ECLI:NL:RBMNE:2013:7529

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
31 december 2013
Zaaknummer
16/661756-13 [P]
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door onvoorzichtig handelen van vrachtwagenchauffeur met fatale gevolgen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 31 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een vrachtwagen met mobiele kraan betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte had zijn vrachtwagen deels op de rijbaan en deels op het fietspad geparkeerd om een container te laden. Tijdens deze werkzaamheden heeft hij de stempelpoot van de vrachtwagen uitgeschoven, waardoor deze het fietspad volledig blokkeerde. Het slachtoffer, een vrouw op een snorfiets, is frontaal tegen de stempelpoot aangereden en heeft als gevolg van de opgelopen verwondingen op 18 oktober 2012 het leven verloren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet de minimale veiligheidsmaatregelen heeft getroffen die volgens de CROW-richtlijnen vereist zijn om de werkplek te beveiligen. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, maar de verdediging heeft betoogd dat er sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 december 2013, waar beide partijen hun standpunten hebben gepresenteerd.

Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke onvoorzichtigheid van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar nalatig was in het nemen van veiligheidsmaatregelen, maar dat dit niet voldoende was om te spreken van aanmerkelijke schuld. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar is wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/661756-13 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],[adres].
Raadsvrouwe mr. W.A. Koers, advocaat te Leusden.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 december 2013, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, primair op neer dat verdachte
als bestuurder van een vrachtauto met mobiele kraan, door zich aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te gedragen, een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor[slachtoffer], zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat zij aan de gevolgen daarvan op 18 oktober 2012 is overleden.
Subsidiair is het verwijt dat verdachte als bestuurder van een vrachtauto met mobiele kraan de stempelpoot heeft uitgeschoven waardoor deze het gehele fietspad blokkeerde en hierbij niet de minimale maatregelen ter beveiliging van de werkplek in acht heeft genomen dat hij een aanrijding tegen de (dwarsligger van) deze stempelpoot heeft veroorzaakt en daardoor de veiligheid van het verkeer in gevaar heeft gebracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte voor het hem primair ten laste gelegde feit dient te worden veroordeeld.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte
  • de stempelpoot over het fietspad heeft geplaatst waardoor personen die op het fietspad zouden aanrijden zonder uit te wijken, in aanraking zouden komen met de dwarsligger van deze stempelpoot ter hoogte van hun hoofd;
  • zijn gedragingen heeft verricht in het centrum van Utrecht op klaarlichte dag, op een fietspad waar veel gebruik van wordt gemaakt;
  • onvoldoende heeft ingeschat wat de impact van deze steunpoot kan zijn indien iemand daarmee in aanraking komt;
  • eenvoudige maatregelen (zoals het plaatsen van pionnen, contact opnemen met de wegbeheerder) niet heeft genomen.
De officier van justitie stelt dat het ongeval door toedoen van verdachte met name aan deze omstandigheden is te wijten. De officier van justitie concludeert dat verdachte aldus aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, waardoor het ongeval, en derhalve het overlijden van[slachtoffer] op 18 oktober 2012 als gevolg van het toegebrachte zware lichamelijke letsel, is ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging is er sprake geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Het tegen de balk aanrijden door mevrouw [slachtoffer], terwijl toch duidelijk was voor vele verkeersdeelnemers, en dus ook voor mevrouw [slachtoffer] moet zijn geweest dat er geen gebruik kon worden gemaakt van het fietspad, was niet zodanig verwijtbaar dat ten aanzien van verdachte kan worden gesproken van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Dit zou anders zijn geweest, als verdachte helemaal geen maatregelen ter waarborging van de verkeersveiligheid zou hebben genomen.
De verdediging concludeert dat er geen sprake is van een zodanige fout van verdachte dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Verdachte dient derhalve van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
In deze zaak kan op basis van de verklaringen van verdachte [2] in samenhang met een proces-verbaal aanrijding [3] worden vastgesteld dat verdachte op 11 oktober 2012 te Utrecht als bestuurder van een vrachtwagen met mobiele kraan zijn vrachtwagen deels op de rijbaan en deels op het fietspad van de rechterzijde van de Oudenoord ter hoogte van perceel 4 heeft geparkeerd, in de richting van de Monicabrug.
Verdachte heeft (vervolgens) de (dwarsligger van de) stempelpoot aan de rechtervoorzijde uitgeschoven waardoor deze het gehele fietspad blokkeerde. Verdachte heeft hierbij en/of vervolgens niet de minimale maatregelen ter beveiliging van de werkplek (CROW-richtlijnen) in acht genomen. [4] [slachtoffer], die op een bromfiets (snorfiets) over voornoemd fietspad van de Oudenoord reed, komende uit de richting van Nijenoord en gaande in de richting van de Monicabrug is vervolgens (frontaal) tegen de (dwarsligger van) voornoemde stempelpoot aangereden.
