AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Mensenhandel en uitbuiting van minderjarigen in Lelystad
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden wegens mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De zaak betreft de uitbuiting van een minderjarig slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 1], die door de verdachte werd geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar zijn, ondanks enige onzorgvuldigheden in de weergave van haar verklaringen. De verdachte heeft het slachtoffer in de prostitutie gebracht en heeft haar gedwongen haar verdiensten aan hem af te staan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer en dat hij haar onder druk heeft gezet om te blijven werken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen met betrekking tot andere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij hun prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een bedrag van € 38.600,- heeft vastgesteld voor immateriële schade en gederfde inkomsten. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact ervan op kwetsbare slachtoffers.
Voetnoten
1.Verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het procesdossier 25Phoenix met nummer 2013031117004258, bestaande uit diverse zaakdossiers.
3.ZD01, AH 127.
4.ZD01, GET 49-50.
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2012063166, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (aangifte), blad 3, 4, 5 en 7 van 9.
6.ZD01, AH 126.
7.ZD01, AH 40-43.
8.ZD01, GET 3-5.
9.ZD01, GET 22 en 23.
10.Zie in dit verband o.a. HR 27 oktober 2009 NbSr 2009/363.
11.ZD 01, GET 48-49.
12.ZD 01, GET 62, 63 en 65.
13.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2012063166, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (aangifte), blad 3 en 7 van 9.
14.Verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344.
15.ZD 04, AH 51.
16.ZD04, GET 30.
17.ZD01, AH 227.
18.ZD01, AH 231.
19.ZD01, AH 227, 229, 230.
20.ZD01, AH 196.
21.ZD01, GET 12.
22.ZD02, GET 23.
23.ZD01, AH 105 en 106.
24.ZD01, AH 109 en 110.
25.ZD01, AH 141 ev.
26.ZD01, VERD 111.
27.ZD01, TAP 3-4.
28.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van 27 september 2013.
29.Verklaring van [slachtoffer 1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344, blad 5.
30.ZD01, TAP 1.
31.AD, pinggesprekken, blad 14 van 34.
32.AD, pinggesprekken, blad 17 van 34.