ECLI:NL:RBMNE:2013:5603

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
16.652582-13 + 16.659160-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en veroordeling voor mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving van een vrouw, omdat de aangifte niet door ander bewijs werd ondersteund. Getuigen verklaarden wel over een geëmotioneerde vrouw, maar geen van hen kon de gebeurtenissen in de auto bevestigen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor dit feit.

Voor de mishandeling van een andere vrouw, [slachtoffer 2], werd de verdachte echter wel veroordeeld. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 6 februari 2013 [slachtoffer 2] had mishandeld door haar bij de keel vast te grijpen en haar te slaan. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangeefster en getuigen, alsook op het letsel dat bij de aangeefster was geconstateerd. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank vond de verklaringen van de getuigen en de aangeefster geloofwaardig.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 2] voor de geleden schade. De vordering van [slachtoffer 1] werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de feiten die aan haar waren ten laste gelegd werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden en de aanbevelingen van Tactus Verslavingszorg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16.652582-13 + 16.659160-13 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 november 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode] [woonplaats 1], [adres 1].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 18 oktober 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Figge, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Gorter en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 16.652582-13:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2013 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, althans éénmaal, een (zak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de heel/hals van die [slachtoffer 1] gezet en/of gehouden en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “Als je huilt of schreeuwt dan snij ik je keel door”en/of “Doe nou rustig aan want ik doe het hoor, ik ben niet heel gek, maar wel een beetje gek”en/of “Als je iets verkeerds zegt snij ik alsnog je keel door dus denk na voordat je iets zegt”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2013 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is hij verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk terwijl hij verdachte, en die [slachtoffer 1] zich in een personenauto bevonden
- meermalen, althans éénmaal, dreigend een (zak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de keel/hals van die [slachtoffer 1] gezet en/of gehouden en/of (daarbij) gezegd: “Als je huilt of schreeuwt dan snij ik je keel door”en/of “Doe nou rustig want ik doe het hoor, ik ben niet heel gek, maar wel een beetje gek”en/of “Als je iets verkeerds zegt, snij ik alsnog je keel door dus denk na voordat je iets zegt”en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij op de passagiersstoel van voornoemde auto moest gaan zitten en/of
- op de bestuurdersstoel van voornoemde auto gaan zitten en/of
- (vervolgens) gaan rijden met voornoemde auto met een voor die [slachtoffer 1] onbekende bestemming terwijl hij voornoemd (zak)mes voor die [slachtoffer 1] zichtbaar in zijn rechterhand hield;
Onder parketnummer 16.659160-13
1. primair

hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet

- die [slachtoffer 2] bij haar keel heeft (vast)gegrepen en/of
- (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 2] (gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

