ECLI:NL:RBMNE:2013:BY8967

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
331648 / HA RK 12-480
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift tot wijziging analyseverslag Bureau Jeugdzorg

In deze zaak heeft [verzoeker] op 17 oktober 2012 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland, waarin hij verzocht om wijziging van een analyseverslag dat door Bureau Jeugdzorg was opgesteld. Het verzoek was gebaseerd op artikel 46 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp). [Verzoeker] eiste dat bepaalde passages uit het verslag zouden worden aangepast, met een dwangsom van € 500,- per dag voor het geval Bureau Jeugdzorg niet aan de beschikking zou voldoen. Tijdens de zitting op 20 november 2012 zijn zowel [verzoeker] als zijn advocaat, mr. J. Bredius, alsook de advocaat van Bureau Jeugdzorg, mr. E. Lam, aanwezig geweest.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Bureau Jeugdzorg op 1 november 2012 een nieuw analyseverslag heeft uitgebracht waarin de door [verzoeker] gevorderde wijzigingen zijn doorgevoerd. Hierdoor heeft [verzoeker] zijn verzoek tot wijziging van het verslag niet langer gehandhaafd, maar vorderde hij enkel de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat hij tijdig had gereageerd op het antwoord van Bureau Jeugdzorg en er een zelfstandig belang bestond om de procedure te starten.

De rechtbank heeft Bureau Jeugdzorg veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker], die zijn begroot op € 1.053,-, bestaande uit griffierecht en eigen bijdrage. Het verzoek van [verzoeker] om vergoeding van verletkosten werd afgewezen, omdat deze alleen kunnen worden toegewezen indien een partij zonder gemachtigde procedeert. De beschikking werd uitgesproken op 9 januari 2013 door mr. L.C. Heuveling van Beek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling civiel recht
zitting houdend te Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: 331648 / HA RK 12-480
Beschikking van 9 januari 2013
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. J. Bredius te Zeist,
tegen
de stichting
STICHTING BUREAU JEUGDZORG UTRECHT,
gevestigd te Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. E. Lam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Bureau Jeugdzorg worden genoemd.
1. Verloop van de procedure
1.1. [verzoeker] heeft op 17 oktober 2012 een verzoekschrift ex artikel 46 Wet Bescherming Persoonsgegevens (hierna: Wbp) ingediend. Het verzoek strekt ertoe om:
• Primair: Bureau Jeugdzorg te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van de in dezen te wijzen beschikking het analyseverslag van 2 juli 2012 te wijzigen, in dier voege dat daaruit wordt weggehaald de passages: “Het ging beter met de kinderen” in dier voege dat deze zinsnede wordt vervangen door de zinsnede “Het gaat nog steeds beter met de kinderen” en de zinsnede “[dochter] heeft behandeling nodig van [A]. [A] heeft aangegeven niet te kunnen starten met de behandeling omdat de ouders op dit moment niet kunnen communiceren.” en alle overige passages die in het verbeterde analyseverslag zonder toestemming van [verzoeker] zijn opgenomen, worden weggehaald, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat Bureau Jeugdzorg het bevel niet nakomt.
• Subsidiair: Bureau Jeugdzorg te bevelen om binnen 48 uur na betekening van de in dezen te wijzen beschikking het analyseverslag van 2 juli 2012 te wijzigen, in dier voege dat de passages: “Het ging beter met de kinderen” en de zinsnede “[dochter] heeft behandeling nodig van [A]. [A] heeft aangegeven niet te kunnen starten met de behandeling omdat de ouders op dit moment niet kunnen communiceren”, worden vervangen door de zinsnede “Het gaat nog steeds beter met de kinderen naar mening van vader” en “[dochter] is onder behandeling gesteld van [A]”, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 500,- per dag dat verweerder het bevel niet nakomt.
1.2. Bureau Jeugdzorg heeft op 13 november 2012 een verweerschrift ingediend.
1.3. De griffier heeft partijen opgeroepen voor de zitting van 20 november 2012.
1.4. Ter zitting van 20 november 2012 zijn verschenen:
- mr. J. Bredius, namens verzoeker;
- dhr. [verzoeker];
- mr. E. Lam, namens verweerster.
1.5. [verzoeker] heeft ter zitting het verzoekschrift gewijzigd, in die zin dat hij nog slechts een veroordeling vordert van Bureau Jeugdzorg in de kosten van de onderhavige procedure.
1.6. Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Op 16 juli 2012 is door Bureau Jeugdzorg een verslag voor
ouderschapsbemiddeling (hierna: een analyseverslag) aan [verzoeker] toegestuurd met daarbij de vraag aan [verzoeker] of de informatie in het verslag juist is. Hierop heeft [verzoeker] laten weten het op bepaalde punten niet eens te zijn met de tekst van het verslag, waarna het verslag is aangepast (naar de mening van [verzoeker] zijn zijn bezwaren hierin niet meegenomen).
