3uur werd gepleegd in mijn woning aan de [adres] in [woonplaats ].
(…..)
We lagen te slapen in ons huis, aan de [adres].
(…..)
Plotseling werd ik wakker van licht dat er op mij geschenen werd. Ik zag iemand naast mij staan. Ik hoorde dat de persoon direct naast mijn kant van het bed iets tegen mij zei. Ik hoorde een mannenstem en zag ook aan zijn postuur dat het een man was. Ik weet niet meer precies wat, maar hij noemde mij ook [slachtoffer 1]. Ik noem deze persoon dader 1.
Ik zag ook een persoon aan de bedzijde bij mijn vrouw staan. Ik zag dit omdat het licht in de
hal ook aan was. Ik zag aan zijn postuur ook dat dit een man was. Ik noem hem dader 2.
De man aan de zijde van mijn bed, dader 1, vroeg:’Waar is het geld?”.
(…..)
Ik draaide mij om en deed vervolgens mijn lampje aan. Ik zei ook tegen hem: “Donder op, ik
ben je zat”. Hij zei vervolgens tegen mij, omdraaien, omdraaien, op je rug. Hij stond voorovergebogen over mij heen en ik probeerde hem weg te drukken. Op dit moment zei hij wat tegen zijn dader 2, iets in de trant van; waar is het pistool? Dit zei hij wel twee keer en klonk naar mijn idee gestrest. Op datzelfde moment gaf hij mij een vuistslag met zijn rechterhand tegen de zijkant van mijn linkeroog. Ik zag dat het een vierkante vuist leek. Het leek iets hoekiger dan een normale vuist. Ik zag de vuist kort aankomen maar wat ik zag en voelde leek het om een boksbeugel te gaan of in ieder geval iets hoekigs.
(…..)
De man aan mijn zijde van het bed zei dat ik op mijn buik moest gaan liggen. Hij zei letterlijk:”Op je buik, op je buik.”. Ik hoorde duidelijk een accent. Naar mijn idee was het
Antilliaans of Surinaams. Ik rolde mij op mijn buik. Volgens mij kwam er op dat moment nog
een andere persoon binnen. Ik noem hem dader 3. Dader 1 vroeg toen tie-rips aan de andere persoon. Dader 3 had een hele bos tie-rips bij zich. Dit waren zwarte tierips van wel een halve meter. Volgens mij deed dader 1 bij mij de tierips om. Ik hoorde dat mijn vrouw ook tierips om kreeg. Ik zag niet wie dat deed. Mijn vrouw zei dat ze te strak zaten.
(…..)
Dader 3 kwam samen met mijn dochter [slachtoffer 4] de slaapkamer binnen, Ik had haar daarvoor de trap af zien komen die naar de zolder gaat. Dader 3 dirigeerde haar de slaapkamer in. Wat hij precies zei weet ik niet. Het effect was wel dat zij ging zitten bij de deur van de slaapkamer. Snel daarachteraan kwam mijn dochter [slachtoffer 3] naar binnen. Zij ging bij [slachtoffer 4] zitten.
Ik moest van dader 1, mijn bed uit. Ik weet niet precies wat hij zei maar het was dwingend
instructief. Volgens mij was hij de baas, hij deed steeds het woord met mij en stuurde de
anderen aan die daarnaar luisterden. Ik liep om het bed heen. Ik zag op dat moment op mijn wekker dat het 03.10 uur was. Dader 1 instrueerde dat mijn vrouw [slachtoffer 2] en mijn dochters in de badkamer gingen. Mijn vrouw had toen ook tie-rips om.
(…..)
Ik werd naar de toilet gebracht. Ik werd, volgens mij, door dader 1 gebracht. Hij had zijn
hand op mijn schouder en duwde mij die richting uit. Met name dader 1 zei geregeld tegen
mij: ‘[slachtoffer 1], we willen het geld hebben, we weten dat je het hebt, maak het ons niet moeilijk.’
(…..)