subsidiair
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 2] bij haar keel heeft (vast)gegrepen en/of
- (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 2] (gedurende enige tijd) heeft dichtgeknepen en/of dichtgehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (met kracht) bij haar keel heeft (vast)gegrepen en/of haar keel heeft dichtgeknepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2013 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] (met kracht) (met een voorwerp) heeft geslagen en/of gestompt op/tegen het oog en/of de wenkbrauw, althans het gezicht, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten.
De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 16.659160-13 ten laste gelegde als feit 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en feit 4.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Op 7 januari 2013 rond 02:00 uur krijgen verbalisanten de melding om naar de Markerdreef te Almere te gaan. Aldaar treffen de verbalisanten een hevig geëmotioneerde [slachtoffer 1] aan. Zij verklaarde als prostituee te werken en in een auto bij een man te hebben gezeten toen deze man plotseling een mes op haar keel zette en haar bedreigde. Ter plaatse zijn er twee getuigen die een verklaring afleggen. Later in die nacht komt[verdachte] zich melden bij het politiebureau en hij wordt aangehouden als verdachte.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
Op 6 februari 2013 wordt door de meldkamer Flevoland een melding uitgegeven dat er een mishandeling heeft plaatsgevonden op de Rock and Rollstraat in Almere. Ter plaatse wordt een vrouw, genaamd [slachtoffer 2], aangetroffen. Verbalisanten constateren een verwonding aan de linkerzijde van haar gezicht. Mevrouw [slachtoffer 2] doet aangifte en verklaart dat zij een voor haar bekende klant van haar[bedrijf] naar huis bracht. Als aangeefster hem afzet, pakt de man haar bij haar keel vast en knijpt deze dicht. Vervolgens geeft hij een klap tegen haar linkeroog. Aangeefster is daarna weggerend uit de auto en heeft bij een woning aangebeld. Als de politie ter plaatse is zoekt aangeefster op verzoek van de politie telefonisch contact met de man en als hij opneemt geeft zij geeft de telefoon aan de politie. De politie gaat vervolgens naar de door de man opgegeven locatie toe en daar wordt de man aangehouden als verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen te verklaren. Daartoe heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] die haar weg zien rennen bij verdachte. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij naar een bedrijventerrein is gereden voor rust ongeloofwaardig.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde en het onder 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen te verklaren. Daartoe heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 2], de letselverklaring, het uitgewerkte 112-gesprek, het aantreffen van de auto onder het talud en de verklaringen van buurtbewoners die zien dat aangeefster emotioneel en gewond is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - blijkens een aan de rechtbank overlegde pleitnota - algehele vrijspraak bepleit.
Zij heeft voor wat betreft het onder 1 en 2 ten laste gelegde aangevoerd dat er geen ondersteunende bewijs is voor de verklaring van [slachtoffer 1]. Aangeefster heeft verklaard dat zij met een mes bedreigd is, maar er is geen mes aangetroffen. De verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] leveren ook geen steunbewijs op, nu zij enkel verklaren over een vrouw in paniek die wegrent. Dit heeft verdachte immers ook verklaard.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer 2] niet onderbouwd wordt. De letselverklaring kan daarvoor niet gebruikt worden omdat deze een week na het incident is opgemaakt. Bovendien blijkt hier niet uit dat aangeefster is geslagen door verdachte dan wel dat hij haar keel heeft dichtgeknepen.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd en/of wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. Zij overweegt daartoe het navolgende.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit principe geldt, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, voor de gehele tenlastelegging en niet slechts een onderdeel daarvan. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
[slachtoffer 1] verklaart dat zij als prostituee werkt en op 6 januari rond 21:00 uur een afspraak had met ene [voornaam verdachte]. Op een gegeven moment zei [voornaam verdachte] dat hij nog twee uur wilde blijven en dat hij daar € 500,- voor wilde betalen. Dit geld moest hij echter nog wel pinnen. Nadat [voornaam verdachte] gepind had, kwam hij weer terug bij de woning van [slachtoffer 1]. Om ongeveer 01:00 uur vroeg [voornaam verdachte] of [slachtoffer 1] zijn auto wilde verplaatsen.
[slachtoffer 1] wilde dit niet maar heeft dit uiteindelijk toch gedaan. Toen zij éénmaal in de auto zat, boog zij op verzoek van [voornaam verdachte] naar hem toe om hem een zoen te geven. Op dat moment voelde aangeefster iets prikken tegen haar keel. [voornaam verdachte] zei:””Als je huilt of schreeuwt dan snij ik je keel door”. [voornaam verdachte] had een mes in zijn handen. Aangeefster verklaart dat zij op de passagiersstoel moest gaan zitten. [voornaam verdachte] zette nogmaals het mes op haar keel en reed daarna weg. [voornaam verdachte] stopte op een bedrijventerrein. Daar zei [voornaam verdachte] dat als aangeefster iets verkeerds zou doen hij haar keel door zou snijden. Vervolgens moest aangeefster uitstappen en moest zij seksuele handelingen verrichten bij [voornaam verdachte]. Dit lukte niet goed. Aangeefster zag toen kans om weg te rennen.
Voorts bevinden zich twee getuigenverklaringen in het dossier. Uit deze getuigenverklaringen komt onder meer naar voren dat de getuigen een vrouw zien lopen. Deze vrouw wordt achtervolgd door een man. Deze man pakt haar vast en trekt aan haar.
De vrouw huilde en gilde.
Verdachte wordt aangehouden. Hij ontkent het ten laste gelegde. Het voertuig van verdachte en zijn kleding worden inbeslaggenomen en onderzocht. Er wordt niets ter zake aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat uit voorgaande blijkt dat de aangifte van [slachtoffer 1] betreffende het bedreigen met een mes in de auto en het meenemen van haar in een auto naar een bedrijventerrein door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund. Weliswaar verklaren de getuigen over een geëmotioneerde vrouw die wegloopt van een man, maar geen van hen verklaart over de gebeurtenissen in en buiten de auto zoals deze door [slachtoffer 1] worden omschreven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 1 en 2 ten laste gelegde bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt als volgt