Vrijspraak
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit
Voor overtreding van artikel 6 WVW is allereerst vereist dat verdachte als verkeersdeelnemer in de zin van artikel 6 WVW kan worden beschouwd. Het feit dat hij de vrachtwagen deels op de rijbaan en deels op het fietspad heeft geparkeerd levert directe betrokkenheid van verdachte bij de verkeersmobiliteit op. Het plaatsen van zijn vrachtauto op dit punt had gevolgen voor het gedrag van de andere verkeersdeelnemers. Om deze reden beschouwt de rechtbank verdachte als bestuurder in de zin van de wet. Zowel de officier van justitie als de verdediging zijn van dit standpunt uitgegaan.
Voorts moet er sprake zijn van een causaal verband tussen de verweten gedragingen en het verkeersongeval. De rechtbank acht het causaal verband hier aanwezig. Ook dit uitgangspunt is bij de officier van justitie en de verdediging geen punt van discussie geweest.
De vraag is hoe het handelen van verdachte moet worden beoordeeld. Kan het handelen van verdachte worden aangemerkt als zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend, waardoor zwaar lichamelijk letsel bij benadeelde is ontstaan met de dood als gevolg hebbend?
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam gedrag. Zij overweegt daartoe het volgende.
Vaststaat dat verdachte de stempelpoot van zijn vrachtwagen op het trottoir heeft geplaatst en de dwarsligger op ongeveer een meter hoogte dwars over het fietspad heeft geplaatst. Het fietspad bevindt zich in het centrum van Utrecht en was behoorlijk druk. Het slachtoffer is rijdend op een snorfiets, zonder te remmen of uit te wijken, met haar hoofd recht op de dwarsligger afgereden. Met volle vaart is het hoofd tegen de dwarsligger aangebotst.
Hoewel vaststaat dat verdachte die dwarsligger heeft geplaatst en dat hij geen verkeerskegels heeft geplaatst en de vrachtwagen anders gepositioneerd had moeten worden [5] , betekent dit nog niet dat verdachte reeds daarom dermate verwijtbaar heeft gehandeld, dat kan worden gezegd dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag.
Of dit enkele nalaten is te kwalificeren als aanmerkelijke schuld, hangt namelijk af van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank neemt allereerst in aanmerking dat op basis van de camerabeelden is gezien (pagina 23 van het proces-verbaal Verkeersongevalanalyse) dat de stempelpoot omstreeks 12:06 uur (cameratijd) uitgeschoven stond en dat de aanrijding omstreeks 12:17 uur (cameratijd) plaats vond. Voor de aanrijding stond dus de vrachtauto met de uitgeschoven stempelpoot ongeveer 11 minuten over het fietspad. Ten tijde van werkzaamheden rondom de vrachtauto fietsten er 21 fietsers om de stempelpoot. Ten tijde dat er geen zichtbare werkzaamheden rondom de vrachtauto werden verricht, reden 15 fietsers en 1 snorfietser om de stempelpoot heen. Geen enkele fietser stopte vlak voor de stempelpoot of week op het laatste moment uit.
Het overige verkeer op het fietspad is blijkens deze camerabeelden dus om de stempelpoot heengereden.
Verder blijkt dat verdachte wel enkele maatregelen heeft getroffen om een veilige werkplek te creëren.
Verdachte heeft verklaard dat hij de achterkant van zijn vrachtauto schuin naar achteren op het fietspad heeft gezet (als zogenaamde buffer), zodat gezien kon worden dat men daar aan het werk was. Aan de hand van de vastgelegde gegevens bleek dat de achterzijde van de vrachtauto ongeveer 0.5 meter van het fietspad blokkeerde.
Verbalisanten zagen op de camerabeelden dat de alarmverlichting van de vrachtauto knipperde. Door het zonlicht konden verbalisanten op basis van de camerabeelden niet zien of ten tijde van het ongeval de zwaailichten op de cabine van de vrachtauto in werking waren maar volgens verdachte was de afzetting ook zichtbaar door zwaailichten. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
Voorts was de uitschuifbare dwarsbalk van de stempelpoot voorzien van gele markeringen. Geel is de waarschuwingskleur voor gevaar. De combinatie van geel met contrasterend zwart wordt gebruikt om gevaarlijke plaatsen te markeren zoals obstakels. (p. 17 van het proces-verbaal Verkeersongevalanalyse).
