. Verdachte heeft een alibi voor de nacht van 19 op 20 augustus 2012 en hij voldoet niet aan het door een van de kinderen opgegeven signalement. Ten slotte wijst de raadsvrouwe op een tapgesprek waarin een voor verdachte ontlastend element zit.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 20 augustus 2012 werd aangifte gedaan van onttrekking aan het wettelijk gezag (de rechtbank begrijpt: het opzicht) van een viertal kinderen uit een gezin. De pleegvader van de jongste drie kinderen heeft verklaard dat de kinderen bij het pleeggezin zijn weggehaald door hun vader en twee mannen met een bivakmuts. Daarbij zijn een pistool en een breekijzer getoond. De vader, de twee gemaskerde mannen en de drie kinderen zijn vertrokken in een grijze Volkswagen Golf Variant. Een kenteken kon hij niet geven. Diezelfde ochtend is ook het oudste kind van het gezin dat geplaatst was in een instelling te Tiel uit de instelling verdwenen.
Uit het dossier blijkt dat een grijze Volkswagen Golf Variant weliswaar op naam van [naam] stond, maar dat deze auto feitelijk in eigendom was van verdachte. Verdachte heeft verklaard deze auto nooit aan iemand anders uit te lenen. Zeer opvallend is het drukke telefoonverkeer kort voor en ten tijde van de onttrekking tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit nummer staat op naam van [naam], maar verdachte blijkt de gewoonlijke gebruiker daarvan te zijn. Op 20 augustus 2012 tussen 02:00 uur en 02:46 uur bevond de telefoon met dat betreffende nummer zich te [woonplaats] (de plaats waar de drie kinderen in het pleeggezin woonden) en tussen 03:30 uur en 03:54 uur te Tiel (waar de instelling van het oudste kind was gelegen).
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de telefoon met voornoemd nummer aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gegeven en dat hij op de bewuste tijdstippen niet in Tiel of [woonplaats] was, maar lag te slapen in het huis van [naam]. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam], die verklaart dat verdachte die nacht bij [naam] verbleef.
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat verdachte de gebruiker van genoemd telefoonnummer was op de tijdstippen van de onttrekkingen. Verdachte heeft een alibi: rond 04:30 uur hoorde [naam] verdachte nog naar het toilet gaan. Ook is niet komen vast te staan wat het kenteken van de grijze Volkswagen Golf Variant was die op 20 augustus in [woonplaats] is gesignaleerd. De rechtbank concludeert dan ook dat er een reële mogelijkheid bestaat dat de verdachte op 20 augustus 2012 niet in [woonplaats] of Tiel is geweest om [medeverdachte 1] te helpen bij de onttrekking van diens kinderen aan het bevoegd opzicht.
Hoewel de rechtbank het zich kan voorstellen dat verdachte in een eerdere fase van deze strafzaak in voorlopige hechtenis is genomen en gehouden, moet gelet op deze twijfel de conclusie zijn dat verdachte van al hetgeen hem is tenlastegelegd moet worden vrijgesproken. De voorlopige hechtenis van verdachte is ter terechtzitting reeds opgeheven, zodat daar niet meer bij vonnis op behoeft te worden beslist.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Oostendorp, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en D.A.C. Koster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.H. Balk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2013