.Op 6 februari 2013 doet [slachtoffer 2] aangifte. Zij verklaart dat zij op 5 februari 2013 van 19:00 uur tot 00:30 uur op 6 februari 2013 aan het werk was in haar[bedrijf] in Almere. Verdachte was ook aanwezig. Nadat zij het [bedrijf] had afgesloten, vroeg verdachte aan aangeefster of zij hem naar de Danswijk in Almere wilde brengen. Aangeefster stemde toe en reed met verdachte weg. Na eenmaal gestopt te zijn gaf verdachte aan dat hij niet naar de Danswijk wilde maar naar zijn zus gebracht moest worden. Ter hoogte van de Rock en Rollstraat bij het talud stopte aangeefster. Verdachte zei dat hij met aangeefster wilde praten, maar zij wilde naar huis. Verdachte deed daarop zijn linkerarm omhoog. Vervolgens pakte verdachte met zijn hand de keel van aangeefster vast. Hij kneep haar keel dicht. Daarna gaf hij een klap tegen aangeefsters linkeroog en wenkbrauw. Deze klap deed erg veel pijn. Uiteindelijk kon aangeefster zich losmaken van verdachte en is zij uit de auto gesprongen. Aangeefster is schreeuwend weggerend en heeft bij de woning op nummer [nummer] aangebeld. Op dat moment zag aangeefster dat verdachte nog bij haar auto stond toen de auto van het talud afreed. Bij de aangifte van [slachtoffer 2] zijn foto’s gevoegd waar letsel in de hals en aan de wenkbrauw op te zien is. Tevens is te zien dat de bril van aangeefster kapot is. [2]
Voorgaande verklaring heeft aangeefster op 28 mei 2013 herhaald tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zien ter plaatse dat aangeefster een verwonding aan de linkerzijde van haar gezicht heeft. Aangeefster heeft een bebloed gezicht. Tevens zien de verbalisanten dat er onder aan het talud een personenauto staat. [4]
Getuige [getuige 3] verklaart dat zij in de nacht van 6 februari 2013 geschreeuw van buiten hoorde. Toen zij uit haar raam keek, zag zij een vrouw staan voor de deur van de buren op[adres 2]. Eenmaal buiten zag de getuige dat de vrouw aan het bellen was. Zij had veel bloed aan de linkerkant van haar gezicht. Het bloed stroomde vanaf wenkbrauwhoogte over haar gezicht naar beneden. [5]
Getuige [getuige 4] verklaarde dat zij in de nacht van 6 februari 2013 rond 00:45 uur heel hard gegil hoorde van een vrouw. Uit het raam zag zij een vrouw van het trappetje bij het talud af komen lopen. Toen de getuige de voordeur opendeed bleek de vrouw 112 te bellen. Er liep bloed links naast haar oog naar beneden. De vrouw vertelde dat ze aangevallen was door een negroïde man, die bij haar in de auto zat. De vrouw was overstuur en aan het huilen. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 18 oktober 2013 verklaard dat hij in de nacht van
6 februari 2013 een lift kreeg van [slachtoffer 2]. In de auto ontstond een discussie waardoor verdachte heel boos werd. Vervolgens is hij bij het talud uitgestapt. [7] Volgens verdachte is het gebleven bij een woordenwisseling.
De rechtbank overweegt dat uit voorgaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de nacht van 6 februari 2013 in de auto zat van aangeefster [slachtoffer 2]. Ten aanzien van hetgeen zich in de auto heeft afgespeeld staan de verklaring van aangeefster en de verklaring van verdachte lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster geloofwaardig. Getuigen [getuige 3] en [getuige 4] en de ter plaatse zijnde verbalisanten zien immers letsel in het gezicht van aangeefster kort nadat zij gillend uit de auto is weggerend. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat in dit zeer korte tijdsbestek een ander persoon dan verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Verdachte verklaart zelf bovendien dat hij niet heeft gezien of gehoord, nadat hij uitstapte, dat aangeefster [slachtoffer 2] door een ander is aangevallen. Evenmin heeft verdachte, zo verklaart hij, gezien dat aangeefster [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen door bijvoorbeeld haar hoofd te stoten in de auto. Nu een alternatief scenario niet aannemelijk is geworden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] geslagen heeft en haar keel heeft dicht geknepen.
De rechtbank is van oordeel dat noch de onder 3 primair ten laste gelegde poging doodslag en noch de onder 3 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daarbij is van belang dat aangeefster
[slachtoffer 2] wel verklaart over het dichtknijpen van haar keel, maar niet over de duur daarvan. Opzet (al dan niet in voorwaardelijke vorm) op de dood of ernstig lichamelijk letsel kan bij het ontbreken van iedere indicatie omtrent deze deze duur niet worden aangenomen.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene de onder 3 meer subsidiair en onder 4 ten laste gelegde mishandeling bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
3. meer subsidiair
hij op 6 februari 2013 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] bij haar keel heeft vastgegrepen en haar keel heeft dichtgeknepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen.
4.
hij op 6 februari 2013 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geslagen tegen het oog en de wenkbrauw, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Van het onder 3 meer subsidiair en 4 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Onder 3 meer subsidiair en 4, telkens:
Mishandeling.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 2 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht rekening te houden met de persoonlijke situatie van verdachte. Hij is al geruime tijd niet in aanraking geweest met politie en justitie en voert wekelijks gesprekken met zijn coach. De raadsvrouw heeft betoogd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest passend is. Indien de rechtbank een hogere straf noodzakelijk vindt, heeft de raadsvrouw betoogd dat dit in de vorm van een voorwaardelijke straf opgelegd moet worden, zodat verdachte zijn baan kan behouden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van een vrouw. Het betrof een onverhoedse aanval in een zeer bedreigende en onvoorspelbare situatie. Door aldus te handelen heeft het slachtoffer bovendien letsel bekomen en pijn ondervonden en heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank acht geslagen op een advies van Tactus Verslavingszorg d.d. 22 april 2013. Hier uit komt naar voren dat verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad. Dit zou als gevolg hebben dat hij (naar eigen zeggen) kampt met Post Traumatische Stress Stoornis. Problemen ten aanzien van middelengebruik zijn er volgens verdachte niet. Tactus Verslavingszorg vermoedt echter dat er meer speelt met betrekking tot het verleden van verdachte en zijn middelengebruik. Zij adviseren dan ook om de gesprekken die verdachte voert bij JusTact door te laten gaan. Daarnaast adviseren zij een meldplicht.
De rechtbank heeft ten slotte rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 7 februari 2013.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op al het voorgaande passend en geboden is. De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde begeleiding in een gedwongen kader mogelijk te maken.