Tenslotte wordt in het proces-verbaal Verkeersongevalanalyse (pagina 25) geconcludeerd dat indien verdachte wel (voldoende) maatregelen had genomen, niet kan worden uitgesloten of de bestuurster van de snorfiets
niet(cursief rechtbank) tegen de achterzijde van de vrachtauto was gereden. In hoeverre dus de aanrijding voorkomen had kunnen worden, kan niet worden bepaald.
Al deze omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat bij verdachte sprake is van aanmerkelijke schuld aan het ongeval draagt zoals bedoeld in artikel 6 WVW. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem primair ten laste gelegde feit.
Overwegingen
De rechtbank dient ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit de vraag te beantwoorden of verdachte, door te handelen als hiervoor vastgesteld, gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte heeft nagelaten om alle maatregelen te treffen die vereist zijn om het verkeer te waarschuwen dat hij de dwarsligger van de stempelpoot had uitgeschoven.
Vast staat dat dit gedrag tot gevolg heeft gehad dat[slachtoffer], rijdend op het fietspad en zonder vaart te minderen, tegen de dwarsbalk is aangereden. Zij heeft deze kennelijk niet vooraf opgemerkt. Als gevolg van de frontale botsing heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen en is ten gevolge daarvan overleden.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte door zijn hiervoor omschreven handelen gevaar op de weg heeft veroorzaakt en dat hij om die reden het hem subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair
op 11 oktober 2012 te Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder/bedienaar van een vrachtwagen met mobiele kraan - in de hoedanigheid van beroepschauffeur -,
zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft, teneinde een container te laden, de door hem bestuurde vrachtwagen deels op de rijbaan en deels (rechter achterzijde) op het fietspad van de rechterzijde van de Oudenoord, ter hoogte van perceel 4, geparkeerd, in de richting van de Monicabrug,
verdachte heeft (vervolgens) de stempelpoot aan de rechtervoorzijde uitgeschoven waardoor deze het gehele fietspad blokkeerde,
verdachte heeft hierbij en vervolgens niet de minimale maatregelen ter beveiliging van de werkplek (CROW-richtlijnen) in acht genomen,
voornoemde[slachtoffer], die op een bromfiets (snorfiets) over voornoemd fietspad van de Oudenoord reed, komende uit de richting van Nijenoord en gaande in de richting van de Monicabrug is vervolgens (frontaal) tegen de (dwarsligger van) voornoemde stempelpoot aangereden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Subsidiair: overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
  • een werkstraf voor de duur van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis;
  • een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde feit.
Indien een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd, heeft de verdediging verzocht deze geheel voorwaardelijk op te leggen. Verdachte, die beroepschauffeur is, zou door een onvoorwaardelijke ontzegging niet meer kunnen werken. Dat de werkgever van verdachte ook hiervan nadeel zou mogen ondervinden, zoals gesteld door de officier van justitie, is niet correct en de verschillende belangen mogen volgens de verdediging niet met elkaar worden verhaspeld.
Tevens heeft de verdediging verzocht geen rekening te houden met het strafblad van verdachte. De (enige) veroordeling wegens overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 die op zijn documentatie staat vermeld betreft een zogenaamde kop-staart botsing en betreft een heel ander geval dat het onderhavige. Verdachte heeft als chauffeur jarenlange ervaring in laden en lossen. Dit is altijd zonder problemen verlopen. Na het ongeval op 11 oktober 2012 voldoet verdachte geheel aan de CROW-richtlijnen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op 11 oktober 2012 een gevaarlijke situatie op een fietspad veroorzaakt.
Hij stond met zijn vrachtauto met een autolaadkraan een container te laden. De vrachtauto stond daarbij deels op de rijbaan en met een stempelpoot over het daarnaast gelegen fietspad. Hierbij heeft een ongeval plaatsgevonden, waarbij een bestuurster van een snorfiets tegen de stempelpoot van de vrachtauto is aangereden en ten val is gekomen en zeer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen ten gevolge waarvan zij op 18 oktober 2012 is overleden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet al het mogelijke in het werk heeft gesteld om bij de uitvoering van de werkzaamheden een veilige situatie te creëren. Hoe gevaarlijk zijn handelen was, is gebleken uit de gevolgen daarvan. De beide dochters van het slachtoffer hebben ter zitting uitgesproken hoe moeilijk het was om hun moeder na het ongeval in zo’n slechte situatie aan te treffen en hoe groot het verlies voor hen is.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij één keer eerder is veroordeeld wegens overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op 6 juni 2012. De rechtbank merkt hierbij echter op dat het hier een heel ander feitencomplex betreft, zodat de rechtbank met deze eerdere veroordeling verder geen rekening zal houden.
