ECLI:NL:RBMNE:2013:5604

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
16.659148-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel gepleegd door twee of meer verenigde personen met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van een minderjarige, aangeduid als [slachtoffer]. De feiten vonden plaats in de periode van 11 augustus 2012 tot en met 26 november 2012 in Lelystad. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele onzorgvuldigheden in de weergave van haar verklaringen door de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij onder druk van de medeverdachte in de prostitutie is beland en dat zij gedwongen werd om haar verdiensten af te staan aan de medeverdachte en de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van dwang, geweld en misleiding, en dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlasteleggingen wegens gebrek aan bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Lelystad
Parketnummer: 16.659148-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven te [postcode] [woonplaats], [adres],
verblijvende te Lelystad.

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 26 april 2013 en 5 juli 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.V. Nagelmaker advocaat te Almere. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 27 september 2013 te Lelystad. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P.A. Kint, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.P.D. van Kleef en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in de mensenhandelzaak komt er, kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte:
- feit 1A, 1B en 1C;zich tezamen en in vereniging met een ander in de periode van 1 april 2012 tot en met 10 augustus 2012 in Lelystad, dan wel elders in Nederland schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer] door haar, toen zij minderjarig was, zich te laten prostitueren en daarvan financieel te profiteren;
- feit 2A en 2B;zich tezamen en in vereniging met een ander in de periode van 11 augustus 2012 tot en met 26 november 2012 in Lelystad, dan wel elders in Nederland, schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer] door haar zich te laten prostitueren en daarvan financieel te profiteren.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 27 april 2012 komt er bij de regionale meldkamer van de politie Twente een melding binnen van de medewerkers van [hotel] te Hengelo. Het vermoeden bestaat dat er illegale prostitutie plaatsvindt in de door [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) geboekte hotelkamer(s). Naar aanleiding van deze melding werd er door de afdeling zedenzaken en vreemdelingenpolitie nader onderzoek ingesteld naar [medeverdachte]. Uit dit onderzoek en uit de verklaringen bleek dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) en [A] (hierna: [A]) prostitutiewerkzaamheden hebben verricht in de woning van een vrouw genaamd: [verdachte]. Deze vrouw zou de meisjes mogelijk opvangen, al dan niet in opdracht van [medeverdachte], en daarvoor betaling vragen.
Tijdens het onderzoek zijn diverse getuigen gehoord en er zijn telefoongesprekken afgeluisterd en telefoonberichten uitgelezen.
Op 4 februari 2013 is [verdachte] aangehouden als verdachte. Zij ontkent iedere betrokkenheid bij het ten laste gelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1A, 1B en 1C ten laste gelegde
De officier van justitie heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegd schriftelijk requisitoir -gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1A ten laste gelegde oogmerk op uitbuiting (sub 2) en het onder 1B en 1C ten laste gelegde medeplegen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen wegens het onder 1B en 1C ten laste gelegde beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen (sub 5) en het opzettelijk voordeel trekken uit die seksuele handelingen van de minderjarige [slachtoffer]
(sub 8). Voor het bewijs heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer], de verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, pinggesprekken die gevoerd zijn tussen [medeverdachte] en [slachtoffer], de aangemaakte advertentie op [website] en de processen-verbaal van de wijkagent omtrent het aantreffen van [slachtoffer], [medeverdachte] en [A] bij een verkeerscontrole.
Ten aanzien van het onder 2A en 2B ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen wegens het medeplegen van het huisvesten met het oogmerk van uitbuiting (sub 1), het medeplegen van misbruik maken van een uitbuitingssituatie (sub 4), het medeplegen van opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting (sub 6) en het medeplegen van onder dwang verdiensten laten afstaan (sub 9) in de periode van 21 november 2012 tot en met 26 november 2012. In dit kader heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van [slachtoffer], diverse pinggesprekken, de verklaring van [getuige 1] (hierna: [getuige 1]), de verklaring van getuige [getuige 2], de verklaring van gezinsvoogd [getuige 3] en diverse tapgesprekken. Hieruit kan volgens de officier van justitie afgeleid worden dat er sprake is geweest van geweld, misbruik van een kwetsbare positie/misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misleiding.