Ik voelde mij met name bedreigd door het feit dat ze steeds mijn naam noemden, omdat ze zeiden dat als ik het geld niet gaf ze me pijn zouden doen en dat ze vingertje gingen knippen. Dit gaven ze bij mij en bij [slachtoffer 2] aan. Hij zei; dan gaan we een spelletje spelen. Erger nog; hij zei dan gaan we met je dochters een spelletje spelen. Het staat mij bij dat dit vrijwel allemaal door dader 1 werd gezegd. dader 2 papegaaide het af en toe na. De andere daders zeiden af en toe; kop houden, bek dicht of stil. Ik hoorde dat mijn vrouw vanuit de badkamer meegenomen werd richting de trap naar beneden. Dader 2 bleef op dat moment bij het toilet en de badkamer. Hij hield de wacht.
(…..)
Door dader 2 werd ik op een gegeven moment vanuit de toilet naar de badkamer geduwd. Hij pakte mij bij de schouder, half struikelend kwam ik de badkamer binnen.
(…..)
Dader 2 hield wel scherp in de gaten wat we deden. Als ik iets ging verzitten kwam hij weer kijken wat er gebeurde. Hij riep dan weer; bek dicht en stil.
Op een gegeven moment komt dader 1 naar mij toe. Hij zegt; [slachtoffer 1], hoe ga je dit nu
oplossen, zeg nou waar het geld is. Toen moest ik mee van dader 1, hij duwde mij mijn
slaapkamer weer in. Hij herhaalde weer dat hij alleen geld en de juwelen wilde.
(…..)
Ik werd toen door dader 1 terug geduwd naar de badkamer. Dader 2 stond nog in de gang op wacht. In de badkamer zaten nog steeds mijn dochters.
Het duurde ongeveer een kwartier dat ik de mannen hoorde rommelen in huis. Dit was door het hele huis. Na dat kwartier komt dader 1 weer naar mij toe in de badkamer, hij vroeg mij weer dat ik het op moest lossen en vertellen waar het geld was. Ik moest meekomen. Hij duwde mij in de kamer van [slachtoffer 3]. Dader 2 bleef weer staan in de gang. Hij zei toen tegen mij: ”als ik het niet op zou lossen zou het vingertje knip worden”.
(…..)
Hij bleef echter herhalen dat hij vingertje ging knippen. Ik had het idee dat ze bij mij dan een vinger wilde knippen. Maar hij gaf ook aan dat ze met mijn dochters een spelletje wilden spelen.
(…..)
Toen hoorde ik aan [slachtoffer 2] dat ze boos werd. Ze begon met stemverheffing te praten. Ze zei; Ophouden, jullie zijn gek, ik ben nu pislink. Er werd gelijk weer door de daders gezegd: bek houden, stil zijn. Toen ging ze echter door en kreeg ze die klap. Ik hoorde een harde klap. Ik hoorde bij [slachtoffer 2] een geluid als ‘oempf’, waardoor het duidelijk was dat zij die klap ontving.
Toen zei één van de daders: “Ze is out”. Ik zag dat ze toen aan haar oksels de gang in werd
gesleept.
(…..)
Plotseling ging de telefoon van dader 1. Dit is ongeveer anderhalf uur later dan de tijd dat ik naar de badkamer moest vanaf bed. Dus dit zal ongeveer 04.30 uur zijn geweest. Hij nam hem op, hij zei zijn naam niet. Ik hoorde hem zeggen:”Wat doen we nou, wat doen we nou?”
(…..)
Ik hoorde van [slachtoffer 2] later dat zij de kluis hadden omgekeerd in de tas.
Op 30 november 2012 is [slachtoffer 1] nader gehoord door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], waarbij hij verklaarde:
De zegelring lag in onze kluis, maar die hebben we tot nu toe nog niet gevonden. Het is een ring van [slachtoffer 2].
Op 26 november 2012 is [slachtoffer 3] door de brigadier van politie Flevoland [verbalisant 3] gehoord, waarbij zij onder meer heeft verklaard:
Hierbij doe ik aangifte van een overval in mijn woning op de [adres] te [woonplaats ]. Daarbij ben ik bedreigd.
(…..)
Ik wordt [slachtoffer 3] genoemd.
