ECLI:NL:RBMNE:2013:7323

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
07.662393-12 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van moord op sportschoolhouder in Almere

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 december 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van moord op een sportschoolhouder in Almere. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 27, 28 en 29 november en 2 en 3 december 2013. De verdachte was bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.J. van Gils. De officier van justitie, mr. M. Kamper, heeft de vordering ingediend. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk doden van het slachtoffer, met voorbedachten rade, en het verstrekken van geld voor de aanschaf van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer op 13 september 2011 is overleden aan de gevolgen van schotwonden. De verdachte ontkende enige betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten en getuigen beoordeeld, evenals forensisch bewijs, waaronder DNA-analyses en het aantreffen van een vuurwapen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het primair ten laste gelegde, namelijk het medeplegen van moord. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, zowel primair als subsidiair.

De benadeelde partijen, de vrouw en de broer van het slachtoffer, hebben zich als benadeelde partij gevoegd en vorderingen ingediend tot schadevergoeding. De rechtbank heeft deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van alle ten laste gelegde feiten is vrijgesproken. De uitspraak van de rechtbank is gedaan in aanwezigheid van de griffiers, mr. D.J. Laanstra en mr. R.G. Dees, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 07.662393-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 december 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [adres] ([postcode]) te [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzittingen van 27, 28 en 29 november en 2 en 3 december 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte telkens is verschenen, met uitzondering van 2 december 2013, telkens bijgestaan door mr. E.J. van Gils, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 13 september 2011 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet, met een vuurwapen een of meer kogels (van korte afstand en/of gericht) afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door een of meerdere van die kogels in het lichaam en/of het hoofd is getroffen,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of[medeverdachte 3] en/of[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5], op of omstreeks 13 september 2011 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] verdachte en/of (een) ander(en) met dat opzet, met een vuurwapen een of meer kogels (van korte afstand en/of gericht) afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door een of meerdere van die kogels in het lichaam en/of het hoofd werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van
01 januari 2011 tot en met 13 september 2011 te Apeldoorn en/of Almere, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
- geld, althans een (groot) geldbedrag beschikbaar te stellen voor de aanschaf van het vuurwapen bestemd/bedoeld voor de moord op die [slachtoffer] en/of
- na te laten die [slachtoffer] te waarschuwen voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of (een) ander(en) en/of na te laten bijstand/hulp in te roepen van politie en/of (een) ander(en) en/of
- niet in te grijpen en/of te laten ingrijpen door (een) ander(en) ter voorkoming dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of (een) ander(en) tot de uitvoering van het plegen van bovengenoemd misdrijf zou(den) overgaan en/of (aldus) (op geen enkele wijze) (niet) te voorkomen dat die [slachtoffer] het leven zou laten;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 13 september 2011 te Almere en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf moord in vereniging (artikel 289/47/1/1 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
geld, althans een (groot) geldbedrag beschikbaar te stellen voor de aanschaf van het vuurwapen bestemd/bedoeld voor de moord op die [slachtoffer],
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Vaststaande feiten [1]
Aantreffen van het dodelijk overschot van het slachtoffer.
Op 13 september 2011 vernemen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat er bij de flats op[straatnaam] te Almere iemand onwel is geworden dan wel mogelijk is overleden. [2]
[straatnaam] betreft een lange doodlopende weg met aan de linkerzijde van de weg parkeervakken en aan de rechterzijde van de weg een drietal appartementencomplexen. [3]
Als verbalisanten omstreeks 6.30 uur ter plaatse zijn, treffen verbalisanten een man op de grond aan die verwondingen aan het hoofd heeft die lijken op schotwonden. De man wordt aangetroffen op de stoep naast de parkeervakken bij het laatste appartementencomplex aan [straatnaam] te Almere. [4]
In de toegangshal van dit appartementencomplex treffen verbalisanten, op aanwijzing van de getuige [getuige 1], een horloge en een sleutel van een Mercedes aan. [5] Tevens nemen zij bloedspetters, hulzen, kogels en mogelijke kogelinslagen waar in de hal van de flat. [6]
Vervolgens komt een vrouw, naar later blijkt [benadeelde 1], aanlopen die zegt dat de op de stoep aangetroffen man haar echtgenoot is [7] , genaamd [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) [8] .