Het standpunt van de verdediging
Verklaring van [slachtoffer]
De raadsman heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegde pleitnota- primair betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer] niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden nu er sprake is van een onjuiste en onvolledige uitwerking van de auditief opgenomen verklaringen en omdat [slachtoffer] inconsistent en tegenstrijdig verklaart. Onduidelijk is wat er aan [slachtoffer] gevraagd is en waar haar antwoord op ziet. Ook is onjuist weergegeven wat [slachtoffer] verklaard heeft. Subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat de verklaring van [slachtoffer] om voornoemde redenen behoedzaam gebruikt moet worden.
Ten aanzien van het onder 1A, 1B en 1C ten laste gelegde
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden vanwege het ontbreken van enig steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer]. Er kan niet vastgesteld worden dat verdachte in de periode dat [slachtoffer] minderjarig was, haar gehuisvest heeft en dat [slachtoffer] in die periode geld aan verdachte afgedragen heeft. Het aanmaken van de advertentie op 9 april 2012 op [website] is gebeurd zonder toedoen van verdachte.
De pinggesprekken zijn ook niet als steunbewijs aan te merken, omdat zij over een andere periode gaan.
Ten aanzien van het onder 2A en 2B ten laste gelegde
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De pinggesprekken en tapgesprekken zijn naast de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende voor een bewezenverklaring. Bovendien is er geen sprake van oogmerk tot uitbuiting en van opzettelijk voordeel trekken, en evenmin is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verklaringen van [slachtoffer]
In mensenhandelzaken waarin de verdachte ontkent, is met name de verklaring van het slachtoffer een belangrijk bewijsmiddel. Zo ook in onderhavige zaak. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of de verklaringen van [slachtoffer] voor het bewijs gebezigd kunnen worden nu de woordelijke uitwerkingen niet volledig overeenkomen met de samenvattingen die in de processen-verbaal zijn gerelateerd.
Vooropgesteld dient te worden dat politiefunctionarissen nauwkeurig dienen te relateren wat tijdens verklaringen van aangevers dan wel getuigen naar voren komt. Bij het opmaken van dergelijke processen-verbaal dient zorgvuldigheid betracht te worden.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat er onduidelijk geformuleerde vragen aan [slachtoffer] zijn gesteld ten gevolge waarvan zij onduidelijke antwoorden heeft gegeven. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de vastlegging van de antwoorden van [slachtoffer] niet secuur genoeg gebeurd is. De rechtbank is echter van oordeel dat het er alle schijn van heeft dat de politie [slachtoffer] bevraagd heeft met in het achterhoofd het juridische kader van waarheidsvinding. Het was correcter geweest als de politie zich had beperkt tot louter de feitelijke weergave van hetgeen [slachtoffer] daadwerkelijk heeft verklaard. Daarentegen is niet gebleken van het bewust misleiden van [slachtoffer] of van sturing in de vraagstelling. Er is derhalve wel sprake van onzorgvuldigheden, maar deze zijn naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat de verklaringen van [slachtoffer] niet voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar aangemerkt kunnen worden. Haar verklaringen zijn op belangrijke onderdelen consistent en worden op een groot aantal wezenlijke onderdelen ondersteund door de verklaring van [getuige 1], alsmede door objectief bepaalde en verifieerbare gegevens (i.c. pinggesprekken en tapgesprekken). De rechtbank wijst in dit verband tevens op de verklaring die [slachtoffer] afgelegd heeft bij de rechter-commissaris op 11 april 2013. [2] Op hoofdlijnen is [slachtoffer] gebleven bij de verklaringen die zij heeft afgelegd bij de politie.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat [slachtoffer] zich eventueel bij het doen van aangifte (mede) heeft laten leiden door de mogelijkheid van het indienen van een vordering tot schadevergoeding, juridisch gezien geen relevantie heeft. Temeer nu [slachtoffer] reeds een vordering tot schadevergoeding kon indienen voordat zij aangifte had gedaan. Bovendien heeft [slachtoffer] tijdens de aangifte in grote lijnen hetzelfde verklaard als tijdens het eerdere intakegesprek. [slachtoffer] verklaart ten slotte bij de rechter-commissaris dat zij door de mogelijke schadevergoeding geen dingen heeft gezegd die niet kloppen.
