In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 28 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.L. Lischer, heeft de gemeente Almere aangeklaagd wegens onrechtmatige vrijheidsbeneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 26 oktober 2012 om 15:00 uur is onderzocht door een arts, die niet voldeed aan de vereisten van de Wet Bopz, en dat de noodzakelijke beoordeling door een onafhankelijk psychiater te laat heeft plaatsgevonden. De burgemeester van Almere had de inbewaringstelling gelast, maar heeft nagelaten ervoor te zorgen dat verzoeker tijdig door een psychiater werd onderzocht. De rechtbank oordeelt dat de periode van zes uur, waarin het onderzoek had moeten plaatsvinden, is aangevangen op het moment dat verzoeker op het politiebureau arriveerde, en niet op het moment van opname in de GGz. Hierdoor is de vrijheidsbeneming van verzoeker onrechtmatig geweest voor een periode van enkele uren. De rechtbank heeft de gemeente Almere veroordeeld tot betaling van € 95,-- aan verzoeker als schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsbeneming, en verklaarde deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.