ECLI:NL:RBMNE:2013:5711

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2013
Publicatiedatum
18 november 2013
Zaaknummer
UTR 13-274
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor agrarisch natuurbeheer door de Dienst Regelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht over de afwijzing van een subsidieaanvraag voor agrarisch natuurbeheer. Eiseres had een betaalverzoek ingediend voor verschillende beheereenheden, waaronder beheereenheid 1114, maar de rechtbank oordeelde dat de wijziging van het perceel nog niet was doorgevoerd in de toolkit van de Dienst Regelingen. Hierdoor kon verweerder geen betaling doen voor een oppervlakte waarvoor geen betaalverzoek was ingediend. Eiseres had verzuimd om bij haar betaalverzoek aan te geven dat zij voor de volledige oppervlakte van beheereenheid 1114 subsidie wenste, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek voor 1,63 hectare.

Daarnaast werd in de zaak ook de subsidiabele oppervlakte voor beheereenheid 1107 besproken. Verweerder had de oppervlakte beoordeeld aan de hand van het perceelsregister en luchtfoto's, maar eiseres betwistte deze beoordeling en stelde dat er greppels waren die niet als niet-subsidiabele delen moesten worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen concrete bewijsstukken had overgelegd ter onderbouwing van haar stelling en dat verweerder de vastgestelde oppervlakte op basis van de luchtfoto's mocht handhaven.

De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 13/274

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 november 2013 in de zaak tussen

de maatschap [eiseres], te [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: ing. J. Voets),
en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. S.G.A. Peeters).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder op basis van het betaalverzoek 2011 via de Gecombineerde opgave (GO) een subsidie toegekend van
€ 9.060,06.
Bij besluit van 13 december 2012 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de oppervlakte voor beheereenheid 1108 wordt vastgesteld op
0,88 hectare.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Bij besluit van 25 februari 2013 (het bestreden besluit II) heeft verweerder een herziene beslissing op bezwaar genomen. Verweerder heeft het bezwaar gegrond verklaard en heeft onder herroeping van het primaire besluit aan eiseres voor de beheereenheden 1100 en 1114 alsnog subsidie toegekend en de subsidiabele oppervlakte voor beheereenheid 1105 aangepast. Verweerder heeft in totaal een bedrag van € 3.928,37 aan subsidie nabetaald.
Eiseres heeft hiertegen aanvullende gronden ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2013. Namens eiseres zijn verschenen [eiser 1], [eiser 2], bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen [A], gebiedscoördinator natuurbeheer Lopikerwaard. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mr. E.J.H. Jansen, beiden werkzaam bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: Dienst Regelingen).

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met
31 december 2012. Het bestreden besluit I is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
Het bestreden besluit I
2.
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit II. Het beroep van eiseres voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit I, beperkt zich tot de afwijzing van vergoeding van kosten in de bezwaarprocedure en tot een verzoek om schadevergoeding vanwege gederfde rente.
3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit I aan eiseres een vergoeding van € 874,- toegekend voor in bezwaar verleende rechtsbijstand. Eiseres heeft verzocht om ook de kosten te vergoeden van de GPS-meting die zij door een loonbedrijf heeft laten uitvoeren. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de kosten heeft gemaakt vooruitlopend op en ter voorkoming van de onderhavige bezwaarprocedure. Om dezelfde reden heeft eiseres ook verzocht om een vergoeding van in dat kader gemaakte kosten voor het opstellen van een brief van 14 juni 2012 door haar gemachtigde. De rechtbank stelt vast dat de kosten van de GPS- meting en het opstellen van de brief zijn gemaakt voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit. Gelet hierop heeft verweerder terecht aangenomen dat die kosten niet redelijkerwijs zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar tegen de betaalbeschikking SNL 2011. Dat eiseres de kosten heeft gemaakt ter voorkoming van de onderhavige bezwaarprocedure, maakt dat niet anders. Verweerder heeft de vergoeding van deze kosten op grond van artikel 7:15 van de Awb mogen afwijzen.
4.