Ten aanzien van het onder 1A, 1B en 1C ten laste gelegde
Feiten
Op 26 november 2011 verklaart [slachtoffer] dat zij in de prostitutie werkt en dat ze dit ook al deed toen ze nog minderjarig was, maar dat ze bijna 18 jaar was en het vrijwillig deed. Op de vraag wanneer [slachtoffer] in de prostitutie is gaan werken, geeft ze aan dat ze ongeveer in april/mei 2012 begonnen is. Ze kent een meisje dat ook in de prostitutie werkt en heeft een tijdje bij haar thuis gewerkt. Ze heeft ook bij dit meisje gewoond.
Op 3 december 2012 verklaart [slachtoffer] dat zij op 7 april 2012 [medeverdachte] en verdachte heeft leren kennen. Zij is toen als prostituee gaan werken in het huis van verdachte. Verdachte kreeg € 10, - per klant.
Op 14 maart 2013 doet [slachtoffer] aangifte. Zij verklaart onder meer dat [medeverdachte] haar op
7 april 2012 naar het huis van verdachte heeft gebracht. Verdachte is er niet en [slachtoffer] maakt samen met de in het huis van verdachte aanwezige “[B]” (de rechtbank begrijpt:[B]) een advertentie aan op de website [website]. [B] maakt de foto’s voor de advertentie en de volgende dag kan [slachtoffer] aan de slag.
Verdachte heeft samen met [B] alles uitgelegd. Verdachte is er ook als [slachtoffer] haar eerste klant heeft. Nadat [slachtoffer] klaar is, zegt verdachte dat [slachtoffer] het geld aan haar moet geven, zodat verdachte het aan [medeverdachte] kan geven. Ten slotte verklaart [slachtoffer] dat verdachte er altijd bij was toen zij minderjarig was.
Uit de informatie verkregen van de website [website] blijkt dat de eerste advertentie van [slachtoffer] op 9 april 2012 is geplaatst. Haar nickname was eerst [nickname 1]. In mei 2012 wordt dit veranderd in [nickname 2].
Mensenhandel juridische inkadering
Een wezenlijk bestanddeel van mensenhandel is dat er sprake moet zijn van uitbuiting en dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Conform hetgeen in de jurisprudentie is bepaald kan van een uitbuitingssituatie worden gesproken als een betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan (i.c.) een situatie waarin een mondige prostituee in Nederland verkeert. Voornoemde uitbuitingssituatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid. Dit houdt in dat de persoon die prostitutiewerkzaamheden verricht niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van de relatie met degene die hem/haar tot die prostitutiewerkzaamheden heeft aangezet. Indien het slachtoffer minderjarig is, is het gebruik van dwangmiddelen niet vereist voor strafbaarheid.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1A, 1B en 1C ten laste gelegde dat de verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden in de woning van verdachte terwijl zij minderjarig was in onvoldoende mate wordt onderbouwd door andere bewijsmiddelen ter zake. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte het onder 1A ten laste gelegde oogmerk op uitbuiting heeft gehad dan wel de onder 1B ten laste gelegde wetenschap of het vermoeden heeft gehad dat de minderjarige [slachtoffer] zich in haar woning beschikbaar zou stellen voor prostitutiewerkzaamheden in de periode van 1 april 2012 tot en met 11 augustus 2012. Ten slotte kan de rechtbank eveneens niet vast stellen dat verdachte in de voornoemde periode opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer]. Het ontbreekt op deze punten aan voldoende (steun)bewijs. Voorts ontbreekt het aan voldoende (steun)bewijs om te komen tot de conclusie dat er op voornoemde punten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 1A, 1B en 1C ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2A en 2B ten laste gelegde
Feiten
Op 3 december 2012 verklaart [slachtoffer] dat zij acht maanden een relatie heeft gehad met [medeverdachte], maar dat ze nu klaar is met hem omdat hij met haar gespeeld heeft. [slachtoffer] wilde een serieuze relatie. Het probleem is dat [medeverdachte] meerdere vriendinnen heeft, die hij hetzelfde verhaal vertelt en uiteindelijk heeft niemand iets. Het proces is iedere keer hetzelfde. Acht maanden geleden was [medeverdachte] lief voor haar en nu doet hij dat met [getuige 1]. [slachtoffer] weet zeker dat het ook zo met [A] is gegaan. [slachtoffer] vertelt dat zij via de website [website] adverteerde. [medeverdachte] maakte de foto’s en regelde de internetadvertenties. [3]