Na het aantreffen van het stoffelijk overschot is door de Regiopolitie Flevoland het ‘Team Grootschalig Onderzoek 32’ geformeerd, dat vervolgens het onderzoek heeft verricht naar de dood van het slachtoffer. In het kader van dat onderzoek is een groot aantal onderzoekshandelingen verricht, waaronder de sectie op het lichaam van het slachtoffer, forensische onderzoeken, de inzet van een stelselmatige informatie inwinner werkend onder de naam ‘[naam]’ (hierna: ‘[naam]’) en het horen van diverse getuigen.
Oorzaak van het overlijden van het slachtoffer.
Uit de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van meermalen bij het leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld (schotverwondingen) op het lichaam. [9]
Bij sectie zijn zeven schotverwondingen gevonden passend bij zes doorschoten en één inschotletsel. Van deze zeven schotverwondingen waren er drie doorschoten door het hoofd. [10] Blijkens de tekening [11] , foto’s [12] en de bijbehorende toelichting bevonden zich drie inschotverwondingen op een rij rechts van de slaap. [13] Verder is een onderhuids verlopend doorschot in de nek aangetroffen, twee doorschoten door en één inschot in de romp en een kogel in de borst. [14] Voorts is geconcludeerd dat de schoten door de romp ernstig en levensbedreigend waren, maar het slachtoffer daardoor niet direct handelingsonbekwaam hoeft te zijn geweest; hij zou nog naar buiten hebben kunnen lopen. [15]
Tijdstip van overlijden van het slachtoffer.
Uit camerabeelden blijkt dat het slachtoffer op 13 september 2011 om 00.18.46 uur de sportschool aan de Markerkant 10-56 te Almere verlaat. [16] De bus van het bedrijf van het slachtoffer rijdt vervolgens om 00.26 uur vanuit de richting van de sportschool in de richting van [straatnaam]. Omstreeks 00.27 uur rijdt de bus richting de rotonde gelegen voor [straatnaam]. [17] De getuige [getuige 2] hoort diezelfde dag omstreeks 00.30 uur drie geluiden achter elkaar. Hierna is het even stil en vervolgens hoort voornoemde getuige de rest van de geluiden. Het aantal geluiden is tussen de zes en acht. [18] De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat het slachtoffer omstreeks 00.30 uur is beschoten en vrijwel direct daarna is overleden.
Forensisch sporenonderzoek.
Op 13 september 2011 treft politiespeurhond Diva op ongeveer vijf meter van de plaats delict een lege patroonhouder aan. [19] De patroonhouder blijkt te behoren bij een pistool van het merk Makarov. [20] De patroonhouder is onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. [21]
De binnenzijde van voornoemde patroonhouder is bemonsterd. Van deze bemonstering is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen, waarvan tenminste één man. Het DNA-profiel van [medeverdachte 1] matcht met dat DNA-mengprofiel. De hypothese dat dit mengprofiel wordt verklaard door het mengsel van DNA van [medeverdachte 1] en een willekeurig persoon is meer dan 1 miljard maal waarschijnlijker dan dat het een mengsel van DNA betreft van twee willekeurig gekozen personen. [22]
Op de plaats delict zijn onder meer 10 hulzen aangetroffen bij en in de buurt van het lichaam van het slachtoffer [23] en in de centrale hal van het appartementencomplex [24] . Het NFI heeft onderzoek verricht naar deze 10 hulzen en concludeert dat gezien de op de hulzen aanwezige bodemstempels en hun afmetingen de hulzen van het kaliber 9mm Browning Kort zijn. De conclusie ten aanzien van het onderzoek op de in de hulzen aangetroffen sporen is dat de waargenomen overeenkomsten tussen de sporen in de hulzen passen bij de hypothese dat deze met hetzelfde vuurwapen zijn verschoten. [25]
Op 11 oktober 2012 is een vuurwapen met daarop bevestigd een demper in het water van [straatnaam] aangetroffen. [26] Het pistool was doorgeladen. In de kamer zat een patroon en in de patroonhouder zaten twee patronen. [27] Het betrof een pistool met het opschrift ‘CARL WALTHER SPEC AUSF’. [28] Het pistool is waarschijnlijk een Makarov. Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 sub 3, gelet op artikel 2, eerste lid, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. [29]
De eerder aangetroffen patroonhouder past in het vuurwapen. Met het vuurwapen met daarin de patroonhouder kunnen patronen van het kaliber 9mm Browning Kort worden verschoten. [30]
Uit nader onderzoek blijkt voorts dat het waarschijnlijk is dat drie op de plaats delict aangetroffen hulzen waarschijnlijk zijn verschoten met het in het water aangetroffen vuurwapen. Er is een kleine kans om deze mate van overeenkomst waar te nemen als de hulzen zijn verschoten met een ander vuurwapen dan het aangetroffen vuurwapen. [31]
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat het in het water aangetroffen vuurwapen het wapen is geweest waarmee het slachtoffer is beschoten en dat de op en rond de plaats delict aangetroffen hulzen met dat wapen zijn verschoten.
