ECLI:NL:RBMNE:2013:5605

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
07.662582-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van minderjarigen in Lelystad

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden wegens mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De zaak betreft de uitbuiting van een minderjarig slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 1], die door de verdachte werd geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar zijn, ondanks enige onzorgvuldigheden in de weergave van haar verklaringen. De verdachte heeft het slachtoffer in de prostitutie gebracht en heeft haar gedwongen haar verdiensten aan hem af te staan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer en dat hij haar onder druk heeft gezet om te blijven werken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen met betrekking tot andere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij hun prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een bedrag van € 38.600,- heeft vastgesteld voor immateriële schade en gederfde inkomsten. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact ervan op kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Lelystad
Parketnummer: 07.662582-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te[geboorteplaats],
ingeschreven op het adres [postcode] [woonplaats 1], [adres 1],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Almere.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 7 maart 2013, 26 april 2013 en 5 juli 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door
mr. B. Molleman, advocaat te Amersfoort. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 27 september 2013 te Lelystad. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Molleman.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.P.D. van Kleef en van de standpunten die door de raadsvrouw van verdachte naar voren zijn gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de mensenhandelzaak komt er, kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte:
- feit 1A, 1B en 1C;zich tezamen en in vereniging met een ander in de periode van 1 januari 2011 tot en met 10 augustus 2012 in Lelystad/Hengelo/Amersfoort/Purmerend/Eemnes/
Almere, dan wel elders in Nederland schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door hen, toen zij minderjarig waren, zich te laten prostitueren en daarvan financieel te profiteren;
- feit 2A en 2B;zich tezamen en in vereniging met een ander in de periode van 14 juli 2011 tot en met 26 november 2012 in Lelystad/Hengelo/Amersfoort/Purmerend/Eemnes/Almere, dan wel elders in Nederland, schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door hen zich te laten prostitueren en daarvan financieel te profiteren.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 27 april 2012 komt er bij de regionale meldkamer van de politie Twente een melding binnen van de medewerkers van het [hotel 1] (tegenwoordig: [hotel 1]) te Hengelo. Het vermoeden bestaat dat er illegale prostitutie plaatsvindt in de door
[verdachte] (hierna: verdachte) geboekte hotelkamers. Ter plaatse blijkt verdachte samen met [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) voor één nacht een kamer te hebben geboekt. Volgens de bedrijfsleider overnachtte verdachte vaker in het hotel en kwam hij telkens met andere meisjes. Naar aanleiding van deze melding werd door de afdeling zedenzaken en vreemdelingenpolitie nader onderzoek ingesteld naar verdachte.
Begin mei 2012 werd door personeel van de vreemdelingenpolitie, tijdens een prostitutiecontrole in het [hotel 1], in de twee hotelkamers die verdachte had geboekt samen met een prostituee, genaamd [medeverdachte] (hierna:[medeverdachte]) 21 gebruikte condooms en een briefje met telefoonnummers aangetroffen.
Op 23 mei 2012 meldt de voogd van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) dat [slachtoffer 1] is weggelopen uit een instelling. Zij zou mogelijk moeten werken voor een pooier.
Op 9 juni 2012 wordt tijdens een verkeerscontrole verdachte samen met [slachtoffer 1] aangetroffen in een Opel Omega, gekentekend [kenteken]. [slachtoffer 1] stond als vermist opgegeven, was dun gekleed en had geen tas bij zich. [slachtoffer 1] is vervolgens teruggebracht naar een gesloten jeugdinrichting in Oosterhout.
Op 16 oktober 2012 wordt er door een medewerkster van het [hotel 2] in Hengelo gemeld dat er drie meisjes verblijven op een kamer. De huishoudelijke dienst trof op de kamer twee mannen, van wie één met een gouden tand, en drie vrouwen aan. De politie heeft nader onderzoek ingesteld. Op de kamer bleken aanwezig te zijn; verdachte, [slachtoffer 1], [A], [B] en [slachtoffer 3] (hierna: respectievelijk[A], [B] en [slachtoffer 3]).
Diverse getuigen, waaronder medewerkers van hotels en medewerkers van de instelling waarin [slachtoffer 1] verbleef, zijn gehoord. Tevens hebben er doorzoekingen plaatsgevonden en zijn er telefoons getapt.
Verdachte is op 26 november 2012 aangehouden. Hij ontkent het ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1A, 1B en 1C ten laste gelegde
De officier van justitie heeft - blijkens een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir -gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1A ten laste gelegde oogmerk van uitbuiting (sub 2) en van het onder 1B en 1C ten laste gelegde medeplegen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen wegens het onder 1A, 1B en 1C ten laste gelegde werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten met het oogmerk van uitbuiting (sub 2), het beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen (sub 5) en het opzettelijk voordeel trekken uit de seksuele handelingen van de minderjarige [slachtoffer 1] (sub 8). Voor het bewijs heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1], de verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 1], pinggesprekken die gevoerd zijn tussen verdachte en [slachtoffer 1], de aangemaakte advertentie op [website]en de processen-verbaal van de wijkagent en het aantreffen van verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij een verkeerscontrole.
Ten aanzien van het onder 2A en 2B ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen wegens het medeplegen van het huisvesten met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (sub 1), het medeplegen van misbruik maken van een uitbuitingssituatie van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] (sub 4), het medeplegen van opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (sub 6) en het medeplegen van onder dwang verdiensten laten afstaan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (sub 9). Voor een bewezenverklaring heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van [slachtoffer 1], diverse pinggesprekken, de verklaring van [slachtoffer 3], de verklaring van getuige [getuige 1], de verklaring van gezinsvoogd [getuige 2], de meldingen van de hotels en diverse tapgesprekken. Hieruit kan afgeleid worden dat er sprake is geweest van geweld, misbruik van een kwetsbare positie/misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misleiding.