Op 18 december 2012 geeft [slachtoffer] aan dat [medeverdachte] haar sloeg sinds de tweede dag dat ze hem kent. Dit slaan gebeurde regelmatig. Haar ribben zijn daarbij gekneusd, haar kaak is bezeerd en ook heeft [medeverdachte] een gat in haar lip geslagen. [medeverdachte] bracht [slachtoffer] naar de woning van verdachte met een Opel Omega. [slachtoffer] zegt dat ze bij verdachte zat, omdat er volgens [medeverdachte] geen geld meer was voor een hotel. Toen [medeverdachte] weg was, vroeg verdachte van wie ze de 10 euro kreeg. Uiteindelijk heeft [slachtoffer] geld aan verdachte gegeven. [slachtoffer] verklaart ten slotte dat ze niet lang bij verdachte gewerkt heeft. [slachtoffer] denkt dat ze bij verdachte in de woning 5 à 6 klanten heeft gehad. [4]
Op 14 maart 2013 verklaart [slachtoffer] dat [medeverdachte] de persoon is die haar altijd bracht en haalde van en naar haar werkplek. [slachtoffer] verklaart dat zij vaker bij verdachte thuis is geweest om daar vanuit huis te werken. Zij moest dan geld betalen aan verdachte. De afspraak is ‘per half uur klant’ 10 euro en ‘per uur klant’ 20 euro. [slachtoffer] is een paar dagen in de woning van verdachte geweest, toen [medeverdachte] daar niet was. [slachtoffer] denkt dat het in oktober 2012 was. [slachtoffer] verklaart vervolgens dat verdachte toen, na een dag werk van [slachtoffer] wilde dat zij verdachte betaalde. [slachtoffer] deed dit en vroeg later aan [medeverdachte] hoe dat zat, omdat hij verteld had dat ze gratis in de woning van verdachte verbleef. [medeverdachte] vraagt [slachtoffer] hoe zij daarbij komt en hij zegt haar dat ze gewoon moet betalen. [5]
Op 11 april 2013 verklaart [slachtoffer] bij de rechter-commissaris onder andere dat al het door haar verdiende geld naar [medeverdachte] ging. In het begin gaf ze het geld uit zichzelf aan [medeverdachte], maar toen zij dat niet meer wilde en het geld in eigen beheer wilde houden, moest het geld toch naar [medeverdachte]. Hij zou sparen voor een huisje en om wat voor hen samen op te bouwen. Ook verklaart [slachtoffer] dat ze dagelijks door [medeverdachte] werd mishandeld. Hij zei dan: “Je disrespect me”. [medeverdachte] sloeg, schopte en stompte [slachtoffer]. [6]
[getuige 1] verklaart op 3 december 2012 dat blijkt dat [medeverdachte] hetzelfde met [slachtoffer] deed als met haar. Hij zou [slachtoffer] verlaten voor haar. [7] Op 18 december 2012 verklaart [getuige 1] dat [medeverdachte] aan haar gevraagd heeft of zij het erg vond als hij [slachtoffer] sloeg. [getuige 1] heeft daarop geantwoord dat [medeverdachte] dat zelf moest weten. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] toen meegenomen naar de badkamer. Dit deed [medeverdachte] vaker. [medeverdachte] heeft [getuige 1] verteld dat hij [slachtoffer] sloeg, hij had toen een dikke hand. [getuige 1] heeft wel eens blauwe plekken en een bultje op de lip bij [slachtoffer] gezien. De daadwerkelijke mishandelingen heeft [getuige 1] niet gezien, maar wel gehoord. Ten slotte heeft [getuige 1] verklaard dat [medeverdachte] elke dag geld bij [slachtoffer] ophaalde. [getuige 1] is ook wel eens mee geweest, maar dan wachtte ze in de auto. [8]
Uit een pinggesprek d.d. 2 november 2012 tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] blijkt dat [medeverdachte] zegt dat hij [slachtoffer] niet wilde slaan. Op 3 november 2012 pingt [medeverdachte] naar [slachtoffer]: “
k ga je updaten, K heb gedaan”.Op 5 november 2012 pingt hij: “
Laat me daar niet heen komen om je te mishandelen”. Ook zegt [medeverdachte]: “
We zouden money pakken”. [9]