2.2. Op 6 augustus 2012 is door de afdeling Toegang Geïndiceerde Jeugdzorg (TGJ) van Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit afgegeven ten behoeve van de dochter van [verzoeker], genaamd [dochter]. Hierbij is het aangepaste analyseverslag meegestuurd.
2.3. Op 11 augustus 2012 heeft [verzoeker] per e-mail laten weten dat hij zich niet kan vinden in de inhoud van het aangepaste verslag.
2.4. In een intern overleg van Bureau Jeugdzorg op 23 augustus 2012 is geconstateerd dat een verzoek van de moeder van de kinderen van [verzoeker] ten onrechte nog niet is verwerkt, waarna het verslag nogmaals is aangepast. Het aangepaste analyseverslag is op 29 augustus 2012 aan [verzoeker] verstuurd. Het aangepaste verslag is tevens naar de organisatie voor Jeugd en opvoedhulp Zandbergen gestuurd.
2.5. Bij brief van 6 september 2012 is door Bureau Jeugdzorg gereageerd op mails van [verzoeker] waarin hij verzoekt bepaalde passages uit het analyseverslag te wijzigen. Bureau Jeugdzorg heeft laten weten dat zij het verslag niet aan zal passen aan de eisen van [verzoeker].
2.6. Bij brief van 10 september 2012, ingekomen op 17 september 2012, heeft [verzoeker] bij Bureau Jeugdzorg bezwaar gemaakt tegen het indicatiebesluit van 6 augustus 2012.
2.7. Bij brief van 26 september 2012 is aan [verzoeker] kenbaar gemaakt dat het indicatiebesluit van 6 augustus 2012 is ingetrokken.
2.8. Op 17 oktober 2012 is door [verzoeker] het onderhavige verzoekschrift ingediend bij de rechtbank.
2.9. Bij besluit van 24 oktober 2012 is het bezwaar van [verzoeker] gegrond verklaard waarbij door de bezwaarschriftencommissie is opgemerkt dat het de voorkeur heeft om het analyseverslag opnieuw op te stellen, daarbij rekening houdend met de bezwaren van [verzoeker] en de meest recente ontwikkeling. Tijdens de hoorzitting is met [verzoeker] zin voor zin de tekst van het analyseverslag doorgenomen om te bespreken waar hij het niet mee eens was. Tevens is zowel [verzoeker] als de moeder van de kinderen in de gelegenheid gesteld om na de hoorzitting nog eventuele andere opmerkingen en aanvullingen door te geven. [verzoeker] heeft de bezwaarschriftencommissie bij e-mail van 22 oktober 2012 zijn overige opmerkingen doorgegeven.
2.10. Bij brief van 1 november 2012 van Bureau Jeugdzorg is aan [verzoeker] kenbaar gemaakt dat de passages die [verzoeker] gewijzigd wil zien in het analyseverslag zijn verwerkt.
2.11. Bij bericht van 2 november 2012 heeft Bureau Jeugdzorg mr. Bredius in kennis gesteld van de beslissing op bezwaar en het aangepaste analyseverslag en verzocht om aan Bureau Jeugdzorg te laten weten of [verzoeker] het onderhavige verzoek aan de rechtbank handhaaft.
2.12. Bij bericht van 5 november 2012 heeft mr. Bredius aan Bureau Jeugdzorg laten weten het verzoek bij de rechtbank alleen vanwege de gemaakte proceskosten te handhaven.
3. Verzoek en verweer
3.1. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij door Bureau Jeugdzorg in het gelijk is gesteld doordat Bureau Jeugdzorg op 1 november 2012 (dus na het starten van de onderhavige procedure door [verzoeker]) een analyseverslag heeft uitgebracht waarin de door [verzoeker] gevorderde wijzigingen zijn doorgevoerd. [verzoeker] vordert als gevolg hiervan alleen nog veroordeling van Bureau Jeugdzorg in de kosten van de onderhavige procedure (op basis van artikel 289 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), te weten:
- € 267,- griffierecht;
- € 786,- eigen bijdrage;
- € 120,- verletkosten.