Het standpunt van de verdediging
Verklaring van[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft - blijkens een aan de rechtbank overgelegde pleitnota - primair betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden nu er sprake is van een onjuiste en onvolledige uitwerking van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen en [slachtoffer 1] inconsistent en tegenstrijdig verklaart. Onduidelijk is wat er aan [slachtoffer 1] gevraagd is en waar zij antwoord op geeft. Ook is er sprake van een onjuiste weergave van hetgeen [slachtoffer 1] verklaard heeft. Ten slotte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het lijkt alsof [slachtoffer 1] overgehaald is om aangifte te doen door de mogelijkheid van een eventuele schadevergoeding. Subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de verklaring van [slachtoffer 1] behoedzaam gebruikt moet worden.
Ten aanzien van het ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft ten aanzien van [slachtoffer 1] betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden wegens het ontbreken van steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1].
De raadsvrouw heeft ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden wegens het ontbreken van bewijs. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in de prostitutie heeft gebracht of heeft gehouden.
Het oordeel van de rechtbank
Verklaringen van[slachtoffer 1]
In mensenhandelzaken waarin de verdachte ontkent, is met name de verklaring van het slachtoffer een belangrijk bewijsmiddel. Zo ook in onderhavige zaak. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of de verklaringen van [slachtoffer 1] voor het bewijs gebezigd kunnen worden nu de woordelijke uitwerkingen niet volledig overeenkomen met de samenvattingen die in de processen-verbaal zijn gerelateerd.
Vooropgesteld dient te worden dat politiefunctionarissen nauwkeurig dienen te relateren wat tijdens verklaringen van aangevers dan wel getuigen naar voren komt. Bij het opmaken van dergelijke processen-verbaal dient zorgvuldigheid betracht te worden.
De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat er onduidelijk geformuleerde vragen aan [slachtoffer 1] zijn gesteld ten gevolge waarvan zij onduidelijke antwoorden heeft gegeven. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de vastlegging van de antwoorden van [slachtoffer 1] niet secuur genoeg gebeurd is. De rechtbank is echter van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat de politie [slachtoffer 1] bevraagd heeft met in het achterhoofd het juridische kader van waarheidsvinding. Het was correcter geweest als de politie zich had beperkt tot louter de feitelijke weergave van hetgeen [slachtoffer 1] daadwerkelijk heeft verklaard. Daarentegen is niet gebleken van het bewust misleiden van [slachtoffer 1] of sturing in de vraagstelling. Er is derhalve wel sprake van onzorgvuldigheden, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat de verklaringen van [slachtoffer 1] niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] als betrouwbaar aangemerkt kunnen worden. Haar verklaringen zijn op belangrijke onderdelen consistent en worden op een groot aantal wezenlijke onderdelen ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 3], alsmede door objectief bepaalde en verifieerbare gegevens (i.c. pinggesprekken en tapgesprekken). De rechtbank wijst in dit verband tevens op de verklaring die [slachtoffer 1] afgelegd heeft bij de rechter-commissaris op 11 april 2013. [1] Op hoofdlijnen is [slachtoffer 1] gebleven bij de verklaringen die zij heeft afgelegd bij de politie.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [slachtoffer 1] zich eventueel bij het doen van aangifte (mede) heeft laten leiden door de mogelijkheid van het indienen van een vordering tot schadevergoeding, juridisch gezien geen relevantie heeft. Temeer nu [slachtoffer 1] reeds een vordering tot schadevergoeding kon indienen voordat zij aangifte had gedaan. Bovendien heeft [slachtoffer 1] tijdens de aangifte in grote lijnen hetzelfde verklaard als tijdens het eerdere intakegesprek. [slachtoffer 1] verklaart ten slotte bij de rechter-commissaris dat zij door de mogelijke schadevergoeding geen dingen heeft gezegd die niet kloppen.
Ten aanzien van het onder 1A, 1B en 1C ten laste gelegde [2]
[slachtoffer 1] (minderjarig)
Feiten
Op 26 november 2011 verklaart [slachtoffer 1] dat zij in de prostitutie werkt en dat ze dit ook al deed toen ze nog minderjarig was, maar dat ze bijna 18 jaar was en het vrijwillig deed. Op de vraag wanneer [slachtoffer 1] in de prostitutie is gaan werken, geeft ze aan dat ze ongeveer april/mei 2012 begonnen is. Ze kent een meisje dat ook in de prostitutie werkt en heeft een tijdje bij haar thuis gewerkt. Ze heeft ook bij dit meisje gewoond. [3]
Op 3 december 2012 verklaart [slachtoffer 1] dat zij op 7 april 2012 verdachte heeft leren kennen in[club] in Lelystad. Verdachte heeft haar meegenomen. Zij is toen als prostituee gaan werken in het huis van[medeverdachte].[medeverdachte] krijgt € 10, - per klant, dit had verdachte zo geregeld. Na twee of drie weken bij[medeverdachte] gewerkt te hebben, ging [slachtoffer 1] naar het [hotel 1] in Hengelo. Na een paar dagen is [slachtoffer 1] naar het [hotel 2]hotel gegaan in Hengelo en daar heeft zij als prostituee gewerkt. [slachtoffer 1] verklaart dat zij in verschillende hotels in Nederland heeft gewerkt. Ze kon niet zelf de hotelkamers boeken omdat ze minderjarig was. Verdachte boekte dan de kamers. Dat was nog voordat zij in juni tijdens een controle meegenomen werd door de politie. [4]
Op 14 maart 2013 doet [slachtoffer 1] aangifte. Zij verklaart onder meer dat verdachte haar op 7 april 2012 naar het huis van[medeverdachte] heeft gebracht.[medeverdachte] is er niet en [slachtoffer 1] maakt samen met de in het huis van[medeverdachte] aanwezige “[E]” (de rechtbank begrijpt: [E]) een advertentie aan op de website [website] [E] maakt de foto’s voor de advertentie en de volgende dag kan [slachtoffer 1] aan de slag.[medeverdachte] heeft samen met [E] alles uitgelegd. Zij is er ook als [slachtoffer 1] haar eerste klant heeft. Nadat [slachtoffer 1] klaar is, zegt[medeverdachte] dat [slachtoffer 1] het geld aan haar moet geven zodat zij het aan verdachte kan geven. Over het begin van haar prostitutiewerkzaamheden in hotels verklaart [slachtoffer 1] dat zij niet weg mocht. Verdachte had haar telefoon afgepakt en stuk gegooid. Verdachte bracht haar altijd naar de hotels en haalde haar op. Als [slachtoffer 1] de hotelkamer moest verlengen, bracht verdachte geld. [5]
Uit de informatie van de website [website] blijkt dat de eerste advertentie van [slachtoffer 1] op 9 april 2012 is geplaatst. Haar nickname was eerst[nickname 1]. In mei 2012 wordt dit veranderd in [nickname 2] [6] .