Op zondag 25 november 2012 ben ik rond 23.30—24.00 uur gaan slapen. (…..) Ik schat dat ik rond 03.00 uur wakker werd gemaakt. Ik weet dat omdat mijn moeder me heeft verteld dat ze op de klok had gezien dat het 02.55 uur was. (…..) Ik hoorde dat er iemand naar boven kwam. (…..) Ik zag dat deze persoon geheel in het donker gekleed was. Op de overloop brandde er licht, zo kon ik dat zien. Ik zag dat deze persoon een muts over zijn gezicht droeg. Hij had iets van sjaal/kol over zijn gezicht droeg. De man zei op een dwingende toon dat ik naar beneden moest komen. Ik voelde dat de man mijn pols vastpakte en hij leidde mij via de trapje naar beneden. Daarna moest ik naar de badkamer. De man zei dat we geen lichten aan mochten doen en dat we laag moesten blijven. We moesten gebukt lopen. In de hal, op de eerste verdieping, zag ik mijn ouders en [slachtoffer 4]. We moesten in de badkamer op de grond zitten. Ik besefte nog niet echt wat er gaande was. Wel begreep ik dat er iets gaande was qua overval of iets dergelijks. Op dat moment zag ik 2 a 3 mannen. Totaal heb ik 4 overvallers
gezien tijdens de overval. Allemaal waren in het zwart gekleed en ze droegen
gezichtsbedekkende kleding. Een van de mannen hield de wacht. (…..) Deze man heeft mij uit bed gehaald en hield de wacht over ons. (…..) Deze man, die dus de wacht hield, stond in de hal op de eerste verdieping bij de slaapkamer van mijn ouders. (…..) Mijn ouders zijn aan het begin vastgebonden. Hun polsen werden met ty-rips aan elkaar vastgebonden. Mijn moeder heeft tijdens de overval gezegd dat ze zo strak waren. Toen heeft andere ty-rips gekregen. (…..) Ik zat met mijn zusje naast het bad. Mijn vader moest meekomen van de overvallers. Ik hoorde dat hij naar beneden moest gaan. Zowel mijn vader als mijn moeder werden verschillende keren meegenomen uit de badkamer. Mijn vader moest dan iets aanwijzen of werd ondervraagd. Mijn moeder werd ook ondervraagd. (…..) Ze vroegen steeds naar “het geld”, en dat ze wisten dat het ergens in huis ligt. Ik begreep dat de mannen de opdracht hadden gekregen om het geld te halen. Ik hoorde de mannen zeggen dat ze
voor [slachtoffer 1] kwamen. Op een gegeven moment wisten ze ook de naam van mijn moeder. Mijn moeder heet [slachtoffer 2]. Mijn moeder zei wanhopig en bang dat ze mee zou werken. Ik hoorde een van de mannen toen zeggen: “[slachtoffer 2], [slachtoffer 2], [slachtoffer 2]”. Dit werd op dreigende
toon gezegd. (…..) Op een gegeven moment zei de aanvoerder tegen mijn vader: “[slachtoffer 1] dit is je laatste kans”. Mijn vader zei dat hij het geld niet had. Ik hoorde de aanvoerder toen tegen
de persoon die de wacht hield zeggen: “Zullen we dan maar beginnen met vingers afknippen”, of zoiets dergelijks. (…..) Mijn vader werd toen weer binnen gebracht. Ik zag dat zijn oog bloedde. Mijn moeder werd toen weer meegenomen. Mijn moeder heeft de kluis laten zien. De kluis staat in de berging. Mijn moeder heeft de kluissleutel gegeven. (…..) Kort daarna kwamen de mannen weer naar boven. Mijn moeder moest op het bed in hun slaapkamer zitten. Mijn moeder zei steeds dat ze mee wilde werken. We hoorden dat mijn moede in paniek raakte en riep dat ze geen geld had. Ik hoorde een harde klap alsof er iemand hard werd geslagen. Ik kon vanuit de badkamer zien dat mijn moeder op de grond lag en ik zag dat mijn moeder aan haar gezicht bloedde. Ik zei tegen [slachtoffer 4] dat ze even niet moest kijken. Mijn moeder werd door twee mannen omhoog getild en werd ze weer bij ons in de badkamer gesleept waar ze kon zitten. Mijn vader zat toen ook al in de badkamer. Ik zag dat de deur werd dicht gedaan. (…..) Ik zag dat er 2 a 3 keer de deur werd open gedaan om te
kijken waar we mee bezig waren. Op een gegeven moment was het stil. De overvallers
hebben daarvoor nog meerdere malen gezegd dat er geen politie gewaarschuwd mocht
worden. (…..) Tijdens de overval werd een van de overvallers gebeld op diens telefoon. Volgens mij werd de aanvoerder gebeld. Ik denk dat het toen half vier moet zijn geweest
omdat ik ongeveer een kwartier daarvoor aan de wachter had gevraagd hoe laat het was. De wachter vertelde mij hoe laat het toen was. Zodoende kan ik de tijd een beetje inschatten. De aanvoerder stond toen op de overloop. Ik hoorde een oude ringtoon, niet van een nieuwe telefoon of zo. Aan de ringtoon te horen was het een oude telefoon. Ik hoorde hem opnemen met “he swa”. Ik heb deze persoon nog een keer horen bellen, toen belde hij zelf. (…..)