Op 21 november 2012 voert [medeverdachte] een pinggesprek met verdachte. Verdachte pingt dat zij geld (doekoe) nodig heeft en of [medeverdachte] een meisje (tanga) in kan zetten. [medeverdachte] antwoordt dat hij [slachtoffer] in kan zetten. Verdachte vraagt daarop wanneer [medeverdachte] haar brengt. Kort daarna pingt [medeverdachte] naar [slachtoffer] dat hij haar naar de woning van verdachte brengt en dat ze daar ‘3 400 kan sparen’. Vervolgens pingt [medeverdachte] naar verdachte dat hij [slachtoffer] vandaag komt brengen. [medeverdachte] stuurt in dat gesprek een bericht naar [slachtoffer] dat hij [verdachte] ’10 of een 15’ kan geven. [10]
Op 21 november 2012 is ook een tweetal gesprekken getapt tussen “[nickname 2]” ([slachtoffer]) en klanten. [slachtoffer] geeft in die gesprekken aan dat de klanten naar [adres] moeten komen. [11]
Mensenhandel juridische inkadering
Zoals hiervoor overwogen is, is uitbuiting een wezenlijk bestanddeel van mensenhandel. Voornoemde uitbuitingssituatie veronderstelt het ontbreken van vrijwilligheid. Dit is niet anders als de relatie aanvankelijk op vrijwillige basis is aangegaan. In dat geval moet namelijk worden aangenomen dat die vrijwilligheid een gevolg is van het toegepaste dwangmiddel.
Middelen
Allereerst dient vastgesteld te worden of verdachte gebruik heeft gemaakt van middelen in de zin van artikel 273f, lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht de middelen dwang, geweld of een of meer feitelijkheden en misleiding bewezen.
[slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [medeverdachte] haar in de prostitutie heeft gebracht. Zij verklaart dat zij blijkbaar heeft gezegd dat ze het goed vond maar dat zij die beslissing heeft genomen onder omstandigheden. Als iemand het haar nu zou vragen, was zij niet in de prostitutie gegaan. [12] Deze verklaring van [slachtoffer] is volgens de rechtbank typerend voor dwang. [slachtoffer] is immers in een situatie gebracht, waarin zij, als zij weerstand had kunnen bieden aan [medeverdachte], niet terecht zou zijn gekomen. Verdachte heeft tevens gebruik gemaakt van geweld, andere feitelijkheden en misleiding. [medeverdachte] heeft blijkens de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen [slachtoffer] in de periode van 11 augustus 2012 tot 26 november 2012 meerdere malen mishandeld. De rechtbank ziet in het door [medeverdachte] voorhouden aan [slachtoffer] dat er geen geld was om in hotels te overnachten en haar daarom naar de woning van verdachte te brengen een andere feitelijkheid waarbij een bepaalde mate van psychische druk uitging. Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van misleiding door [medeverdachte]. Deze misleiding heeft vorm gekregen in het feit dat [medeverdachte] een (liefdes)relatie met [slachtoffer] is aangegaan en haar heeft voorgehouden dat hij het geld van de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] spaarde voor een gezamenlijke toekomst. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] doen geloven dat de relatie tussen hen toekomst had.
Handelingen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangeefster tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] geworven om zich te prostitueren. Vervolgens heeft [medeverdachte] [slachtoffer] vervoerd naar de woning van verdachte, zodat [slachtoffer] aldaar klanten kon ontvangen. Verdachte vroeg hem expliciet om dit te doen. De verklaring van [slachtoffer] op dit gebied vindt steun in de tapgesprekken van 21 november 2012 en de pinggesprekken tussen [medeverdachte] en verdachte op 21 november 2012.
Oogmerk van uitbuiting
Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg. Het oogmerk van uitbuiting is in casu gelegen in het verkrijgen van financieel gewin. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij al het door haar verdiende geld moest afstaan aan [medeverdachte] en daarvan 10 of 20 euro per klant aan verdachte moest betalen als zij haar prostitutiewerkzaamheden in de woning van verdachte had verricht. Deze verklaring vindt bevestiging in de verklaring van [getuige 1] en in voornoemde pinggesprekken op 21 november 2012, waaruit blijkt dat verdachte om een meisje vroeg omdat ze geld nodig had. De rechtbank leidt hieruit af dat bij verdachte en haar medeverdachte tenminste sprake was van oogmerk van uitbuiting, welk oogmerk zich voorts heeft geconcretiseerd in daadwerkelijke uitbuiting.