Op 27 mei 2012 wordt door[getuige 4] de mededeling gedaan dat een jongeman, rijdend in een Opel steeds meisjes naar [locatie] in Lelystad zou brengen. Deze meisjes zouden vanuit daar worden geëxploiteerd naar een eventuele klant. Op 27 mei 2012 was deze jongeman er met een blonde griet met acne in haar gezicht. Zij zou [slachtoffer 1] genaamd zijn.
Op 9 juni 2012 wordt rond 21:15 uur op een parkeerplaats bij de Texaco in Hengelo een Opel Omega, gekentekend [kenteken] (de auto waarin verdachte reed) gesignaleerd met daarin een donker getinte man en een jong meisje met blond haar. Verbalisanten zijn naar het voertuig toe gelopen. In de auto bleken verdachte en [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2]) te zitten. Verbalisant[verbalisant] zag dat verdachte een aantal gouden tanden in zijn mond had. Bij navraag via de meldkamer bleek [slachtoffer 1] OTS-gesignaleerd te staan. [slachtoffer 1] was als vermist opgegeven op 26 april 2012. Na contact te hebben gehad met de Crisisopvang Jeugdzorg bleek dat [slachtoffer 1] overgebracht moest worden naar een gesloten instelling. [slachtoffer 1] is vervolgens overgebracht naar een instelling in Oosterhout. [7]
Getuige[getuige 2], voogd van [slachtoffer 1], verklaart dat [slachtoffer 1] in het voorjaar van 2012 verteld heeft over een 27 jarige donkere man met gouden tanden. Voordat [slachtoffer 1] in augustus de instelling verliet, sprak zij over ‘[naam]’ of ‘[naam]’ die zij ook wel ‘[naam]’ noemt. [slachtoffer 1] heeft verteld dat zij een maand vast heeft gezeten in een hotel. De getuige vermoedt dat dit in de periode was vanaf 3 mei 2012 tot 9 juni 2012. Toen waren namelijk alle contacten met [slachtoffer 1] verbroken. [slachtoffer 1] heeft verteld dat zij in het hotel werkte als prostituee, dat het geld dat ze verdiende afgepakt werd en dat het geld voor haar gespaard werd. [8]
Getuige [getuige 3], behandelcoördinator bij Juzt, verklaart dat [slachtoffer 1] een gezet meisje is met blond haar en een pokdalig gezicht. [slachtoffer 1] heeft op de groep verteld dat haar 27 jarige vriend, een buitenlandse jongen, betrokken was bij mensenhandel. Deze vriend had zij tijdens het uitgaan leren kennen. [slachtoffer 1] noemde hem “[naam]”. Op 17 juli 2012 heeft [slachtoffer 1] een telefoongesprek met haar moeder gevoerd. Daarin heeft zij verteld dat ze is meegenomen naar een hotel, dat ze niet weg kon omdat de pooiers op de gang stonden en dat ze maar één keer per dag eten kreeg omdat ze te dik was. [9]
Mensenhandel juridische inkadering
Een wezenlijk bestanddeel van mensenhandel is dat er sprake moet zijn van uitbuiting en dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Conform hetgeen in de jurisprudentie is bepaald kan van een uitbuitingssituatie worden gesproken als een betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan (i.c.) een situatie waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert. Voornoemde uitbuitingssituatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid. Dit houdt in dat de persoon die prostitutiewerkzaamheden verricht niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van de relatie met degene die hem/haar tot die prostitutiewerkzaamheden heeft aangezet. Indien het slachtoffer minderjarig is, is het gebruik van dwangmiddelen niet vereist voor strafbaarheid.
Handelingen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangeefster heeft geworven, vervoerd en gehuisvest. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt op dit specifieke onderdeel steun in voornoemde bewijsmiddelen. Volgens de rechtbank zien de verklaring van getuige [getuige 4], die verklaart over de persoon die een Opel Omega bestuurt, en de verklaringen van [getuige 2] en[getuige 3], die verklaren over een 27 jarige donkere man met gouden tanden die “[naam]”genoemd wordt, onmiskenbaar op verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer 1] op 7 april 2012 in Lelystad heeft geworven om als prostituee te werken. Verdachte heeft haar vervolgens in de hiervoor genoemde Opel Omega vervoerd naar diverse hotels in Nederland zodat [slachtoffer 1] daar klanten kon ontvangen.
Oogmerk van uitbuiting
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde handelingen moet de verdachte oogmerk van uitbuiting hebben gehad. Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. [10] Het oogmerk van uitbuiting is in casu gelegen in het verkrijgen van financieel gewin. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte gericht was op het prostitueren van [slachtoffer 1], zodat verdachte haar kon uitbuiten door haar inkomsten te incasseren. Dit blijkt ook uit de verklaring van [slachtoffer 1] waarin zij aangeeft dat verdachte iedere dag langskwam om haar verdiende geld op te halen.
[slachtoffer 2] (minderjarig)
Op 26 november 2012 is een intakegesprek gevoerd met [slachtoffer 2]. Zij verklaart dat zij al twee jaar een relatie heeft met verdachte. Zij wonen samen. Verdachte betaalt het eten en drinken voor haar. [slachtoffer 2] verklaart ten slotte dat zij gewerkt heeft als dame van plezier.
Zij werkte alleen in hotels en niet achter de ramen of op de straat. Zij bepaalde daarbij zelf de regels.
Op 11 april 2013 verklaart [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris dat verdachte haar vriend en verloofde is. Zij werkte al in de prostitutie voordat zij verdachte leerde kennen. [slachtoffer 2] verklaart dat verdachte haar gered heeft uit een slechte relatie. Na de ontmoeting met verdachte heeft [slachtoffer 2] nog één jaar in de prostitutie gewerkt. Haar verdiensten heeft zij zelf uitgegeven.
De rechtbank is van oordeel – evenals de officier van justitie en de raadsvrouw – dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een aandeel in de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] als minderjarige heeft gehad. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel.