Ik heb dus een van de overvallers met een priem gezien. De man ging naar de tweede
verdieping en ging later op de trap zitten. Ik heb kunnen zien dat hij de priem met zijn rechterhand vasthield. Ik schat de priem ongeveer 30 centimeter lang. Toen we dus met zijn allen in de badkamer zaten kregen we door dat de mannen weg waren. Ik heb op mijn slaapkamer een schaar gehaald om de tyrips door te knippen en toen is de politie gebeld.
Op 26 november 2012 is [slachtoffer 4] door de hoofdagent van politie Flevoland [verbalisant 4] gehoord, waarbij zij onder meer verklaarde:
Op zondag 25 november 2012 ben ik om 23.00 uur naar bed gegaan. Ik woon op de [adres] te [woonplaats ]. Ik woon met mijn vader genaamd [slachtoffer 1], moeder genaamd[slachtoffer 2], en zus genaamd [slachtoffer 3]. Ik doe aangifte van bedreiging. (…..) Ik werd wakker gemaakt door een onbekend persoon. Ik denk dat het rond 03.00 uur is geweest. (…..) Door een hele lange man. Hij had een bivak muts op. (…..) Ik voelde dat de man mij aan mijn haren mee trok mijn bed uit. Ik stond op en hij pakte mij aan mijn polsen vast. Hij pakte mij vast met een hand aan mijn rechter pols. Ik moest van hem mee naar beneden. Ik werd naar mijn ouders slaapkamer gebracht. (…..) Ik moest op mijn knieën zitten. Ik hoorde dat iemand zei:”Waar is het geld. Dit zei de kleinste van de vier mannen. Waar zijn de juwelen”. (…..) Ik zag dat mijn vader en moeder in de slaapkamer waren. Ik zag mijn vader nog in bed.Ik zag dat mijn moeder naast mij op de grond zat. (…..) Ik zag dat de daders met elkaar spraken. Ik hoorde dat ze zeiden: Waar gaan we kijken, waar zetten wij ze neer”. Ik zag dat dader 1 dit vooral zei. Ik zag dat hij dit besprak met dader 3 en 4. Mijn moeder, vader en ik werden door dader 2 naar de badkamer gebracht. (…..) We moesten aan de achterzijde van de badkamer zitten. We mochten niet spreken of bewegen. Ze vroegen:” Waar is het geld. Waar is de kluis”. Ik zag dat mijn vader mee werd genomen door dader 1 en 3. (…..) Ik zag dat mijn zus en mijn vader terug de badkamer ingebracht werden. We moesten op de grond zitten. Ik zag dat mijn vader en moeder ty raps om hun polsen hadden zitten. (…..) Mijn moeder en vader werden elke keer uit de badkamer gehaald. Ze moesten elke keer dingen aanwijzen. Ik zag dat dader 1 telkens terug kwam en zei:” Als jullie het nu niet vertellen dan gaan er dingen gebeuren. Je wil toch niet dat er wat gebeurd met je vrouw en kinderen”. Dit zei dader 1 tegen mijn vader. Mijn moeder werd in de slaapkamer van mijn ouders gehouden. Ik hoorde dat dader 1 tegen mijn moeder zei:” [slachtoffer 1] heeft geld achter liggen. Laat zien waar de kluis is. We weten dat jullie geld hebben.[slachtoffer 2] als je niet verteld dan wordt het alleen maar erger voor jullie”. (…..) Twee of drie keer werd dader 1 gebeld. Ik hoorde de telefoon van die dader 1 ook af gaan. (…..) Ik zag dat mijn vader was geslagen, omdat hij bloed op zijn hoofd had. Ook zag ik dat mijn moeder was geslagen. Ze had dikke plekken op haar kaken. Ook zag ik bloed op haar pyjama jas zitten. Ik hoorde dader 1 zeggen tegen mijn vader:”Dit gebeurd er nou als je niks zegt. Dit gebeurd er met je vrouw [slachtoffer 1]. Vertel waar de kluis is.
