Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
in de aldaar aanhangige strafzaak tegen:
1.De procedure
- het internationaal rechtshulpverzoek van Olof Sahlgren, hoofdaanklager bij het openbaar ministerie te Göteborg, Zweden, van 21 februari 2013, strekkende onder meer tot het doen van doorzoeking ter inbeslagneming bij [N.V.], [adres 2] te [vestigingsplaats] en [bedrijf] op de locatie waar werkzaam zijn:[A], [B], [C] en[D];
- het proces-verbaal d.d. 8 juli 2013 van de officier van justitie, betreffende de doorzoeking op 16 mei 2013 bij [N.V.] aan de [adres 2] te [vestigingsplaats], met daaraan gehecht een lijst van in beslag genomen voorwerpen, alsmede een proces-verbaal van ambtshandeling van de FIOD d.d. 20 juni 2013, codenummer AH-Digi, van diezelfde doorzoeking;
- het namens [N.V.] en [klager] op 5 juni 2013 ingediende klaagschrift als bedoeld in art. 552 a van het Wetboek van Strafvordering;
- de vordering verlof van de officier van justitie als bedoeld in art. 552p, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering d.d. 12 juli 2013;
- de machtiging van de Minister van Veiligheid en Justitie als bedoeld in art. 552m, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering d.d. 14 maart 2013.
2. De vordering en het verzoek
- het beslag op te heffen voor wat betreft het geheimhoudersmateriaal en de teruggave daarvan aan klagers te bevelen;
- de behandeling van het klaagschrift aan te houden totdat klagers hebben kunnen kennisnemen van het rechtshulpverzoek, alsmede onderzoek hebben kunnen verrichten in het inbeslaggenomen materiaal, teneinde te bevorderen dat slechts materiaal voor overdracht aan de Zweden in aanmerking komt dat relevant is voor de feitsomschrijving in het rechtshulpverzoek.
3.De beslissing
- stelt hierbij het voorbehoud dat bij afgifte van voormelde stukken aan de Zweedse autoriteiten wordt bedongen dat de stukken worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt;
- verklaart de officier van justitie in zijn vordering niet ontvankelijk voor het overige;