Ten aanzien van het onder 2A en 2B ten laste gelegde
[slachtoffer 1] (meerderjarig)
Feiten
Op 3 december 2012 verklaart [slachtoffer 1] dat zij acht maanden een relatie heeft gehad met verdachte, maar dat ze nu klaar is met hem omdat hij met haar gespeeld heeft. [slachtoffer 1] wilde een serieuze relatie. Het probleem is dat verdachte meerdere vriendinnen heeft, die hij hetzelfde verhaal vertelt en uiteindelijk heeft niemand iets. Het proces is iedere keer hetzelfde. Acht maanden geleden was verdachte lief voor haar en nu doet hij dat met [slachtoffer 3]. [slachtoffer 1] weet zeker dat het ook zo met [slachtoffer 2] is gegaan. [slachtoffer 1] vertelt dat zij via de website [website] adverteerde. Verdachte maakte de foto’s en regelde de internetadvertenties. Verdachte had de inloggegevens voor de website. Elke dag werkte ze in een hotel, dat ze samen met verdachte uitkoos. Het aantal klanten varieerde per dag [11] .
Op 18 december 2012 geeft [slachtoffer 1] aan dat zij zelf de hotelkamers betaalde. Verdachte gaf haar wel geld, maar dat was geld dat ze verdiend had. Het eten en de condooms werden ook betaald van haar geld. Verdachte haalde de condooms alleen of ze kochten ze samen. Hij kwam iedere dag om geld te halen. Verdachte haar sloeg sinds de tweede dag dat ze hem kent. Dit slaan gebeurde regelmatig. Haar ribben zijn daarbij gekneusd, haar kaak is bezeerd en ook heeft verdachte een gat in haar lip geslagen. Verdachte bracht [slachtoffer 1] naar de woning van[medeverdachte] met een Opel Omega. [slachtoffer 1] zegt dat ze bij[medeverdachte] zat, omdat er volgens verdachte geen geld meer was voor een hotel. Toen verdachte weg was, vroeg[medeverdachte] van wie ze de 10 euro kreeg. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 1] geld aan haar gegeven. [slachtoffer 1] verklaart ten slotte dat ze niet lang bij[medeverdachte] gewerkt heeft. [slachtoffer 1] denkt dat ze 5 à 6 klanten heeft gehad in de woning van[medeverdachte]. [12]
Op 14 maart 2013 verklaart [slachtoffer 1] dat verdachte de persoon is die haar altijd bracht en haalde van en naar haar werkplek. Zij hadden vaste hotels. In de hotels werd zij dan in de gaten gehouden. Als zij door verdachte geslagen was, moest ze doorwerken. [slachtoffer 1] verklaart dat zij vaker bij[medeverdachte] thuis is geweest om daar vanuit huis te werken. Zij moest dan geld betalen aan[medeverdachte]. De afspraak is € 10,- per klant per half uur. [slachtoffer 1] is een paar dagen in de woning van[medeverdachte] geweest. [slachtoffer 1] denkt dat het in oktober 2012 was. [slachtoffer 1] verklaart vervolgens dat zij, nadat zij een dag gewerkt heeft,[medeverdachte] moet betalen. [slachtoffer 1] deed dit en vroeg later aan verdachte hoe dat zat omdat hij had gezegd dat ze gratis in de woning van[medeverdachte] kon verblijven. Verdachte vraagt [slachtoffer 1] hoe zij daarbij komt en hij zegt haar dat ze gewoon moet betalen. [13]
Op 11 april 2013 verklaart [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris onder andere dat al het verdiende geld naar verdachte ging. In het begin gaf ze het geld uit zichzelf aan verdachte, maar toen zij dat niet meer wilde en het geld in eigen beheer wilde houden, moest zij het geld toch aan verdachte geven. Hij zou sparen voor een huisje en om samen een toekomst op te bouwen. Ook verklaart [slachtoffer 1] dat ze dagelijks door verdachte mishandeld werd. Hij zei dan: “Je disrespect me”. Verdachte sloeg, schopte en stompte [slachtoffer 1] [14] .
[slachtoffer 3] verklaart op 3 december 2012 dat blijkt dat verdachte ook een relatie had met [slachtoffer 1]. Verdachte deed hetzelfde met [slachtoffer 1] als hij met haar deed. Hij zou [slachtoffer 1] verlaten voor haar. [15] Op 18 december 2012 verklaart [slachtoffer 3] dat verdachte aan haar gevraagd heeft of zij het erg vond als hij [slachtoffer 1] sloeg. [slachtoffer 3] heeft daarop geantwoord dat verdachte dat zelf moest weten. Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen meegenomen naar de badkamer. Dit deed verdachte vaker. Verdachte heeft haar verteld dat hij [slachtoffer 1] sloeg. Hij had een keer een dikke hand en toen vertelde verdachte over het slaan. [slachtoffer 3] heeft wel eens blauwe plekken en een bultje op de lip bij [slachtoffer 1] gezien. De daadwerkelijke mishandelingen heeft [slachtoffer 3] niet gezien, maar wel gehoord. Ten slotte heeft [slachtoffer 3] verklaard dat verdachte elke dag geld bij [slachtoffer 1] ophaalde. Zij is ook wel eens mee geweest, maar wachtte dan in de auto. [16]
Op 1 november 2012 stuurt [slachtoffer 1] een pingbericht aan verdachte met ‘Het enige dat ik van jou mag doen is neuken met die kk kl’. Uit een pinggesprek d.d. 2 november 2012 tussen [slachtoffer 1] en verdachte blijkt dat verdachte zegt dat hij [slachtoffer 1] niet wilde slaan. Op 3 november 2012 pingt verdachte naar [slachtoffer 1]: “
k ga je updaten, K heb gedaan”.
Op 5 november 2012 pingt hij: “
Laat me daar niet heen komen om je te mishandelen”.