Eiseres heeft voorts verzocht om vergoeding van schade bestaande uit gederfde rente als gevolg van de te laat uitbetaalde subsidie. De rechtbank overweegt dat naast betaling van de wettelijke rente geen plaats is voor een zelfstandige vergoeding van de uit de vertraagde betaling voortvloeiende schade, zoals de beweerde gederfde rente. Verweerder is dan ook slechts gehouden tot betaling van de wettelijke rente. Nu verweerder ter zitting heeft toegezegd dat hij de wettelijke rente over de nabetaalde subsidie aan eiseres zal vergoeden, is eiseres niet langer een procesbelang gelegen in de door eiseres gevraagde schade.
5.
Het beroep gericht tegen het bestreden besluit I is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Het bestreden besluit II
6.
Eiseres heeft op 10 december 2009 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een subsidie voor het onderdeel collectief agrarisch natuurbeheer ingevolge de Subsidieverordening Natuur en Landschapsbeheer Utrecht (SNL) voor het gebied Lopikerwaard. Bij besluit van 10 februari 2010 heeft verweerder de subsidieaanvraag goedgekeurd onder voorbehoud van goedkeuring van het collectieve beheerplan door de provincie. De subsidie heeft betrekking op de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2015. Bij dit goedkeuringsbesluit heeft verweerder er onder meer op gewezen dat in de SNL is bepaald dat jaarlijks via de GO om uitbetaling van de subsidie verzocht dient te worden.
7.
Eiseres heeft op 6 mei 2011 via de GO het betaalverzoek 2011 bij verweerder ingediend voor de beheereenheden (be) 1100 tot en met 1115. Verweerder heeft op basis van het betaalverzoek de subsidie vastgesteld.
8.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit II eiseres alsnog in aanmerking gebracht voor subsidie voor beheereenheid 1100 met een oppervlakte van 1,36 hectare, voor beheereenheid 1114 met een oppervlakte van 0,62 hectare en voor beheereenheid 1105 met een oppervlakte van 2,15 hectare.
9.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de subsidie voor de beheereenheden 1101 t/m 1104, 1106, 1109 t/m 1113 en 1115 heeft uitbetaald conform het betaalverzoek van eiseres.
Het geschil tussen partijen beperkt zich thans tot de vaststelling van de subsidiabele oppervlakte van beheereenheden 1114 en 1107.
Beheereenheid 1114 ‘Plas-dras’
10.
Eiseres kan zich niet verenigen met de subsidieverlening voor 0,62 hectare. Zij stelt zich op het standpunt dat gelet op het verzoek van de provincie Utrecht tot wijziging van het perceel, de subsidiabele oppervlakte vastgesteld moet worden op 1,63 hectare.
11.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de subsidie is vastgesteld overeenkomstig het vastgestelde collectief beheerplan van de provincie en de opgegeven oppervlakte in het betaalverzoek. Nu eiseres in haar betaalverzoek voor beheereenheid 1114 een oppervlakte heeft aangegeven van 0,62 hectare, is de subsidie op basis daarvan uitbetaald. Volgens verweerder is geen sprake van een kennelijke fout op grond waarvan meer subsidie uitbetaald moet worden.
12.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef, en onder e, van de SNL wordt onder beheereenheid verstaan: aaneengesloten oppervlakte landbouwgrond waarop een agrarisch beheerpakket wordt of gaat worden uitgevoerd.
Ingevolge artikel 4.1.1.1. van de SNL kan verweerder op aanvraag een subsidie agrarisch natuurbeheer verstrekken.
13.