(…..) Het begon om drie uur ‘s nachts. Rond 04.45 uur is mijn zus naar de telefoon gelopen om de politie te bellen. (…..)
Ik hoorde dat dader 1 zei:” Ja als je niet mee werkt moeten we consequenties nemen. We moeten jullie vingers gaan knippen. Er zullen doden vallen dus jullie zullen dan wel gaan praten”. De dader 1 zei dit vooral tegen mijn moeder en mijn vader, maar het was ook voor ons bedoelt. Ik was echt heel erg bang geworden. Ik was echt bang dat ze het echt zouden gaan doen.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat er op 26 november 2012 een woningoverval te Almere aan de [adres] heeft plaatsgevonden door vier daders die hun hoofd bedekt hadden, waarbij het in de tenlastelegging genoemde geweld en bedreiging met geweld door die daders is gebruikt en waarbij een zegelring die aan [slachtoffer 2] toebehoorde is weggenomen. De rechtbank stelt tevens vast dat door genoemde vier daders de bewoners van de woning op 26 november 2012 wederrechtelijk van de vrijheid beroofd en beroofd gehouden zijn met het oogmerk om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen of niet te doen.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of verdachte deel heeft genomen aan de woningoverval. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Gezien het feit dat een van de daders volgens de verklaring van de aangevers ten tijde van de overval werd gebeld en heeft gebeld, werden de historische verkeersgegevens opgevraagd van de masten in de directe omgeving van de plaats delict. Door de afdeling analyse van politie Flevoland werden deze gegevens nader bekeken. Uit deze analyse kwam een opvallend telefonisch contact naar voren.
Op maandag 26 november 2012 omstreeks 04.42.58 uur wordt door het nummer [telefoonnummer] ingebeld naar het nummer [telefoonnummer]. Aan deze nummers zijn respectievelijk de imeinummers [nummer] en [nummer]verbonden.
Van zowel de 06 nummers als de imeinummers werden vervolgens de historische verkeersgegevens opgevraagd. Hieruit bleek dat beide nummers op maandag 26 november 2012 omstreeks 02.30 uur werden geactiveerd en dat de telefoontoestellen na het laatste onderlinge gesprek van 04.44 uur, zijn uitgezet. De bewoners van perceel [adres] te [woonplaats ] werden diezelfde nacht tussen 02.55 uur en 05.00 uur overvallen.
Op vrijdag 30 november 2012 is door verbalisant [verbalisant 5] telefonisch contact opgenomen met zijn collega [A]. [A] is werkzaam als specialist en expert telecom bij het DSRT van het Korps Landelijk Politie Diensten. Op zijn vraag welke toestellen behoren bij de imeinummers [nummer]en [nummer] deelde hij mede dat deze beide behoren bij het telefoontoestel merk Alcatel type one touch 217.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft een onderzoek ingesteld naar de distributie van de mobiele telefoons van het merk Alcatel, type one touch 217. Uit dit onderzoek bleek dat toestellen van Alcatel in Nederland worden geleverd via het bedrijf TOT Mobile Netherlands B.V. Uit e-mail contact met dit bedrijf bleek dat genoemde imeinummers bij hen bekend waren onder de nummers [nummer] en [nummer]. Deze imeinummers waren in een partij van 3000 stuks op 17-09-2012 geleverd aan het bedrijf Tech Data Mobile Netherlands BV te Naarden. Hierop werd contact opgenomen met het bedrijf Tech Data. Via de mail werd aangegeven dat de toestellen uitsluitend geleverd waren aan de bedrijven Mediamarkt, Saturn en Belcompany.