Op 7 november 2012 vraagt [slachtoffer 1] in een pingbericht aan verdachte wat zij moet vragen voor een pijpbeurt. Uit de pinggesprekken blijkt dat [slachtoffer 1] doorgeeft wanneer zij klanten heeft. Verdachte vraagt daar ook om en stuurt
“me op de hoogte houden”. [17] Op 7 november 2012 stuurt [slachtoffer 1] aan verdachte dat zij geld heeft om de kamer te verlengen, dus dat hij daarvoor niet hoeft te komen, maar dat ze wel condooms nodig heeft. [18]
Ook gaat het regelmatig over de opbrengst van de werkzaamheden van [slachtoffer 1]. Zo zegt verdachte:
“vandaag moet je 5 maken”,Ik zeg je gewoon hoe t is dat je money gaat maken”,
We zouden money pakken”. [19]
Uit de informatie verkregen van de website [website] blijkt dat de eerste advertentie van [slachtoffer 1] op 9 april 2012 is geplaatst. Haar nickname was eerst[nickname 1]. In mei 2012 wordt dit veranderd in [nickname 2]. In de periode tot en met 30 november 2012 blijkt uit de updates dat diverse plaatsnamen in Nederland worden vermeld. Zoals Lelystad. [20]
Getuige [getuige 5], medewerkster van het [hotel 2] in Hengelo, verklaart dat [slachtoffer 1] in de periode van 2 tot en met 7 september 2012 en van 12 tot en met 22 september 2012 heeft verbleven in het hotel. Zij verlengde de kamer iedere dag en betaalde dan met contant geld. [21]
Uit boekingsgegevens van het [hotel 2] in Almere blijkt dat [slachtoffer 1] op
9 september 2012 contant een hotelkamer heeft betaald. Tevens blijkt dat verdachte acht keer een hotelkamer heeft geboekt. [22]
Op 13 november 2012 is er een melding gedaan door een medewerkster van het [hotel 3] in Purmerend. Zij verklaarde dat [slachtoffer 1] kamer 229 had geboekt. Vervolgens had een man gevraagd naar kamer 229. Even later belde er iemand naar het hotel met de vraag wanneer een prostituee op kamer 229 beschikbaar was. Hij had een advertentie gezien op internet over een prostituee in het hotel. [slachtoffer 1] is vervolgens uit het hotel gezet. [23]
Op 16 november 2012 verklaarde [D], medewerkster van het hotel [hotel 4] in Eemnes dat verdachte had ingecheckt in het hotel. Zij herkende hem van een week eerder toen hij ook samen met [slachtoffer 1] een kamer had geboekt. Nadat verdachte de kamer had geboekt liep verdachte terug naar de hoofdingang en kwam hij binnen met [slachtoffer 1] en een andere man. Meerdere medewerkers verklaren dat verdachte een hotelkamer boekt en vervolgens deze kamer verlengt door contant te betalen. Nadat verdachte de kamer voor [slachtoffer 1] had verlengd, verliet hij het hotel. [24] Op camerabeelden is telkens een Opel Omega te zien, gevolgd door binnenkomst van [slachtoffer 1] in het hotel. Verdachte is telkens in de buurt en is ook te zien op de camerabeelden. [25]
Op 21 november 2012 voert verdachte een pinggesprek met[medeverdachte]. Verdachte pingt dat zij geld (doekoe) nodig heeft en of verdachte een meisje (tanga) in kan zetten. Hij antwoordt dat hij [slachtoffer 1] in kan zetten.[medeverdachte] vraagt daarop wanneer verdachte haar brengt. Kort daarna pingt hij naar [slachtoffer 1] dat hij haar naar de woning van verdachte brengt en dat ze daar 3 à 400 kan sparen. Vervolgens pingt verdachte naar[medeverdachte] dat hij [slachtoffer 1] vandaag komt brengen. Verdachte stuurt in dat gesprek een bericht naar [slachtoffer 1] dat hij[medeverdachte] ’10 of een 15’ kan geven. [26] .
Op 21 november 2012 is ook een tweetal gesprekken getapt tussen “[nickname 2]” ([slachtoffer 1]) en klanten. [slachtoffer 1] geeft in die gesprekken aan dat de klant naar [adres 2] moet komen [27] .
Verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling op 27 september 2013 verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft leren kennen in[club] in Lelystad. Na die ontmoeting heeft hij haar
’s nachts naar de woning van[medeverdachte] gebracht.[medeverdachte] was toen niet thuis, maar “[E]” deed de deur open. Daarna heeft verdachte [slachtoffer 1] wel eens naar hotels gebracht met de Opel Omega. Hij wist wat [slachtoffer 1] daar deed. Het was niet zo dat [slachtoffer 1] de hele dag klanten had. [28]
Mensenhandel juridische inkadering
Zoals hiervoor overwogen is, is uitbuiting een wezenlijk bestanddeel van mensenhandel. Voornoemde uitbuitingssituatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid. Dit is niet anders als de relatie aanvankelijk op vrijwillige basis is aangegaan. In dat geval moet namelijk worden aangenomen dat die vrijwilligheid een gevolg is van het toegepaste dwangmiddel.
Middelen
Allereerst dient vastgesteld te worden of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f, lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht de middelen dwang, geweld of een of meer feitelijkheden en misleiding bewezen.
[slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte haar in de prostitutie heeft gebracht. Zij verklaart dat zij blijkbaar heeft gezegd dat ze het goed vond maar dat zij die beslissing heeft genomen onder omstandigheden. Als iemand het haar nu zou vragen, was zij niet in de prostitutie gegaan. [29] Deze verklaring van [slachtoffer 1] is volgens de rechtbank typerend voor dwang. [slachtoffer 1] is immers in een situatie gebracht, waarin zij, als zij weerstand had kunnen bieden aan verdachte, niet terecht zou zijn gekomen. Verdachte heeft blijkens de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen [slachtoffer 1] in de periode van 11 augustus 2012 tot 26 november 2012 meerdere malen mishandeld. De rechtbank ziet in het door verdachte voorhouden aan [slachtoffer 1] dat er geen geld was om in hotels te overnachten en haar daarom naar de woning van[medeverdachte] te brengen een andere feitelijkheid, waar een bepaalde mate van psychische druk van uitging. Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van misleiding door verdachte. Deze misleiding heeft vorm gekregen door het feit dat verdachte een (liefdes)relatie met [slachtoffer 1] is aangegaan en haar heeft voorgehouden dat hij het geld van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] spaarde voor een gezamenlijke toekomst. Verdachte heeft [slachtoffer 1] doen geloven dat de relatie tussen hen toekomst had.
