ECLI:NL:RBMNE:2013:6196

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
9 december 2013
Zaaknummer
C-16-344817 - HA ZA 13-394
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door onbetaalde facturen in handelsrelatie tussen Alfatex Sp. en Holland Trade Ltd.

In deze zaak vorderde de Poolse vennootschap Alfatex Sp. betaling van een bedrag van € 100.630,77 van de gedaagden, waaronder Holland Trade Medical Ltd. (HTM) en twee andere gedaagden, wegens onrechtmatige daad. Alfatex Sp. had klittenbanden geleverd aan Holland Trade Ltd., maar deze had een deel van de facturen onbetaald gelaten. De rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat de vorderingen tegen HTM en de tweede gedaagde werden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zij betrokken waren bij een vooropgezet plan om Alfatex Sp. te benadelen. De rechtbank stelde vast dat de schade zich voordeed op de plaats waar de betalingen door Alfatex Sp. zouden worden ontvangen, namelijk in Polen, en dat derhalve Pools recht van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat HTM en de tweede gedaagde onrechtmatig hadden gehandeld. De vorderingen tegen de derde gedaagde, die niet was verschenen, werden daarentegen grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde handelsrente, die niet toewijsbaar was. De rechtbank veroordeelde de derde gedaagde tot betaling van een bedrag van € 102.550,77 aan Alfatex Sp., vermeerderd met wettelijke rente. Alfatex Sp. werd veroordeeld in de proceskosten van HTM en de tweede gedaagde, terwijl de derde gedaagde ook in de proceskosten van Alfatex Sp. werd veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/344817 / HA ZA 13-394
Vonnis van 18 december 2013
in de zaak van
vennootschap naar Pools recht
ALFATEX SP. Z O.O.,
gevestigd te Wroclaw,
eiseres,
advocaat mr. J.M. van Noort te Utrecht,
tegen
1. de rechtspersoon naar Engels recht
HOLLAND TRADE MEDICAL LTD,
gevestigd te Soest,
gedaagde,
advocaat mr. A.W. Hooijen te Hilversum,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.W. Hooijen te Hilversum,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te[woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna afzonderlijk worden aangeduid als Alfatex Sp., HTM, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. Gedaagden zullen gezamenlijk HTM c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juli 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2013
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Alfatex Sp. is leverancier van klittenbanden. Haar afnemers verwerken die klittenbanden in producten die zij weer verkopen.
2.2.
Vanaf september 2008 was één van de onder 2.1. bedoelde afnemers de vennootschap naar Bulgaars recht Holland Trade Ltd. De bestuurder van deze vennootschap was [gedaagde sub 3].
2.3.
Een andere van de onder 2.1. bedoelde afnemers was Exim Holland B.V. Deze vennootschap is gefailleerd op 19 mei 2009. [B.V.] was haar enig bestuurder en aandeelhouder. [gedaagde sub 2] is bestuurder van [B.V.]
2.4.
Namens Holland Trade Ltd. heeft [gedaagde sub 3] op 26 december 2010 Holland Trade Ltd twee orders voor op maat gemaakte klittenband geplaatst bij Alfatex Sp. De eerste order (nummer 1-1-2011-4) is door Alfatex Sp. uitgevoerd. De factuur voor die order heeft Holland Trade Ltd. voldaan. De tweede order (nummer 1-1-2011-5) bestond uit vier deelleveringen op maat gemaakte klittenband. De eerste deellevering van deze tweede order is door Alfatex Sp. uitgevoerd en door Holland Trade Ltd. betaald.
2.5.
In januari 2011 heeft [gedaagde sub 2] HTM opgericht. Hij is ook haar bestuurder en groot aandeelhouder. HTM is een groothandel in (met name) medische en paramedische producten. Eén van de door haar gevoerde producten is het product “SternaSafe”. In dit product verwerkt zij onder meer klittenbanden die zij betrekt van leveranciers.