Verweerder heeft toegelicht dat de beheerder van landbouwgrond in aanmerking kan komen voor subsidie in het kader van de SNL indien hij zijn gronden aanwendt voor agrarisch natuurbeheer. In beginsel vindt agrarisch natuurbeheer op individuele basis plaats, maar verweerder kan als voorwaarde stellen dat deelname in collectief verband, vastgelegd in een collectief beheerplan, plaatsvindt. Dit geldt ook voor het geval van eiseres. De hoogte van de SNL-subsidie voor deelname wordt bepaald door de maximale oppervlakte vastgesteld in het collectief beheer plan en de oppervlakte waarvoor de subsidie is gevraagd in het betaalverzoek via de GO. Er kan niet meer subsidie worden toegekend dan waar om is verzocht. De landbouwers moeten jaarlijks bij de gebiedscoördinator aangeven voor welke percelen zij voor het collectieve agrarisch natuurbeheer willen meedoen. De coördinator zet dan vervolgens jaarlijks de aangewezen percelen in de zogeheten Toolkit, waarin landbouwers dan hun beheereenheid kunnen inzien. Verweerder bepaalt jaarlijks of de in de toolkit aangevraagde percelen worden goedgekeurd binnen het collectief beheerplan.Voor de bepaling van de subsidiabele oppervlakte van de percelen is de maximaal opgegeven oppervlakte in de toolkit leidend. Er wordt uitbetaald op grond van het betaalverzoek.
14.
Voor het gebied Lopikerwaard heeft verweerder het collectief beheerplan voor het jaar 2011 vastgesteld bij besluit van 15 maart 2011. Tegen dat besluit is geen bezwaar gemaakt en staat in rechte vaste vast. Na vaststelling van het plan heeft verweerder bemerkt dat een deel van de beheereenheden 1100 en 1114 ten onrechte niet in het collectieve beheerplan was opgenomen. Verweerder heeft daarvoor verwezen naar zijn brieven van 21 maart 2011 en
28 maart 2011 aan de Dienst Regelingen. Uit die brieven blijkt dat op een perceel in de Lopikerwaard, het beheerpakket plasdras is verdwenen en dat de kaart afwijkt van de gegevens zoals die op 1 maart na controle in het Portaal Natuur en Landschap stonden. Omdat het perceel niet in de toolkit kon worden toegevoegd, heeft verweerder het perceel handmatig aan de kaart toegevoegd. Verweerder heeft de Dienst Regelingen verzocht om deze wijziging alsnog door te voeren in het Portaal Natuur en Landschap om daarmee subsidie voor 2011 voor het betreffende perceel mogelijk te maken.
15.
De rechtbank stelt vast dat in het betaalverzoek via de GO van 6 mei 2011 eiseres voor beheereenheid 1114 heeft verzocht om subsidie voor een oppervlakte van 0,62 hectare, zoals opgenomen in het collectief beheerplan. Verweerder heeft eiseres voor beheereenheid 1114 daarom uitbetaald conform het betaalverzoek voor 0,62 hectare. Ter zitting is komen vast te staan dat op het moment dat eiseres haar betaalverzoek deed, de wijzing van het betreffende perceel, beheereenheid 1114, waarvan sprake is in verweerders brief van 21 maart 2011, nog niet in de toolkit was toegevoegd en evenmin door de Dienst Regelingen in het Portaal Natuur en Landschap was doorgevoerd. Verweerder kan geen betaling doen voor een oppervlakte waarvoor geen betaalverzoek is ingediend. Eiseres heeft voor beheereenheid 1100 voor de gehele oppervlakte een betaalverzoek gedaan. Indien eiseres ook voor beheereenheid 1114, in afwijking van het collectief plan, voor de gehele oppervlakte van het perceel subsidie wenste, dan had zij dat bij verweerder kenbaar moeten maken bij haar betaalverzoek. Eiseres heeft dat nagelaten. De rechtbank volgt verweerder in zijn betoog dat hier geen sprake is van een kennelijke fout in de GO als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Verordening EG 65/2011. Blijkens de vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, bijvoorbeeld de uitspraak van 16 december 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BV1020, en gevolgd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in bijvoorbeeld de uitspraak van 3 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013,BZ617 is pas sprake van een kennelijk fout als verweerder na een summier onderzoek bij ontvangst van de aanvraag had kunnen vaststellen dat de aanvraag waarschijnlijk geen goede weergave was van hetgeen de aanvrager beoogde aan te vragen. Nu eiseres bij haar betaalverzoek niet kenbaar heeft gemaakt dat zij voor de volledige oppervlakte van beheereenheid 1114 subsidie wenste, heeft verweerder het betaalverzoek voor 1,63 hectare daarom mogen afwijzen. De beroepsgrond slaagt niet.