Handelingen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] tezamen en in vereniging met[medeverdachte] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest. Verdachte heeft [slachtoffer 1] geworven om zich te prostitueren. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 1] vervoerd naar hotels en de woning van[medeverdachte], zodat [slachtoffer 1] aldaar klanten kon ontvangen.[medeverdachte] vroeg verdachte expliciet om dit te doen.[medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] vervolgens voor enkele dagen gehuisvest in haar woning in Lelystad. De verklaring van [slachtoffer 1] op dit gebied vindt steun in de hiervoor genoemde gegevens van hotels, tapgesprekkken en de pinggesprekken tussen verdachte en[medeverdachte] en tussen verdachte en [slachtoffer 1].
Oogmerk van uitbuiting
Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. Het oogmerk van uitbuiting is in casu gelegen in het verkrijgen van financieel gewin. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte iedere dag geld kwam halen als zij in een hotel zat. Voorts heeft zij verklaard dat zij al het door haar verdiende geld moest afstaan aan verdachte en daarvan 10 of 20 euro per klant aan[medeverdachte] moest betalen als zij haar prostitutiewerkzaamheden in de woning van[medeverdachte] had verricht. Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaring van [slachtoffer 3] en in voornoemde pinggesprekken op 21 november 2012. De rechtbank leidt hieruit af dat bij verdachte en zijn medeverdachte tenminste sprake was van oogmerk van uitbuiting, welk oogmerk zich voorts heeft geconcretiseerd in daadwerkelijke uitbuiting.
Voordeel trekken
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij in het begin het geld uit zichzelf aan verdachte gaf, maar toen zij dat niet meer wilde en het geld in eigen beheer wilde houden, moest zij toch het door haar verdiende geld aan verdachte geven.
Hij zou sparen voor een huisje en om samen een toekomst op te bouwen. Met betrekking tot[medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij per half uur per klant € 10, - aan[medeverdachte] moest afstaan en per heel uur per klant € 20, -.
Het restant van haar verdiensten ging naar verdachte. Dit wordt bevestigd door de pinggesprekken op 21 november 2012 tussen[medeverdachte] en verdachte waarin[medeverdachte] aangeeft dat zij geld nodig heeft en in het pinggesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] op 21 november 2012, waarin verdachte pingt naar [slachtoffer 1] dat hij haar (bedoeld wordt:[medeverdachte]) 10 of een 15 kan geven [30] . Ook uit het pinggesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] op 22 november 2012 dat gevoerd is tussen 18:37:23 en 18:38:18 uur blijkt dat [slachtoffer 1][medeverdachte] moest betalen [31] .
Nauwe en bewuste samenwerking
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bewust en nauw samengewerkt heeft met[medeverdachte].[medeverdachte] wist -blijkens de pinggesprekken tussen haar en verdachte op 21 november 2012 en een pinggesprek tussen[medeverdachte] en [slachtoffer 1] op 26 november 2012 [32] - dat [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte. In het laatst genoemde pinggesprek vraagt[medeverdachte] aan [slachtoffer 1] of ze al wat gehad heeft. [slachtoffer 1] antwoordt dat ze net eentje heeft gehad en dat ze er over een half uur weer een heeft. Verdachte en[medeverdachte] hebben samengewerkt met het oog op uitbuiting van [slachtoffer 1] en zodat zij voordeel konden trekken uit de verdiensten van [slachtoffer 1]. De rechtbank is van oordeel dat verdachte doordat hij [slachtoffer 1] naar de woning van[medeverdachte] heeft gebrachte om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en omdat [slachtoffer 1] daar vervolgens gedurende enkele dagen klanten heeft ontvangen samen heeft gewerkt met[medeverdachte]. Zij heeft een dusdanige rol gehad dat er gesproken kan worden van het tezamen en in vereniging plegen.
Dwingen of bewegen tot bevoordeling
De rechtbank is op basis van het voorgaande voorts van oordeel dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het afgeven van haar verdiensten. Verdachte kwam het geld dagelijks ophalen. [slachtoffer 1] gaf het geld dan aan hem met de gedachte dat verdachte zou sparen voor een gezamenlijke toekomst.
[slachtoffer 3]
Op 26 november 2012 vindt een intakegesprek plaats met [slachtoffer 3]. Zij verklaart dat zij in juni/juli 2012 is begonnen in de prostitutie. Zij is toen begonnen voor een jongen die 40% kreeg, maar inmiddels werkt zij voor zichzelf. Verdachte is haar vriend. Hij brengt haar naar de hotels waar zij werkt, maar verder speelt hij geen rol in de prostitutiewerkzaamheden.
Op 3 december 2012 heeft [slachtoffer 3] verklaard dat ze weet dat verdachte een relatie met [slachtoffer 1] had, maar dat zij toch verliefd op hem is geworden. Verdachte zou [slachtoffer 1] verlaten voor haar. Ze hadden een plan om samen te gaan wonen. [slachtoffer 3] verklaart dat ze geen geld aan verdachte geeft, maar dat zij af en toe iets kocht voor hem.
Op 11 april 2013 heeft [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris verklaard dat zij een relatie met verdachte heeft gehad. Deze relatie is eind oktober 2012 begonnen. Verdachte heeft nooit gevraagd of zij zich wilde prostitueren. Zij heeft zich geprostitueerd voor zichzelf. Ten slotte verklaarde zij dat zij nooit geld aan verdachte heeft gegeven. Hij heeft daar ook nooit naar gevraagd.
De rechtbank is gelet op deze verklaringen van [slachtoffer 3] van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een aandeel in de prostitutiewerkzaamheden heeft gehad van [slachtoffer 3]. De rechtbank kan uit de zich in het dossier bevindende stukken niet vaststellen dat verdachte een (liefdes)relatie met [slachtoffer 3] is aangegaan met het doel om [slachtoffer 3] zich te laten prostitueren dan wel dat verdachte anderszins het oogmerk tot uitbuiting heeft gehad.
De rechtbank spreekt de verdachte derhalve vrij van het ten laste gelegde ten aanzien van [slachtoffer 3].