3.2. Bureau Jeugdzorg voert als verweer aan dat [verzoeker] geen belang meer heeft bij zijn verzoek, aangezien er inmiddels een nieuw analyseverslag is opgesteld waarbij de passages waar [verzoeker] zich niet in kon vinden en waarvan hij in de onderhavige procedure aanpassing verzoekt, zijn aangepast. Het analyseverslag van 16 juli 2012 waarvan [verzoeker] aanpassing verzoekt, is daarmee komen te vervallen. Bureau Jeugdzorg stelt dat zij volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van [verzoeker] tegen het eerder afgegeven analyseverslag. Bureau Jeugdzorg verzoekt de rechtbank om [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen en [verzoeker] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4. Beoordeling
4.1. De rechtbank stelt voorop dat [verzoeker] ontvangen kan worden in de mondelinge aanvulling van zijn verzoek ter gelegenheid van de mondelinge behandeling tot veroordeling van Bureau Jeugdzorg tot proceskostenveroordeling. Bureau Jeugdzorg heeft tegen dit verzoek aangevoerd dat [verzoeker] in zijn verzoekschrift niet om kostenveroordeling heeft gevraagd. De rechtbank verwerpt dit verweer, aangezien het aanvullen van het verzoekschrift op dit (eenvoudige) punt door [verzoeker] toegestaan is en Bureau Jeugdzorg verweer heeft kunnen voeren tegen het aangevulde verzoek. Daarbij komt dat [verzoeker] deze aanvulling al heeft aangekondigd in zijn bericht van 5 november 2012, waardoor Bureau Jeugdzorg reeds vanaf die datum zich heeft kunnen voorbereiden op dit onderdeel van het verzoek van [verzoeker].
4.2. Voor de beoordeling is verder van belang dat gezien hetgeen ter zitting naar voren is gekomen en hetgeen uit de stukken blijkt, vast is komen te staan dat de bezwaren van [verzoeker] uiteindelijk door Bureau Jeugdzorg gehonoreerd zijn, waardoor [verzoeker] (uiteindelijk) materieel in het gelijk is gesteld.
4.3. De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of [verzoeker] ten tijde van het aanhangig maken van de onderhavige procedure een zelfstandig belang had om deze procedure op te starten, gezien de bestuursrechtelijke bezwaarprocedure die al eerder in gang was gezet.
4.4. De rechtbank overweegt hiertoe dat [verzoeker] ter zitting zijn onderbouwing onder andere gebaseerd heeft op een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (LJN: BW4266, Rechtbank Amsterdam, 12/04/2012). In deze uitspraak is een antwoord van Bureau Jeugdzorg op bezwaar van een vader tegen een onderzoeksverslag van Bureau Jeugdzorg waarin volgens de vader onjuiste formuleringen zijn gebruikt, aangemerkt als een antwoord in de zin van artikel 46 lid 2 Wbp. Op het onderzoeksverslag is derhalve een op zichzelf staande rechtsgang van toepassing, namelijk de verzoekschriftprocedure uit
artikel 46 lid 1 Wbp.
4.5. Mede gezien de overeenkomsten tussen de genoemde situatie en het onderhavige geschil, oordeelt de rechtbank dat ook in het onderhavige geval sprake is van een verslag (het analyseverslag) waarop artikel 46 lid 1 Wbp van toepassing is. Een verzoekschrift in het kader van artikel 46 lid 1 Wbp dient binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verantwoordelijke op het verzoek tot wijziging van de gegevens, bij de rechtbank te worden ingediend. De brief van Bureau Jeugdzorg van 6 september 2012 kan worden aangemerkt als een antwoord in de zin van artikel 46 lid 2 Wbp. [verzoeker] heeft zijn verzoekschrift op 17 oktober 2012 bij de rechtbank ingediend, waardoor hij heeft voldaan aan de in artikel 46 lid 2 Wbp genoemde termijn van zes weken. [verzoeker] is derhalve ontvankelijk in zijn verzoek.
De rechtbank overweegt verder dat deze zelfstandige verzoekschriftprocedure ook leidt tot een zelfstandig belang bij [verzoeker] tot het opstarten van deze procedure. Nu daarnaast vast is komen te staan dat [verzoeker] door Bureau Jeugdzorg bij besluit van 24 oktober 2012 feitelijk in het gelijk is gesteld en deze datum na de datum waarop het verzoekschrift door [verzoeker] is ingediend bij de rechtbank (17 oktober 2012) ligt, oordeelt de rechtbank dat bij [verzoeker] een zelfstandig belang bestond om de onderhavige procedure op te starten. Derhalve zal de rechtbank het verzoek van [verzoeker] tot voldoening van het griffierecht en de eigen bijdrage door Bureau Jeugdzorg toewijzen.
4.6. Bureau Jeugdzorg zal gezien het voorgaande worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij.
4.7. Het verzoek van [verzoeker] om Bureau Jeugdzorg in de kosten te verwijzen, is
toewijsbaar, met uitzondering van het navolgende.
De door [verzoeker] gevorderde verletkosten moeten worden afgewezen, aangezien uit artikel 238 Rv volgt dat een dergelijke vordering alleen kan worden toegewezen indien een partij zonder gemachtigde procedeert.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. veroordeelt Bureau Jeugdzorg in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker], tot op heden begroot op € 1.053,- (te weten € 267,- griffierecht en € 786,- eigen bijdrage);
5.2. wijst het verzoek voor het overige af;
5.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.C. Heuveling van Beek en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2013.