Voordeel trekken
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij ‘per half uur klant’ € 10, - aan verdachte moest afstaan en ‘per heel uur klant’ € 20, -. Het restant van haar verdiensten ging naar [medeverdachte].
Dit wordt bevestigd door de pinggesprekken op 21 november 2012 tussen verdachte en [medeverdachte], waarin verdachte aangeeft dat zij geld nodig heeft, en in het pinggesprek tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] op 21 november 2012, waarin [medeverdachte] pingt naar [slachtoffer] dat hij haar (het gaat dan over verdachte) 10 of een 15 kan geven. [13] Ook uit het pinggesprek tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] op 22 november 2012 dat gevoerd is tussen 18:37:23 en 18:38:18 uur blijkt voorts dat [slachtoffer] verdachte moest betalen. [14]
Nauwe en bewuste samenwerking
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bewust en nauw samengewerkt heeft met [medeverdachte]. Verdachte wist -blijkens de pinggesprekken tussen haar en [medeverdachte] op 21 november 2012 en een pinggesprek tussen verdachte en [slachtoffer] op 26 november 2012 [15] - dat [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden verrichtte. In het laatst genoemde pinggesprek vraagt verdachte aan [slachtoffer] of ze al wat gehad heeft. [slachtoffer] antwoordt dat ze net eentje heeft gehad en dat ze er over een half uur weer een heeft. Verdachte en [medeverdachte] hebben samengewerkt met het oog op uitbuiting van [slachtoffer] en zodat zij voordeel konden trekken uit de verdiensten van [slachtoffer]. De rechtbank is van oordeel dat verdachte doordat zij gedurende enkele dagen [slachtoffer] vanuit haar woning prostitutiewerkzaamheden heeft laten verrichten tegen betaling een dusdanige rol heeft gehad dat er gesproken kan worden van medeplegen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2 A)
zij in de periode van ongeveer 11 augustus 2012 tot en met 26 november 2012 te Lelystad,
tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, genaamd [slachtoffer], door dwang, geweld of één of meer feitelijkheden en misleiding heeft geworven, vervoerd en gehuisvest,
(telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer],
en
met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273f genoemde middelen (zie hierboven)
heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en diensten
bestaande die dwang, dat geweld of die andere feitelijkheden, die misleiding
hieruit dat haar mededader
- een (liefdes)relatie heeft onderhouden met die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om te sparen voor een gezamenlijke toekomst, en vervolgens
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat er geen geld meer was om hotels te betalen en dat er daarom in de plaats van in die hotels in de woning van verdachte prostitutie bedreven zou worden door die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] meermalen heeft mishandeld,
waardoor die [slachtoffer] in een door haar mededader gecontroleerde situatie is gebracht en is gehouden,
hebbende haar mededader (telkens)
- die [slachtoffer] (tijdelijk) op haar, verdachte’s woonadres ondergebracht en
- die [slachtoffer] naar haar prostitutiewerkplek gebracht en die [slachtoffer] van haar prostitutiewerkplek opgehaald.
en
2 B)
zij in de periode van ongeveer 11 augustus 2012 tot en met 26 november 2012 te Lelystad,
tezamen en in vereniging met een ander,
(telkens)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit die uitbuiting van een ander, genaamd [slachtoffer],
en
een ander, genaamd [slachtoffer], met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273f genoemde middelen, door dwang, geweld of één of meer feitelijkheden, misleiding
bestaande die dwang, dat geweld of die andere feitelijkheden, die misleiding,
hieruit dat haar mededader
- een (liefdes)relatie is aangegaan en heeft onderhouden met die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] heeft voorgehouden dat de verdiensten van haar prostitutiewerkzaamheden nodig waren om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en vervolgens
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat er geen geld meer was om hotels te betalen en dat er daarom in plaats van die hotels in de woning van verdachte prostitutie bedreven zou worden door die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] meermalen heeft mishandeld,
waardoor die [slachtoffer] in een door haar mededader een gecontroleerde situatie is gebracht en gehouden,
heeft gedwongen dan wel bewogen haar, verdachte, en haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde.