De rechtbank merkt op dat bij het bepalen van de hoogte van de strafoplegging doorslaggevend is de ernst van de overtreding die verdachte heeft begaan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er ten opzichte van de eis van de officier van justitie rekening mee dat de bewezenverklaring neerkomt op een minder ernstig feit dan dat waarop de eis van de officier van justitie ziet. Waar de eis van de officier van justitie is ingegeven doordat verdachte een misdrijf zou hebben gepleegd, dat bestraft kan worden met een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat sprake is van (slechts) een overtreding, waarop maximaal hechtenis voor de duur van 2 maanden staat. Reeds gelet daarop zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding om verdachte een werkstraf op te leggen. Daarnaast ziet zij reden om als stok achter de deur een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Subsidiair: overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door G. Perrick, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 december 2013.
Mr. Perrick is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 11 oktober 2012 te Utrecht, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder/bedienaar van een vrachtwagen met
mobiele kraan - in de hoedanigheid van beroepschauffeur -, zich zodanig, te
weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd[slachtoffer], zodanig zwaar
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat zij aan de gevolgen daarvan op 18
oktober 2012 is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft, teneinde een container te laden, de door hem bestuurde
vrachtwagen deels op de rijbaan en deels (rechter achterzijde) op het
fietspad van de rechterzijde van de Oudenoord, ter hoogte van perceel 4,
geparkeerd, in de richting van de Monicabrug,
verdachte heeft (vervolgens) de stempelpoot aan de rechtervoorzijde
uitgeschoven waardoor deze het gehele fietspad blokkeerde,
verdachte heeft hierbij en/of vervolgens niet de minimale maatregelen ter
beveiliging van de werkplek (CROW-richtlijnen) in acht genomen,
voornoemde[slachtoffer], die op een bromfiets (snorfiets) over voornoemd fietspad
van de Oudenoord reed, komende uit de richting van Nijenoord en gaande in de
richting van de Monicabrug is vervolgens (frontaal) tegen de (dwarsligger
van) voornoemde stempelpoot aangereden en/of aangebotst waardoor aan die [slachtoffer]
zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat zij aan de
gevolgen daarvan op 18 oktober 2012 is overleden,
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 oktober 2012 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder/bedienaar van een vrachtwagen
met mobiele kraan - in de hoedanigheid van beroepschauffeur -,
zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft, teneinde een container te laden, de door hem bestuurde
vrachtwagen deels op de rijbaan en deels (rechter achterzijde) op het
fietspad van de rechterzijde van de Oudenoord, ter hoogte van perceel 4,
geparkeerd, in de richting van de Monicabrug,
verdachte heeft (vervolgens) de stempelpoot aan de rechtervoorzijde
uitgeschoven waardoor deze het gehele fietspad blokkeerde,
verdachte heeft hierbij en/of vervolgens niet de minimale maatregelen ter
beveiliging van de werkplek (CROW-richtlijnen) in acht genomen,
voornoemde[slachtoffer], die op een bromfiets (snorfiets) over voornoemd fietspad
van de Oudenoord reed, komende uit de richting van Nijenoord en gaande in de
richting van de Monicabrug is vervolgens (frontaal) tegen de (dwarsligger van)
voornoemde stempelpoot aangereden en/of aangebotst;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
PROCES-VERBAAL van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, enkelvoudige kamer in strafzaken, van 31 december 2013, in de zaak tegen de veroordeelde gestelde:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],[adres].
Raadsvrouwe mr. W.A, Koers, advocaat te Leusden.
Aanwezig:
mr. , rechter, als lid van de enkelvoudige kamer,
mr. , officier van justitie
en als griffier
De rechter doet de zaak uitroepen.
In de zaal van de terechtzitting zijn verder aanwezig:
0 de veroordeelde
0 de raadsman/vrouwe van de veroordeelde mr.
0 een tolk in de taal, genaamd
die in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte aflegt zijn/haar taak als tolk naar zijn/haar geweten te zullen vervullen. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door voornoemde tolk vertolkt.
0 De rechter spreekt de beslissing uit.
0 De rechter spreekt de beslissing uit en geeft de veroordeelde kennis, dat hij/zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 oktober 2012met nummer PL0910 2012226571-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de politie Utrecht, doorgenummerde pagina’s 24 en 25;
3.Proces-verbaal Aanrijding misdrijf van 6 februari 2013 met nummer PL0910 2012226571-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de politie Utrecht, doorgenummerde pagina’s 7 tot en met 10 (met bijlagen, onder meer Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse 2012226571-4 ).
4.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse 2012226571-4 van 19 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de politie Utrecht, doorgenummerde pagina 21.
5.Proces-verbaal Verkeersongevalanalyse 2012226571-4 van 19 december 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de politie Utrecht, doorgenummerde pagina 21.