Nadere verloop van het onderzoek.
Naar aanleiding van het onderzoek zijn de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [medeverdachte 3],[medeverdachte 4] en [verdachte] aangehouden. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] hebben uitgebreide verklaringen afgelegd. [verdachte] heeft elke betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer ontkend en zich verder beroepen op zijn zwijgrecht. [medeverdachte 1] heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht, maar heeft bij de rechter-commissaris op 16 maart 2013 een uitgebreide verklaring afgelegd. [medeverdachte 1] heeft, kort gezegd, verklaard dat hij het slachtoffer heeft neergeschoten op 13 september 2011 en vervolgens het wapen in het water achter het appartementencomplex aan [straatnaam] te Almere heeft gegooid. [32]
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat (in voldoende mate) vaststaat dat [medeverdachte 1] met het in het water gevonden vuurwapen het slachtoffer heeft beschoten, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde (medeplegen van moord/doodslag) vrij te spreken. De officier van justitie acht de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan moord wettig en overtuigend bewezen.
Daartoe acht de officier van justitie in de eerste plaats van belang het gegeven dat er al lange tijd sprake was van animositeit tussen de familie [verdachte] en het slachtoffer. Verder acht de officier van justitie redengevend de door haar als betrouwbaar aangemerkte verklaringen van [medeverdachte 5], waarin deze aangeeft dat [verdachte],- de schoonvader van [medeverdachte 1] - [medeverdachte 1] voor de dood van het slachtoffer geld zou hebben gegeven voor de aanschaf van een vuurwapen en dat dit een vuurwapen moest zijn met demper. De officier van justitie concludeert voorts uit die verklaringen dat [medeverdachte 5] met [verdachte] over de problemen met het slachtoffer heeft gesproken en dat [verdachte] wist of in elk geval moest weten dat [medeverdachte 1] het slachtoffer wilde doden. Daarnaast interpreteert de officier van justitie een opmerking van [medeverdachte 1] tijdens een op 18 juli 2012 in een arrestantenbus opgenomen gesprek (opnemen vertrouwelijke communicatie, hierna: OVC gesprek) tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zo dat daaruit volgt dat [verdachte] geld heeft gegeven aan[medeverdachte 1] voor de aanschaf van een wapen. Tot slot wijst de officier van justitie op contante opnames tot een totaalbedrag van € 4.100,00 in de maand augustus 2011 van de rekening van [verdachte], die qua grootte afwijken van opnames in dezelfde periode in voorgaande jaren en die volgens de officier van justitie mede daarom gekoppeld kunnen worden aan het verstrekken van geld aan [medeverdachte 1] voor de aanschaf van een vuurwapen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Daartoe heeft de raadsman gemotiveerd aangevoerd dat uit de verklaringen van [medeverdachte 5] slechts kan worden afgeleid dat [medeverdachte 5] veronderstelt dat [medeverdachte 1] verdachte om geld voor een wapen heeft gevraagd en dat verdachte wist dat het geld zou worden gebruikt voor de aanschaf van het moordwapen. Uit de door [medeverdachte 5] gebruikte bewoordingen blijkt echter geenszins dat hij dit weet en dat hij weet dat verdachte geld aan [medeverdachte 1] heeft verstrekt. [medeverdachte 1] heeft ook ontkend dat hij geld van verdachte heeft gekregen voor de aanschaf van het moordwapen. Uit het OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kan evenmin worden afgeleid dat verdachte geld heeft gegeven aan [medeverdachte 1] voor de aanschaf van het moordwapen. De uitingen van [medeverdachte 1] in dat gesprek moeten anders geduid worden.