2.6.
Op 15 februari 2011 verzocht [gedaagde sub 3] namens Holland Trade Ltd de levering van de drie overige deelleveringen van de onder 2.4. genoemde tweede order. Deze bestellingen zijn vervolgens door Alfatex Sp. op maat geproduceerd. Twee van deze deelleveringen klittenband zijn vervolgens door Alfatex Sp. geleverd, maar zijn door Holland Trade ltd. onbetaald gelaten. De laatste deellevering klittenband is door Alfatex Sp. wel op maat geproduceerd maar vanwege de hiervoor genoemde onbetaald gebleven leveringen niet aan Holland Trade Ltd. geleverd.
2.7.
Op 14 juli 2011 is [gedaagde sub 3] als bestuurder van Holland Trade Ltd teruggetreden. Volgens het handelsregister is haar nieuwe bestuurder de heer [A].
2.8.
Bij vonnis van 29 februari 2012 van de rechtbank van Varna in Bulgarije, is Holland Trade ltd. vanwege de geleverde maar onbetaald gebleven goederen veroordeeld tot betaling aan Alfatex Sp. van onder meer 20.000 leva.
2.9.
Het onder 2.9. bedoelde vonnis kan niet worden geëxecuteerd omdat Holland Trade ltd. niet op haar in het handelsregister genoemde (statutaire) adres is gevestigd of kantoor houdt.
2.10.
De betalingsachterstand van Holland Trade ltd. met betrekking tot de reeds geleverde, maar niet betaalde klittenband bedraagt € 22.642,04. De niet geleverde op maat geproduceerde klittenband vertegenwoordigt een factuurwaarde van € 77.988,73.

3.Het geschil

3.1.
Alfatex Sp. vordert  samengevat - veroordeling van HTM c.s. tot betaling van € 100.630,77, vermeerderd met handelsrente en (proces)kosten. Aan haar vorderingen legt zij ten grondslag dat HTM c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld doordat zij –kort gezegd- middels een vooropgezet plan hebben bewerkstelligd dat Alfatex Sp. op bestelling van de fictieve onderneming Holland Trade ltd. klittenbanden heeft geproduceerd en deels geleverd, zodat de vennootschap van [gedaagde sub 2], HTM, deze klittenbanden kon verwerken en verhandelen, terwijl Holland Trade ltd. die klittenbanden (opzettelijk) onbetaald zou laten en geen verhaal zou bieden.
3.2.
HTM en [gedaagde sub 2] voeren verweer. Dit verweer komt er –kort gezegd- op neer dat zij betwisten onrechtmatig jegens Alfatex Sp. te hebben gehandeld. In dat verband betogen zij dat HTM de door Alfatex Sp. geproduceerde klittenbanden niet heeft verwerkt en verhandeld en dat zij bovendien geen kennis hadden van of betrokken waren bij het door Alftex Sp. gestelde vooropgezette plan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is de vraag of HTM c.s. onrechtmatig jegens Alfatex Sp. hebben gehandeld en of zij daarom gehouden zijn de door Afatex Sp. geleden schade te vergoeden.
4.2.
De vraag of HTM c.s. onrechtmatig jegens Alfatex Sp. hebben gehandeld, moet worden beantwoord naar Pools recht. Op grond van de Rome II- Verordening is de hoofdregel dat het recht van het land van de gemeenschappelijke woonplaats van partijen of het recht van het land waar de schade zich voordoet, van toepassing is. Alfatex Sp. is een in Polen gevestigde vennootschap, terwijl HTM in Nederland is gevestigd en [gedaagde sub 2] in Nederland woonachtig is. Er is dus geen gemeenschappelijke woonplaats aan te wijzen. Hieruit volgt dat het recht van het land waar de schade zich heeft voorgedaan, van toepassing is. Anders dan door Alfatex Sp. is betoogd, doet de door Alfatex Sp. geleden schade zich niet voor op de plaats van de verwerking van de klittenbanden, maar op de plaats waar de betalingen door Alfatex Sp. voor de door haar geleverde klittenbanden zouden worden ontvangen, derhalve bij Alftex Sp. in Polen. Hieruit volgt dat Pools recht van toepassing is op de vraag of HTM c.s. onrechtmatig hebben gehandeld.