[slachtoffer 2] (meerderjarig)
De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen ten aanzien van [slachtoffer 2] en is op grond daarvan van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een aandeel in de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] heeft gehad, ook niet als meerderjarige. Zij zal derhalve verdachte vrijspreken van dit onderdeel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1A)
hij in de periode van 01 april 2012 tot en met 10 augustus 2012 te Lelystad en Hengelo,[slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest,
met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]), terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en
1B)
hij in de periode van 01 april 2012 tot en met 10 augustus 2012 te Lelystad en Hengelo en Eemnes en Almere,[slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2]) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling,
doordat hij aan die [slachtoffer 1] de gelegenheid heeft geboden in hotelkamers prostitutie te bedrijven,, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
1C)
hij in de periode van 01 april 2012 tot en met 10 augustus 2012 te Lelystad en Hengelo en Eemnes en Almere,
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit één of meer seksuele handelingen van[slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2]) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, een (groot) deel van die prostitutieverdiensten van die [slachtoffer 1] afgepakt en aan hem, verdachte, laten afgeven door die [slachtoffer 1];
2A)
hij in de periode van ongeveer 11 augustus 2012 tot en met 26 november 2012 te Lelystad en Hengelo en Purmerend en Eemnes en Almere,
tezamen en in vereniging met een ander, een ander, genaamd [slachtoffer 1], door dwang, geweld of één of meer feitelijkheden of door misleiding heeft geworven, vervoerd en gehuisvest,
met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en
met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273f genoemde middelen (zie hierboven)die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
bestaande die dwang, dat geweld of die andere feitelijkheid en die misleiding hieruit dat verdachte en/of zijn mededader
- een (liefdes)relatie is aangegaan en heeft onderhouden met die [slachtoffer 1],
- die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat er geen geld meer was om hotels te betalen en dat er daarom in plaats van die hotels in de woning van verdachtes mededader prostitutie bedreven zou worden door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld en
- meermalen de telefoon (tijdelijk) heeft afgepakt,
waardoor die [slachtoffer 1] in een door verdachte gecontroleerde situatie is gebracht en gehouden
hebbende verdachte en/of zijn mededader (telkens)
- die [slachtoffer 1] (tijdelijk) op verdachtes mededaders woonadres en hotelkamers ondergebracht en
- die [slachtoffer 1] naar haar prostitutiewerkplek gebracht en die [slachtoffer 1] van haar prostitutiewerkplek opgehaald,
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd tijdens haar prostitutiewerkzaamheden en
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven hoe als prostituee te werken en die [slachtoffer 1] opdracht gegeven en onder druk gezet en ertoe aangezet een groot aantal dagen per week en een groot aantal uren per dag als prostituee te werken;
en
2B)
hij in de periode van 11 augustus 2012 tot en met 26 november 2012 te Lelystad en Hengelo en Purmerend en Eemnes en Almere,
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van een ander, genaamd[slachtoffer 1]
en een ander, genaamd[slachtoffer 1], met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273f genoemde middelen,
te weten door dwang, geweld of één of meer feitelijkheden of door misleiding
bestaande die dwang, dat geweld of die andere feitelijkheid, die misleiding hieruit dat verdachte en/of zijn mededader
- een (liefdes)relatie is aangegaan of heeft onderhouden met die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat er geen geld meer was om hotels te betalen en dat er daarom in plaats van die hotels in de woning van verdachtes mededader prostitutie bedreven zou worden door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld en
- meermalen de telefoon (tijdelijk) van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt,

waardoor die [slachtoffer 1] in een door verdachte gecontroleerde situatie is gebracht en gehouden,

heeft gedwongen, verdachte en zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde,
hebbende hij, verdachte nadat die [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden geld had verdiend van die [slachtoffer 1] een (groot) deel van haar prostitutieverdiensten afgepakt.
Van het onder 1A, 1B, 1C, 2A en 2B meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 1A, 1B en 1C telkens:
Mensenhandel,
Onder 2A en 2B, telkens:
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf opgemerkt dat de strafeis buiten proportie is. De raadsvrouw heeft verwezen naar een tweetal uitspraken (LJN BQ1657 en LJN BP6993) waarvoor het uitbuiten van meerdere jaren gevangenisstraffen van respectievelijk 2 en 4 jaar zijn opgelegd. Gelet hierop heeft zij verzocht in geval van een bewezenverklaring een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan geëist is.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel. Het ging in casu om een kwetsbaar en beïnvloedbaar (minderjarig) meisje waarvan verdachte en zijn mededader misbruik hebben gemaakt. Verdachte is met het slachtoffer een relatie aangegaan en heeft haar zo toen zij nog minderjarig was geworven om in de prostitutie te werken. Vervolgens heeft hij haar naar diverse hotels in Nederland en naar de woning van zijn mededader gebracht zodat zij zich daar kon prostitueren. Verdachte heeft ten slotte het geld dat het slachtoffer verdiende afgepakt. Juist omdat het om gedwongen prostitutie ging, heeft verdachte samen met zijn mededader grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte en zijn mededader hebben zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die het slachtoffer zou ondervinden van hun handelen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een reclasseringsadvies d.d. 24 april 2013. Hieruit blijkt dat de reclassering niet op alle vragen antwoord kan geven nu verdachte ontkent.
Als criminogene factoren komen enkel de dagbesteding en cognitieve vaardigheden naar voren terwijl verdachte, door zijn belaste verleden, behoorlijk beschadigd lijkt te zijn. Toezicht op bijzondere voorwaarden of interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie
d.d. 9 september 2013 en met hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard omtrent zijn persoonlijke omstandigheden.
Gelet op het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensenhandel is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is uit het oogpunt van vergelding alsmede van preventie. De rechtbank gaat bij de oplegging van een gevangenisstraf uit van een periode van feitelijk 6 maanden (aangezien het slachtoffer ook enige tijd in een gesloten inrichting heeft gezeten), waarin verdachte het slachtoffer zich heeft laten prostitueren. Als strafverzwarende factoren weegt de rechtbank zwaar mee dat het een minderjarig en kwetsbaar slachtoffer was waar verdachte misbruik van gemaakt heeft. Tevens heeft verdachte structureel geweld tegen haar gebruikt en het geld dat zij verdiende afgepakt. Ten slotte weegt de rechtbank als strafverzwarende factor mee dat de mensenhandel deels in vereniging is gepleegd.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer 1] – daartoe vertegenwoordigd door mr. A. Berends en mr. L. Baroud – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 87.000, -. De materiële schade wordt begroot op een bedrag van € 82.000,- en de immateriële schade op € 5.000,-. Zij verzoekt beide bedragen toe te kennen.