Het door verdachte gepinde geldbedrag van € 3.550,00 in de maand augustus 2011 is eveneens onvoldoende om daaruit de betrokkenheid van verdachte af te leiden. Verdachte heeft € 500,00 aan zijn dochter gegeven en heeft aan [B] € 1.000,00 betaald voor de aanschaf van winterbanden. Van het resterende geldbedrag zijn normale uitgaven gedaan en er is contant geld meegenomen voor de vakantie. Daarbij komt dat uit diverse verklaringen kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] het wapen geruime tijd voor augustus 2011 heeft gekocht.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
Aan verdachte is primair het medeplegen van moord dan wel doodslag ten laste gelegd. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier geen aanwijzingen bevat voor het primair ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van het medeplegen van moord/doodslag.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Verklaringen van [medeverdachte 5].
De rechtbank heeft zich ambtshalve een oordeel gevormd over de betrouwbaarheid van de schriftelijke weergave van de door [medeverdachte 5] afgelegde verklaringen. Uit een vergelijking van de audiovisuele registratie van die verhoren met de schriftelijke vastlegging daarvan concludeert de rechtbank dat die vastlegging weliswaar onzorgvuldig is geschied, maar dat dat in de zaak tegen verdachte niet tot strafrechtelijk of strafvorderlijk relevante conclusies hoeft te leiden nu de onderhavige relevante passages uit die verhoren een juiste inhoudelijke weergave vormen van hetgeen [medeverdachte 5] heeft verklaard.
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 5] tijdens zijn vierde verhoor heeft verklaard: “Hij (uit het verhoor volgt dat [medeverdachte 5] hiermee [medeverdachte 1] bedoelt) heeft niet verteld hoe hij aan het wapen kwam. Volgens mij heeft hij het geld van zijn schoonvader gekregen.” In datzelfde verhoor heeft [medeverdachte 5] verklaard: “Ik heb begrepen dat de schoonvader het gegeven heeft. Ik weet niet of hij ervan op de hoogte was of het geld voor een wapen was, dat weet ik niet. Volgens mij weet hij dat wel.”
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 5] vanwege de door hem gebruikte woorden niet stellig verklaart omtrent enige rol van verdachte. Ook in latere verklaringen van [medeverdachte 5] is hij niet stellig over hetgeen hij uit eigen wetenschap heeft verklaard met betrekking tot verdachte en hetgeen hij vermoedt. In zijn zevende verhoor heeft [medeverdachte 5] verklaard: “[medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]) zocht een wapen en ik heb gezegd luister ik heb geen geld. Hij kan best wat geleend hebben van [verdachte]. Ik weet niet of hij het daar geleend heeft. Hij heeft wel gezegd dat hij misschien daar geld kon lenen. Ik weet ook niet of die vader geld geleend heeft en zo ja of hij wist dat het voor een wapen was. Ik weet niet of hij het geld gegeven heeft.”
Uit de verklaring van [medeverdachte 5] bij de rechter-commissaris blijkt dat [medeverdachte 5] zelf heeft geïnterpreteerd dat [medeverdachte 1] het geld voor het moordwapen heeft gekregen van verdachte en dat hij van [medeverdachte 1] niet heeft gehoord van wie het geld daadwerkelijk afkomstig was. [medeverdachte 5] heeft voorts (wederom) verklaard dat hij niet weet of [medeverdachte 1] geld van verdachte heeft gekregen en dat hij überhaupt niet weet of [medeverdachte 1] tegen verdachte heeft gezegd dat hij geld wilde lenen voor een vuurwapen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen van [medeverdachte 5] onvoldoende eenduidig en onvoldoende stellig enige betrokkenheid van verdachte bij de dood van [medeverdachte 1] volgt. Derhalve kunnen de verklaringen van [medeverdachte 5] niet worden gebezigd als enig bewijsmiddel tegen verdachte.
Geldopnames en OVC-gesprek.