4.3.
Net zoals in het Nederlands recht, is naar Pools recht iemand gehouden de schade te vergoeden welke is veroorzaakt door onrechtmatig handelen dat aan hem kan worden toegerekend. Deze regel is neergelegd in artikel 415 Kodeks cywilny (KC). De in artikel 415 KC neergelegde regel met betrekking tot onrechtmatige daad, is een open norm. De rechter moet derhalve aan de hand van de feiten en omstandigheden vaststellen of van onrechtmatig handelen sprake is. Tegen deze achtergrond zal de rechtbank beoordelen of in het onderhavige geval sprake is van onrechtmatig handelen door HTM c.s. zoals bedoeld in artikel 415 KC en of zij vanwege dit handelen gehouden zijn de vorderingen van Alfatex Sp. te voldoen.
De vorderingen tegen HTM en [gedaagde sub 2]
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat, wil sprake zijn van het door Alfatex Sp. gestelde onrechtmatig handelen aan de zijde van HTM en [gedaagde sub 2], vast moeten komen te staan dat sprake was van het gestelde vooropgezet plan, waarbij het de opzet was om van Alfatex Sp. op maat gemaakte klittenbanden af te nemen of te verwerken en te verhandelen zonder die klittenbanden aan Alfatex Sp. te betalen. Daarbij komt dat ook moet komen vast te staan dat HTM en/of [gedaagde sub 2] betrokken waren bij en/of wetenschap hadden bij dit vooropgezet plan.
4.5.
Deze betrokkenheid en wetenschap leidt Alfatex Sp. af uit de navolgende feiten:
  • [gedaagde sub 2] was de voormalig indirect bestuurder van de in mei 2009 gefailleerde Exim Holland B.V.,
  • [gedaagde sub 2] is de vader van [gedaagde sub 3],
  • [gedaagde sub 2] voerde samen met zijn zoon [gedaagde sub 3] in december 2010 gesprekken met Alfatex Sp. waarbij is besproken dat Holland Trade ltd. de activiteiten van Exim Holland B.V. zou opvolgen,
  • [gedaagde sub 2] richtte in de periode rondom de door [gedaagde sub 3] verzochte deelleveringen van de tweede order in februari 2011 HTM op en is haar bestuurder,
  • HTM de door Alfatex Sp. geleverde producten verwerkte en verhandelde,
  • [gedaagde sub 2] weigert elke medewerking aan Alfatex Sp.
4.6.
HTM en [gedaagde sub 2] betwisten dat zij enige betrokkenheid zouden hebben gehad bij of wetenschap hadden van het door Alfatex Sp. gestelde vooropgezet plan. Voorts betwisten zij dat Holland Trade ltd. de activiteiten van het in 2009 gefailleerde Exim Holland B.V. zou overnemen, dat [gedaagde sub 2] aanwezig was bij de door Alfatex Sp. bedoelde gesprekken in december 2010 en dat HTM producten van Holland Trade ltd. zou hebben verwerkt in haar producten.
4.7.