Beheereenheid 1107
16.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat voor beheereenheid 1107 de oppervlakte waarvoor volgens het collectief beheerplan kan worden deelgenomen in het collectief beheer in beheerjaar 2011 is vastgesteld op 3,09 hectare en deze oppervlakte groter is dan de oppervlakte van 2,99 hectare waarvoor de subsidie kan worden toegekend, omdat er deels geen sprake is van beteelde oppervlakte.
17.
Eiseres heeft aangevoerd dat de geconstateerde oppervlakte van de beheereenheid niet juist is. Volgens de GPS-meting van Loonbedrijf [loonbedrijf] vof, die eiseres heeft laten uitvoeren, bedraagt de beteelde oppervlakte 3,32 hectare.
18.
Verweerder heeft toegelicht dat in 2009 de nieuwe kaartlaag Agrarisch Areaal Nederland (AAN) is ingevoerd, omdat het daarvoor geldende perceelsregister door de Europese Commissie als onvoldoende nauwkeurig en actueel is bestempeld. Op de AAN, gebaseerd op luchtfoto’s, zijn de perceelsgrenzen nauwkeuriger langs diverse landschapselementen gelegd en zijn niet-subsidiabele delen daarbuiten gelaten. Weggelaten zijn onder meer water, paden, bermen en sloten. Greppels die de uitoefening van landbouwactiviteiten niet in de weg staan, tellen wel mee in de beteelbare oppervlakte. Het gaat hier veelal om greppels die voor afvoer van water van het perceel zijn aangelegd en waar dieren gemakkelijk doorheen of overheen kunnen lopen. Greppels die daar te diep voor zijn worden, op dezelfde manier als sloten, van de beteelbare oppervlakte uitgesloten.
Verweerder beoordeelt de aanvragen voor subsidie in het lader van de SNL aan de hand van het perceelsregister (AAN-laag). De referentiepercelen opgenomen in het perceelsregister worden steeds geactualiseerd. De aanvraag of melding van een landbouwer en/of een bezwaarschrift kunnen aanleiding vormen om te bezien of de AAN-laag bijgesteld moet worden. De aanvraag wordt altijd getoetst aan de aangepaste, meest actuele, referentiepercelen.
19.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de vaststelling van de subsidiabele oppervlakte in beginsel mag uitgaan van de intekening van het subsidieperceel op de AAN. Deze werkwijze acht de rechtbank, mede gelet op de door verweerder gegeven toelichting, aanvaardbaar.
20.
Voor beheereenheid 1107 geldt dat verweerder de oppervlakte heeft beoordeeld aan de hand van het perceelsregister (AAN-laag). Uit de bijgevoegde luchtfoto’s uit 2011 blijkt dat verweerder de grenzen heeft bepaald aan de hand van de beteelde oppervlakte.
Ter zitting heeft eiseres gesteld dat op het perceel drie stroken zijn aan te wijzen die ten onrechte niet zijn meegenomen als beteelde oppervlakte. Volgens eiseres zijn de stroken geen sloten maar greppels, die bij overvloedige regen onder water staan en die 75 % van het jaar droog staan en begroeid zijn.
21.
De rechtbank overweegt dat verweerder aan de hand van getoonde luchtfoto uit 2011 heeft laten zien welke slotenmarges van het betreffende perceel als beteelde oppervlakten zijn vastgesteld. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling ter zitting dat de drie stroken op het perceel feitelijk greppels zijn die praktisch het hele jaar droog staan en begroeid zijn, geen concrete bewijsstukken overgelegd, bijvoorbeeld foto’s of kaarten. Daar komt bij dat eiseres haar argument voor het eerst ter zitting naar voren heeft gebracht, terwijl zij daarmee al bekend was met het ontvangen van de brief van 23 april 2013 van verweerder over de bedrijftoeslagregeling. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de door verweerder op basis van de luchtfoto’s vastgestelde beteelbare oppervlakte thans voor onjuist te houden. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
22.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schukking, voorzitter, en mr. K.J. Veenstra en mr. G.C. van Gelein Vitringa-Boudewijnse, leden, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.