Uit het dossier komt naar voren dat van de rekening van verdachte in de maand augustus 2011 een geldbedrag van (in totaal) € 4.100,00 in contanten is opgenomen. De rechtbank constateert dat dit (veel) meer contant geld betreft dan werd opgenomen in dezelfde periode in eerdere jaren. De verdachte heeft zich, toen hij naar die opnames werd gevraagd, aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen en in een later stadium een verklaring gegeven voor een gedeelte van het opgenomen bedrag. De rechtbank acht de hoogte van het opgenomen geldbedrag opvallend en deelt de visie van de officier van justitie dat dit vragen oproept. Het procesdossier biedt echter geen aanknopingspunten om de opgenomen geldbedragen in verband te brengen met de aanschaf van een vuurwapen door [medeverdachte 1]. De hierboven vermelde opmerkingen van verdachte [medeverdachte 5] zijn hiervoor volstrekt onvoldoende. De uitlating van[medeverdachte 1] in het OVC-gesprek van 18 juli 2012 biedt evenmin een handvat. Die uitlating zou immers begrepen kunnen worden in het licht van de verklaring van verdachte en diens dochter [A] dat verdachte een geldbedrag aan haar en [medeverdachte 1] had geleend voor de hypotheek van hun woning. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet af te leiden valt dat verdachte zou hebben geweten met welk doel hij aan [medeverdachte 1] geld zou hebben geleend dan wel gegeven.
Ook overigens is onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig om vast te stellen dat verdachte geld heeft gegeven voor de aanschaf van het moordwapen dan wel dat verdachte wetenschap had van enig plan van [medeverdachte 1] om het slachtoffer van het leven te beroven of dat hij op enige andere wijze een aandeel heeft gehad in de dood van het slachtoffer.
Gelet op voorgaande overwegingen zal de rechtbank verdachte dan ook eveneens van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

5.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting hebben respectievelijk[benadeelde 1] (de vrouw van het slachtoffer) en [benadeelde 2] (de broer van het slachtoffer) – beiden daartoe vertegenwoordigd door mrs. D. Moszkowicz en E. Julius – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op een bedrag van respectievelijk € 2.269.995,50 ([benadeelde 1]) en
€ 11.200,00 ([benadeelde 2]).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,00 (begrafeniskosten en kosten voor rechtsbijstand) en de benadeelde in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De officier van justitie heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 400,00 (reiskosten in verband met de begrafenis) en de benadeelde in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
In geval van toewijzing van een deel van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd tot toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en tot de hoofdelijke aansprakelijkheidsstelling van de verdachten over te gaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Reeds op grond van het feit dat de verdachte van het hem ten laste zal worden vrijgesproken dienen de benadeelde partijen[benadeelde 1] en [benadeelde 2] in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij[benadeelde 1] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[benadeelde 2]
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en
mr. L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra en mr. R.G. Dees, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier behorende bij het onderzoek TGO 32, bestaande uit 11 mappen doorgenummerd 1 tot en met 4460, het FO dossier, bestaande uit
2.Pagina 984, alinea 3.
3.Pagina 921, derde alinea van onder, pagina 989, alinea 5 en pagina 4 (FO dossier).
4.Pagina 984, laatste twee alinea’s.
5.Pagina 987, laatste alinea.
6.Pagina 985.
7.Pagina 988, alinea 4.
8.Pagina 997.
9.Pagina 305 (FO dossier).
10.Pagina 304, regels 12 en 13 (FO dossier).
11.Pagina 298 (FO dossier).
12.Pagina’s 288 en 289 (FO dossier).
13.Pagina 295, laatste alinea (FO dossier).
14.Pagina 304, regels 13 tot en met 15 (FO dossier).
15.Pagina 304, regels 18 tot en met 20 (FO dossier).
16.Pagina’s 1281 en 1284
17.Pagina 1364.
18.Pagina 1024.
19.Pagina 106 (FO dossier) en pagina 926, alinea 7 (FO dossier).
20.Pagina 926, voorlaatste alinea (FO dossier).
21.Pagina 927, alinea 2 (FO dossier).
22.Pagina 868 (FO dossier).
23.Pagina 83 e.v. (FO dossier).
24.Pagina 175 e.v. (FO dossier).
25.Pagina 444 e.v. (FO dossier).
26.Pagina 4730.
27.Pagina 4737, eerste alinea.
28.Pagina 4803C, laatste alinea.
29.Pagina 4803D.
30.Pagina 4803H.
31.Pagina’s 4777 en 4779.
32.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], op 16 maart 2013 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, blad 5.