Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.MR. H.W.M. SOUREN Q.Q.
MR. H.M.D. BENTFORD VAN VALKENBURG Q.Q.
ZORG HOLDING B.V.,
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 maart 2012;
- de akte houdende uitlating interpretatie bewijsopdracht van de zijde van Verkopers;
- de akte houdende uitlating interpretatie bewijsopdracht van de zijde van Zorg Holding;
2.De verdere beoordeling
genormaliseerdeEBITDA 2005, maar onweersproken is dat zowel voor de (voorlopige) bepaling van de EBITDA 2005 in het kader van de koopovereenkomst, als voor de definitieve vaststelling ervan voorafgaand aan de overdracht, normalisaties zijn toegepast voor posten waarvan partijen vaststelden dat deze na 2005 niet terugkerend waren.
recurringwas. Dit verweer van Verkopers slaagt niet. De door Zorg Holding gevorderde schade is niet gebaseerd op een gestelde garantie dat de gehele (althans de aan het VGZ-contract gerelateerde) EBITDA 2005 terugkerend (
recurring) was, maar op de stelling dat de EBITDA 2005 neerwaarts had moeten worden bijgesteld omdat op grond van de overeenkomst tariefwijziging vaststond dat de EBITDA op dit punt niet (op het niveau van het jaar 2005) terugkerend zou zijn. Afgezien hiervan hebben verkopers geen concrete omstandigheden genoemd die indicatief zouden kunnen zijn voor een andere hypothetische koopprijs (in geval van nakoming van de garanties). De algemene stelling dat de koopprijs door vraag en aanbod tot stand is gekomen, weerspreekt op zichzelf niet de stelling van Zorg Holding dat haar bereidheid om de aandelen in Optima Zorg te kopen werd begrensd door de door haar gehanteerde waarderingsformule van zes maal de genormaliseerde EBITDA 2005. Nu Verkopers blijkens het koopprijscorrectiemechanisme bereid waren te aanvaarden dat wanneer er na het sluiten van de koopovereenkomst, maar voor de levering van de aandelen, omstandigheden zouden blijken die aanleiding zouden geven tot bijstelling van de EBITDA 2005, de koopprijs met zes maal die bijstelling zou worden verlaagd (geabstraheerd van eventuele andere factoren die nog tot aanpassing van EBITDA 2005 aanleiding zouden kunnen geven, waarover hierna), moet de rechtbank er voor de schatting van de door Zorg Holding geleden schade vanuit gaan dat zij – in beginsel – ook bereid zouden zijn geweest om een dienovereenkomstige verlaging van de koopprijs te aanvaarden bij het sluiten van de overeenkomst in het geval zij – in overeenstemming met de afgegeven garanties – dergelijke omstandigheden reeds op dat moment aan Zorg Holding zouden hebben medegedeeld.
NJ2002, 122). Het begrip “zelfde gebeurtenis” dient in dit verband volgens rechtspraak van de Hoge Raad eng te worden opgevat, waarbij dient te worden vastgesteld of het gestelde voordeel in voldoende causaal verband staat met de schadebrengende gebeurtenis (zie HR 11 februari 2000,
NJ2000, 275 en HR 1 februari 2002,
NJ2002, 122).
3.De beslissing
1 mei 2013voor het nemen van een akte door Zorg Holding als bedoeld onder 2.12,