9.DE BENADEELDE PARTIJEN

Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade worden door de benadeelde partijen begroot op bedrag van respectievelijk € 200,- (materiële schade) en €1.591,17 (materiële schade € 991,17 en immateriële schade € 600,-).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [slachtoffer 1] in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van onderbouwende stukken. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gevorderd deze geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering gelet op het ontbreken van onderbouwende stukken. Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw primair bepleit dat zij niet-ontvankelijk verklaard dient worden gelet op de betoogde vrijspraak. Subsidiair heeft zij betoogd dat de vordering afgewezen dient te worden omdat er geen bewijs voor schade aan de bril en auto.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de verdachte van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de onder 3 meer subsidiair en 4 bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.591,17, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade voor de bril, de auto en het vervangend personeel wel degelijk rechtstreekse schade is ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten. In de toelichting van [slachtoffer 2] bij het schadeopgaveformulier is duidelijk aangegeven dat haar bril kapot is geslagen door verdachte, dat zij door de onverwachte aanval van verdachte in haar auto is vergeten de auto in “P” te zetten (waardoor deze het talud afreed) en dat zij vervangend personeel moest inhuren om haar horecagelegenheid open te houden. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.591,17, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1, 2, 3. primair en 3. subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3. meer subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 3. meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 maand, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd (van 2 jaar):
* op (dagen en tijdstippen) bij Reclassering Nederland zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de (onvoorwaardelijk) opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde parij [slachtoffer 2]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats 2], van een bedrag van € 1.591,17 (zegge: vijftienhonderdeenennegentig euro en zeventien eurocent) (immateriële schade van € 600,-), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 6 februari 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.591,17 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. Akkerman, voorzitter, mrs. L.G. Wijma en
R.C.J. Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013009505, doorgenummerd 1 tot en met 50.
2.Blz. 4, 5 en 6 en de bijbehorende foto’s.
3.Zie het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] op 28 mei 2013 door de rechter-commissaris, RC nummer 13/2351.
4.Blz. 1.
5.Blz. 17.
6.Blz. 19 en 20.
7.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 oktober 2013.