De rechtbank overweegt dat uit de onder 4.5. van dit vonnis genoemde omstandigheden niet kan worden afgeleid dat sprake is van de bedoelde betrokkenheid en wetenschap aan de zijde van [gedaagde sub 2] en/of HTM. De rechtbank begrijpt uit de in de dagvaarding geponeerde en tevens onderbouwde stelling van Alfatex Sp. dat Holland Trade ltd. al vanaf september 2008 haar afnemer is van klittenbanden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is daardoor niet te rijmen dat [gedaagde sub 2] in zijn beweerdelijke betrokkenheid bij het gestelde vooropgezet plan, in december 2010 Holland Trade ltd. aan Alfatex Sp. zou hebben geïntroduceerd als opvolgende vennootschap van zijn anderhalf jaar eerder gefailleerde Exim Holland B.V. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoefden immers niet meer te bewerkstelligen dat Alfatex Sp. met Holland Trade ltd. in zee zou gaan, omdat Holland Trade ltd. al ruim twee jaar klant van Alfatex Sp. was. Bovendien geldt dat, ook in het geval alle van de onder 4.5. van dit vonnis weergegeven feiten komen vast te staan, uit die feiten niet volgt dat [gedaagde sub 2] en/of HTM wetenschap hadden van of betrokken waren bij het door Alftex Sp. gestelde vooropgezet plan.
4.8.
Gelet op het verweer van HTM en [gedaagde sub 2], lag het daarom op de weg van Alfatex Sp. om haar stellingen dat sprake is van een vooropgezet plan waar [gedaagde sub 2] en HTM bij betrokken waren of waarvan zij wetenschap hadden, nader uit te werken en te onderbouwen. Alfatex Sp. heeft dit echter nagelaten, met als gevolg dat de rechtbank niet kan vaststellen of sprake is van het gestelde onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 2] en HTM. Dit betekent dat er geen aanleiding is om Alfatex Sp. toe te laten tot (nadere) bewijslevering.
4.9.
De rechtbank stelt daarom vast dat geen sprake is van het door Alfatex Sp. gestelde onrechtmatig handelen. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de vorderingen tegen HTM en [gedaagde sub 2] zal afwijzen.
De vorderingen tegen [gedaagde sub 3]
4.10.
Ten aanzien van [gedaagde sub 3] geldt dat hij niet in deze procedure is verschenen en de vorderingen niet in rechte heeft betwist. Omdat de vorderingen tegen [gedaagde sub 3] de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, zullen deze grotendeels tegen hem worden toegewezen. De wettelijke handelsrente over de gevorderde schadevergoeding wordt echter niet toegewezen. Het gevorderde bedrag is immers niet gestoeld op de voldoening van een geldsom uit een handelsovereenkomst, maar vindt zijn grondslag in een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad. Daarom is de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen.
Proceskosten
4.11.
Alfatex Sp. zal, als de in de procedure tegen HTM en [gedaagde sub 2] in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van HTM en [gedaagde sub 2] worden begroot op € 6.557,00 zijnde € 3.715,00 aan griffierecht en € 2.842,00 ( 2 punten × tarief € 1.421,00) aan salaris advocaat.
4.12.
Omdat de vorderingen tegen [gedaagde sub 3] grotendeels worden toegewezen, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Alfatex Sp. in de procedure tegen [gedaagde sub 3] worden begroot op € 5.228,82, zijnde € 92,82 aan kosten dagvaarding, € 3.715,00 aan griffierecht en € 1.421,00 (1 punt x tarief € 1.421,00) aan salaris advocaat.
4.13.
Alfatex Sp. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in de zaak tegen HTM en [gedaagde sub 2]
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Alfatex Sp. in de proceskosten, aan de zijde van HTM en [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 6.557,00,
in de zaak tegen [gedaagde sub 3]
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 3] om aan Alfatex Sp. te betalen een bedrag van € 102.550,77 (éénhonderdtweeduizendvijfhonderdvijftig euro en zevenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over:
  • het bedrag van € 11.551,86 vanaf 7 april 2011,
  • het bedrag van € 11.090,18 vanaf 18 april 2011,
  • het bedrag van € 77.988,73 vanaf 6 juli 2011,
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 3] in de proceskosten, aan de zijde van Alfatex Sp. tot op heden begroot op € 5.228,82,
5.5.
verklaart onderdelen 5.2., 5.3 en 5.4. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.C. de Vaan en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2013. [1]

Voetnoten

1.type: VLd(M