Op zondag 2 december 2012 werd door de politie Flevoland een onderzoek ingesteld bij de Belcompany gevestigd aan de Traverse 7 te Almere. Aldaar werden de beide imeinummers ingevoerd in hun verkoopbestand. Hierbij werd vastgesteld dat de beide imeinummers op 22 november 2012 waren verkocht bij de Belcompany gevestigd aan het Buiksloterrmeerplein 200b te Amsterdam. Naar aanleiding van bovenstaande werden de beelden opgevraagd van de Belcompany gevestigd aan het Buikslotermeerplein 200b te Amsterdam. Daarnaast werden ook de beelden van cameratoezicht aldaar bekeken. Op de beelden van Belcompany is te zien dat een negroïde man met een kind op genoemde datum en tijdstip twee telefoontoestellen koopt. Op de beelden van camera toezicht is verder te zien dat deze man met het kind vermoedelijk ook bij de Mediamarkt, gevestigd aan het Buikslotermeerplein 226 te Amsterdam, is geweest. Vervolgens werden ook de beelden van de Mediamarkt opgevraagd en bekeken. Op deze beelden is te zien dat de negroïde man met het kind de winkel van de Mediamarkt in loopt en deze korte tijd later weer verlaat.
Op 11 december 2012 heeft verbalisant [verbalisant 7], hoofdagent van Politie Amsterdam Amstelland, een onderzoek ingesteld, waarbij hij heeft verklaard:
“Ik bevond mij, verbalisant, in het Hoofdbureau van Politie, Elandsgracht 117 te Amsterdam.
Ik bekeek hier de briefing van bureau Waddenweg, en zag dat er een herkenning werd verzocht van een man die mogelijk betrokken is bij een overval woning gepleegd in de nacht van zondag 25 op maandag 26 in Almere. Van deze man zijn beelden beschikbaar afkomstig van de beveiligingscamera’s van de Belcompany en Mediamarkt aan het Buikslotermeerplein te Amsterdam Noord. Ik herken de man als zijnde [verdachte], geboren op[1971] te Distrikt [district] in Suriname. Ik herken [verdachte] aan zijn gezicht, namelijk zijn profiel, neus, opvallende wenkbrauwen, mond, oogopslag, huidplooien, kin en haargrens. In de hoedanigheid als informatiespecialist ben ik, verbalisant,
[verdachte] regelmatig tegengekomen.”
Verdachte heeft zowel tegenover de politieals ter terechtzitting van 21 oktober 2013 toegegeven dat hij die telefoons op 22 november 2012 in Amsterdam bij de Belcompany heeft gekocht. Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij er thuis achter kwam dat hij het tasje met daarin de gekochte telefoons bij een snackbar had laten staan en dat hij toen is teruggereden, waarna bleek dat de telefoons al weg waren. Geconfronteerd met de camerabeelden waarop te zien is dat hij de snackbar verlaat met het tasje, heeft verdachte gesteld dat hij “ niet specifiek heeft gezegd dat hij het (tasje) in de snackbar had achtergelaten en dat hij het overal kwijt kan zijn geraakt, waarbij hij aangeeft dat hij het tasje misschien op het dak van zijn auto heeft laten liggen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met deze tegenstrijdige verklaringen het door hem gestelde scenario dat de twee door hem gekochte telefoons op 26 november uit zijn bezit zijn geraakt, niet aannemelijk heeft gemaakt. .Ook anderszins is dat niet aannemelijk geworden.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte op 26 november 2012 in het bezit was van twee telefoons met de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer], waarmee in de periode waarin de overval gepleegd is, gebeld is. Uit de historische mastgegevensis bovendien gebleken dat genoemde telefoonnummers gedurende vrijwel de gehele periode masten hebben aangestraald die zich bevonden in de directe nabijheid van de overvallen woning. Verdachte heeft daarvoor geen aannemelijke verklaring gegeven.
De raadsman heeft aangevoerd dat de door de aangevers genoemde tijden, waarop de telefooncontacten zouden hebben plaatsgevonden, niet overeenkomen met de door de politie vastgestelde tijdstippen van de twee telefooncontacten. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat uit de historische mastgegevens blijkt dat de genoemde telefoons in de nacht in kwestie niet steeds dezelfde mast aanstralen, maar steeds een andere, hetgeen zich niet verdraagt met de veronderstelling dat een van deze telefoons zich in de woning, dus op een vaste plek, zou hebben bevonden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De politie is weliswaar via de verklaringen van aangevers over door hen waargenomen belcontacten (uiteindelijk) op de twee genoemde telefoons uitgekomen, maar daarmee is nog niet gezegd dat aangevers ook juist de twee uit de technische gegevens blijkende telefooncontacten hebben waargenomen.