Van het onder 2A en 2B meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 2A en 2B:
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 358 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest (178 dagen). Aan het voorwaardelijke strafgedeelte dienen de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, meldplicht, een behandelverplichting bij De Waag en een contactverbod met [medeverdachte] en [slachtoffer] gekoppeld te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en subsidiair verzocht om een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan geëist is. Daarnaast heeft hij betoogd dat er geen reden is om af te wijken van de standaard proeftijd van 2 jaar. Voorts heeft hij verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft concrete toekomstplannen en speelt een belangrijke rol in het leven van haar kind en ouders.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel. Het ging in casu om een kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje van wie verdachte en haar mededader misbruik hebben gemaakt. Verdachte heeft haar woning beschikbaar gesteld om van daaruit het meisje zich te laten prostitueren. Juist omdat het om gedwongen prostitutie ging, heeft verdachte samen met haar mededader grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte en haar mededader hebben zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die het slachtoffer zou ondervinden van hun handelen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies d.d. 24 april 2013 opgemaakt door H.M. Ellen. Uit dit advies komt naar voren dat verdachte een belaste achtergrond heeft. Zij maakte haar opleiding niet af en kwam terecht in het ‘loverboycircuit’. Verdachte werkte zelf van haar 18e tot haar 22e in de gedwongen prostitutie. Nadat ze hier uit kwam, bleef verdachte vrijwillig prostitutiewerkzaamheden verrichten. Sinds dat verdachte in de (gedwongen) prostitutie zat, heeft zij een negatief netwerk, waar de mededader toe behoort. Verdachte heeft psychische klachten. Zij is gediagnosticeerd met ADHD en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Verder heeft zij beperkte controle over haar gedrag en emoties. Verdachte gebruikt(e) regelmatig cocaïne en voorheen was er sprake van overmatig alcoholgebruik. Behandeling in een gedwongen kader acht de reclassering noodzakelijk.
Zij adviseert als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een contactverbod.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich heeft losgemaakt van haar negatieve sociale netwerk en weer tijdelijk bij haar ouders woont om haar leven op orde te krijgen. Ook is zij gestart met een nieuwe studie en heeft zij zich bereid verklaard mee te werken aan reclasseringsbegeleiding.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie
d.d. 9 september 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder andere geweldsdelicten.
Gelet op het feit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is uit het oogpunt van vergelding alsmede van preventie. De rechtbank zal echter de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperken tot het reeds ondergane voorarrest, nu het een beperkte periode van mensenhandel betreft en verdachte een beperkte rol heeft gehad. Tevens acht de rechtbank het van belang dat verdachte een jonge moeder is en de zorg draagt voor haar ouders. De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde begeleiding in een gedwongen kader mogelijk te maken.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1A, 1B en 1C aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2A en 2B ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 2A en 2B meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
200 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
22 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd (van 2 jaar):
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] en [slachtoffer] (zolang de reclassering dit noodzakelijk acht);
* (op dagen en tijdstippen) bij Reclassering Nederland, locatie Lelystad (de Meent 4, 8224 BR te Lelystad) zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onder behandeling zal stellen bij een instelling voor (Forensische) psychiatrie en ambulante behandeling of soortgelijke forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mrs. A. van Holten en R. Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het procesdossier 25Phoenix met nummer 2013031117004258, bestaande uit diverse zaakdossiers.
2.Verklaring van [slachtoffer] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344.
3.ZD 01, GET 48-49.
4.ZD 01, GET 63 en 65.
5.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2012063166, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (aangifte), blad 3 en 7 van 9.
6.Verklaring van [slachtoffer] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344.
7.ZD 04, AH 51.
8.ZD04, GET 30.
9.ZD01, AH 229, 230.
10.ZD01, VERD 111.
11.ZD01, TAP 3-4.
12.Verklaring van [slachtoffer] afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 april 2013, RC nummer 12/5752, 12/5662 en 13/2344, blad 5.
13.ZD01, TAP 1.
14.AD, pinggesprekken, blad 14 van 34.
15.AD, pinggesprekken, blad 17 van 34.