Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 december 2013 in de zaak tussen
Procesverloop
.
9. a.niet blijkt dat eiser in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf had op het [adres]. Wat ook zij van de waarde die moet worden gehecht aan de verklaring van [B], gelet op de omstandigheid dat niet in geschil is dat eisers in onmin leven met [B] en dat in het verleden over en weer bedreigingen en beschuldigingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel uit de verklaring van [B] niet kan worden afgeleid dat eiser zijn hoofdverblijf had in de woning van eiseres. [B] verklaart weliswaar dat er een man en een vrouw met hun dochter op het [adres] wonen en dat zij daar ongeveer drie jaar wonen, maar uit niets blijkt waarop [B] haar wetenschap baseert. De enkele verklaring van [B] dat zij eiser geregeld de honden ziet uitlaten en dat zij eiser sprak in de winkel en op het schoolplein voor zij ruzie kregen, is onvoldoende om te concluderen dat eiser zijn hoofdverblijf heeft in de woning van eiseres. Deze verklaring past in de verklaringen die eiseres heeft afgelegd, namelijk dat eiser vaak bij haar is, de honden uitlaat en boodschappen doet. Ook uit de door verweerder opgetekende verklaring van [A], wat er ook van zij dat zij later is teruggekomen op een deel van haar verklaring, kan niet worden afgeleid dat eiser zijn hoofdverblijf heeft op het [adres]. [A] verklaart weliswaar dat eiseres met haar kind in 2010 is gekomen en dat eiser ongeveer een halfjaar later is gekomen en daar ook woont en dat zij eiser dagelijks tegenkomt met hond uitlaten of boodschappen doen, maar ook deze verklaring komt overeen met de verklaring van eiseres over eisers aanwezigheid. Het had op de weg van verweerder gelegen om op wat door [B] en [A] is verklaard door te vragen. Voorts stelt de rechtbank vast dat [A] en [B] tegenstrijdig verklaren over het tijdstip vanaf wanneer eiser op het [adres] zou wonen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de ingangsdatum van de intrekking, 1 juli 2010, is gebaseerd op de verklaring van [A].
9. b.en
9. c., is de rechtbank van oordeel dat de conclusie die verweerder op basis van deze observaties in het bestreden besluit trekt, namelijk dat eiser veelvuldig in of nabij het adres [adres] wordt aangetroffen, niet volgt uit de onderzoeksresultaten. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend. Uit de rapportage blijkt dat eiser in een periode van twee maanden waarin op 27 dagen waarnemingen zijn gedaan op acht dagen bij de woning van eiseres is waargenomen. Dit is onvoldoende voor de conclusie dat eiser zijn hoofdverblijf heeft in de woning aan [adres].
9. d.stelt de rechtbank vast dat de wijkagent telefonisch heeft verklaard dat voor zover hij wist eiser samenwoonde met eiseres. Nergens blijkt uit waar de wijkagent deze wetenschap op baseert. Ook uit de politiegegevens genoemd onder
9. e.blijkt niet dat eiser zijn hoofdverblijf had op het [adres]. Dat hij betrokken was bij verschillende incidenten op of bij het [adres], maakt niet dat gezegd kan worden dat hij daar ook zijn hoofdverblijf had. Het [adres] staat ook niet als adres van eiser vermeld in de politiegegevens.
9. f., dat eiser bij zijn werkgever het adres [adres] heeft opgegeven en dat dit adres op zijn loonstroken staat, zijn geen feiten waaruit kan worden afgeleid dat eiser op dit adres zijn hoofdverblijf heeft. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de CRvB van 17 januari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV1750). De registratie genoemd onder
9. g.hangt samen met het adres dat bij de werkgever bekend is en kan dus evenmin leiden tot de conclusie dat eiser daar zijn hoofdverblijf heeft. De omstandigheid genoemd onder
9.h., dat de werkgever eiser eenmalig in februari 2012 tijdens een ziektecontrole heeft aangetroffen op het adres [adres], bewijst evenmin dat eiser daar zijn hoofdverblijf heeft. Dat eiser als hij ziek is een keer bij eiseres heeft verbleven, maakt niet dat eiser daar dus het merendeel van de nachten doorbrengt.
9. i. en 9.j., het internet- en telefoonabonnement van het [adres] op naam staat van eiser en KPN een e-mailadres op zijn naam heeft aangemaakt, zijn administratieve gegevens en geen objectieve criteria die zijn vereist om aan te nemen dat eiser zijn hoofdverblijf op het [adres] heeft. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres daarvoor als verklaring heeft gegeven dat zij door schulden geen internet en telefoonabonnement meer kon afsluiten en dat er daarom een abonnement op naam van eiser is afgesloten. Verweerder heeft daar niks tegenover gesteld. De vermeldingen genoemd onder
9. k.zijn gebaseerd op de tenaamstelling van het telefoonnummer bij KPN. Ditzelfde geldt voor de vermelding van het vaste nummer van eiseres bij een advertentie van eiser op marktplaats, zoals staat onder
9. l.. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat de gegevens van de facebookprofielen, genoemd onder
9.m., niet van belang zijn voor de vaststelling van het hoofdverblijf. Uit de pinbetalingen genoemd onder
9.n.blijkt naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat eiser zijn hoofdverblijf heeft in de woning van eiseres. Niet in geschil is dat eiser vaak bij eiseres is en dat hij daar ook boodschappen doet, maar dit betekent nog niet dat hij daar ook zijn hoofdverblijf heeft.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;