Ook moet de raadsman worden toegegeven dat het door beide telefoons aanstralen van steeds verschillende palen zich, mede gelet op hetgeen de deskundige daarover ter terechtzitting heeft verklaard, niet goed verdraagt met de veronderstelde permanente aanwezigheid van een van die telefoons in de woning. De rechtbank leidt echter uit het feit dat deze telefoons in het tijdvak van de overval zijn gebruikt in de onmiddellijke omgeving van de overval, dat zij zijn geactiveerd kort voor de aanvang van de overval en zijn gedeactiveerd kort daarna, af dat deze naar alle waarschijnlijkheid - door verdachte en/of zijn mededaders - zijn gebruikt bij de overval.
In de overvallen woning is een aantal kabelbinders, tiewraps, aangetroffen, waarmee de slachtoffers zijn vastgebonden. Deze kabelbinders zijn veiliggesteld, genummerd en bemonsterd voor DNA-onderzoek. Een van deze kabelbinders is genummerd AAFG4316NL#1.
In zijn (herzien) rapport van 29 januari 2013 heeft het NFI het volgende gerapporteerd:
Het afgeleide onvolledige DNA-hoofdprofiel van het DNA in de bemonstering
AAFG4316NL#01 van de kabelbinder is op 9 januari 2013 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA profielen.
Hierbij is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster [nummer]. Het DNA profiel van [verdachte] [nummer] (geboren op [1971]) maakt deel uit van dit DNA-profïelcluster. Dit betekent dat een relatief groot gedeelte van het DNA (bloed en/of celmateriaal) in deze bemonstering afkomstig kan zijn van [verdachte].
De berekende frequentie van het afgeleide onvolledige DNA-hoofdprofiel van het DNA in de bemonstering AAFG4316NL#1 is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het
DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide onvolledige DNA
hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft er geen verklaring voor gegeven hoe zijn DNA-profiel op de onderzochte kabelbinder terecht is gekomen.
De raadsman heeft gesteld dat het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een tiewrap, een verplaatsbaar object, die van buiten de woning zal zijn meegenomen, hetgeen de mogelijkheid openlaat dat verdachtes DNA daar op andere wijze en op een andere plaats dan bij de overval op terecht gekomen kan zijn. Ook verdraagt de geringe hoeveelheid aangetroffen DNA materiaal zich naar het oordeel van de raadsman niet met het beweerde aantrekken van de tiewrap.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De onderzochte tiewrap is in de woning aangetroffen en bevatte op het uiteinde, daar waar die tiewrap wordt aangetrokken, het DNA van verdachte. De deskundige heeft ter zitting verklaard dat de hoeveelheid en de plaats van het aangetroffen DNA past bij het achterblijven van DNA bij het aantrekken van de tie-wrap.
Bij gebreke van een plausibele verklaring van verdachte hoe zijn DNA op de tiewrap terecht gekomen kan zijn (de mogelijkheid dat de tiewraps door anderen in aanraking zijn gebracht met de (verpakking van) de door verdachte gekochte telefoons, nadat deze van verdachte waren ontvreemd of waren gevonden, kan gelet op het over de telefoons overwogene worden uitgesloten), in combinatie met het gegeven dat de twee door verdachte aangeschafte telefoons bij de overval zijn gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte geopperde mogelijkheid dat zijn DNA op andere wijze dan bij de overval op de tiewrap terecht is gekomen, geen geloof verdient.
Op grond van het hiervoor overwogene met betrekking tot de aanschaf van voornoemde telefoons, het gebruik van die telefoons enkel en alleen in het nachtelijke tijdsbestek gedurende de overval, het dan aanstralen van die telefoons van palen in de nabije omgeving van de overval en het aantreffen van het DNA van verdachte op een tiewrap die gebruikt is ten tijde van de overval, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte één van de personen is die de overval heeft gepleegd.