Ter toelichting heeft zij gesteld dat zij in de periode van 8 april 2012 tot en met 8 juni 2012 en in de periode van augustus 2012 tot en met 25 november 2012, 7 dagen in de week prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Zij werd door verdachte gedwongen het verdiende geld aan hem af te staan. Per dag verdiende [slachtoffer 1] naar schatting € 500,- . Het aantal dagen dat zij gewerkt heeft 164x € 500,- per dag levert een bedrag van € 82.000,- aan gederfde inkomsten op. Mr. A. Berends heeft ten slotte opgemerkt dat het niet mogelijk is gebleken om een berekening te maken aan de hand van het in Nederland geldende wettelijke minimumloon. Er werd namelijk vaak een vast bedrag afgesproken en het uurtarief varieerde al naar gelang de handelingen die [slachtoffer 1] verrichte.
Voor wat betreft de immateriële schade is verwezen naar het letsel dat [slachtoffer 1] opgelopen heeft ten gevolge van de mishandelingen gepleegd door verdachte. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] psychische gevolgen ondervonden die inherent zijn aan de verrichte prostitutiewerkzaamheden. [slachtoffer 1] heeft aangegeven emotioneel instabiel te zijn, het vertrouwen in mannen kwijt te zijn geraakt en is vaak schrikachtig.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen en daaraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair, gelet op de bepleite vrijspraak, betoogd de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering te ingewikkeld is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege gedeeltelijk toewijsbaar.
Materiele schade
Voor wat betreft de materiële schade gaat de rechtbank uit van de hierna volgende berekening.
VerdienstenDe rechtbank acht aannemelijk dat voor iedere gewerkte dag een minimum aan verdiensten van € 400,- dient te gelden. De rechtbank gaat uit van een gemiddelde van 5 klanten per dag. In dat verband verwijst zij naar de verklaring van [slachtoffer 1] op 14 maart 2013 dat zij gemiddeld tussen de 4 à 10 klanten per dag had en de verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd op 11 april 2013 bij de rechter-commissaris dat zij 5 à 6 klanten per dag had. Voor wat betreft de verdiensten per dag sluit de rechtbank aan bij de in de diverse pinggesprekken genoemde bedragen tussen de € 50,- en €200,- voor het verrichten van seksuele handelingen en de verklaring van [slachtoffer 1] dat ze € 500,- per dag aan verdachte gaf. De rechtbank komt daarmee op een totaalbedrag van € 500,- aan verdiensten per dag.
Van deze opbrengst dienen kosten in de trant van het verblijf in hotelkamers, het eten per dag en het gebruik van condooms afgetrokken te worden. De rechtbank acht een bedrag van € 150,- aan kosten per dag aannemelijk. Dit levert een daadwerkelijke opbrengst van € 350,- per dag op.
Periode
De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat [slachtoffer 1] 4 dagen per week werkte. Zij zelf stelt dat zij 7 dagen per week werkte, maar in het dossier zijn bewijsmiddelen voor handen waar uit blijkt dat [slachtoffer 1] af en toe naar haar moeder ging of dat er geen klanten waren als zij in een hotel zat.
Dit aantal dagen vermenigvuldigt met het aantal weken dat [slachtoffer 1] voor verdachte in de prostitutie heeft gewerkt (24 weken) komt op een aantal van 96 dagen.
Totaal aan gederfde inkomsten
Het totaal van gederfde inkomsten komt daarmee op een bedrag van € 33.600. (24 weken x 4 dagen x € 350,-)
Immateriele schade
De rechtbank stelt voorts vast dat het handelen van verdachte enorme impact moet hebben gehad en nog heeft op het leven van [slachtoffer 1]. Dit rechtbank is dan ook van oordeel dat het immateriële gedeelte van de vordering integraal kan worden toegewezen.
De rechtbank zal derhalve een bedrag van € 38.600,- toewijzen, inclusief de wettelijke rente vanaf 1 april 2012.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts ter zake van schadevergoeding aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de geldsom van € 38.600,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 27, 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1A, 1B, 1C, 2A en 2B ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1A, 1B, 1C, 2A en 2B meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats 2], van een bedrag van € 38.600,- (zegge: achtendertigduizen zeshonderd euro ), waarvan € 5.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 1 april 2012, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 38.600,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 228 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeftvoldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mrs. A. van Holten en R. Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2013.

Voetnoten

1.Verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het procesdossier 25Phoenix met nummer 2013031117004258, bestaande uit diverse zaakdossiers.
3.ZD01, AH 127.
4.ZD01, GET 49-50.
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2012063166, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (aangifte), blad 3, 4, 5 en 7 van 9.
6.ZD01, AH 126.
7.ZD01, AH 40-43.
8.ZD01, GET 3-5.
9.ZD01, GET 22 en 23.
10.Zie in dit verband o.a. HR 27 oktober 2009 NbSr 2009/363.
11.ZD 01, GET 48-49.
12.ZD 01, GET 62, 63 en 65.
13.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2012063166, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (aangifte), blad 3 en 7 van 9.
14.Verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344.
15.ZD 04, AH 51.
16.ZD04, GET 30.
17.ZD01, AH 227.
18.ZD01, AH 231.
19.ZD01, AH 227, 229, 230.
20.ZD01, AH 196.
21.ZD01, GET 12.
22.ZD02, GET 23.
23.ZD01, AH 105 en 106.
24.ZD01, AH 109 en 110.
25.ZD01, AH 141 ev.
26.ZD01, VERD 111.
27.ZD01, TAP 3-4.
28.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 27 september 2013.
29.Verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344, blad 5.
30.ZD01, TAP 1.
31.AD, pinggesprekken, blad 14 van 34.
32.AD, pinggesprekken, blad 17 van 34.